'Ik bleef standvastig'
Plaats een reactieDoreen Vermeulen-Cranch: de eerste vrouwelijke hoogleraar
Doreen Vermeulen-Cranch (93) werd vijftig jaar geleden niet alleen de eerste vrouwelijke hoogleraar, maar ook de eerste hoogleraar anesthesiologie. Zij stond daarmee aan de basis van anesthesiologie als zelfstandig specialisme.
beeld: De Beeldredaktie, Marco Hofsté
Doreen Vermeulen-Cranch heeft een drukke loopbaan achter de rug. En druk heeft ze het nog steeds. Ze woont nog zelfstandig in Elburg en ontpopt zich als een aangename gastvrouw. Gezeten in haar fauteuil vertelt ze over haar carrière en de moderne anesthesiologie die zij in Nederland introduceerde.
De in Engeland geboren Vermeulen-Cranch deed haar geneeskundestudie in Cardiff. In Engeland was het destijds heel gewoon dat vrouwen gingen studeren of buitenshuis gingen werken. ‘Engelse vrouwen waren eerder geëmancipeerd dan de Nederlandse. Dat komt onder meer door de Eerste Wereldoorlog toen veel vrouwen het werk van mannen moesten overnemen. Na de oorlog gaven vrouwen hun positie niet snel terug. Bovendien kent Groot-Brittannië naast de suffragettes beroemde schrijfsters als Jane Austen en de Brontë-zussen die voor vrouwenrechten opkwamen.’
Terwijl op het continent de Tweede Wereldoorlog woedde, deed Vermeulen-Cranch op haar 24ste haar artsexamen. Direct daarna deed ze ervaring op in verscheidene specialismen. ‘Ik vond anesthesie toen nog een beetje griezelig. Zeker in die tijd was de patiënt bij anesthesie buiten bewustzijn. Veel artsen vergeten dat de patiënt dan niet meer voor zichzelf kan zorgen. De patiënt geeft in feite haar leven over aan de anesthesioloog. Ik vond het naar om als onervaren arts al die verantwoording te hebben.’
Druppeltje ether
Bij toeval kwam ze in aanraking met anesthesiologie. Een kennis – fysicus van beroep – werkte bij Robert Macintosh in Oxford, de eerste Europese hoogleraar anesthesiologie. Vermeulen-Cranch mocht er een keer komen kijken en was meteen om. ‘Ik vond het daar fantastisch. Er werkte een heel team samen met artsen, fysici en noem maar op. Die combinatie vond ik een echte verdieping van het vak.’
Vermeulen-Cranch ging werken op de afdeling Anesthesiologie van een ziekenhuis in Wales, maar ze wilde een betere opleiding en kwam uiteindelijk in Londen terecht. Nog tijdens de oorlog voltooide ze haar anesthesiologieopleiding. Toen leerde ze haar Nederlandse man kennen: een kapitein op de grote vaart. Na de oorlog trouwden ze en ging ze in het Amsterdamse Wilhelmina Gasthuis werken bij de Amsterdamse hoogleraar chirurgie Willem Noordenbos.
Nederland telde op dat moment nog geen anesthesiologen. De jongste assistent gaf meestal de narcose (af en toe een druppeltje ether) onder verantwoordelijkheid van de chirurg. Omdat de narcose niet nauwkeurig was, werden patiënten tot verbijstering van Vermeulen-Cranch vastgebonden. Dat deden ze in Engeland al jaren niet meer. Heel langzaamaan voerde ze veranderingen door. Zo ging ze patiënten monitoren met een bloeddrukmeter. ‘Het moest met tact gebeuren, want die mannen lieten niet alles zomaar gebeuren. Ik was heel standvastig en dat bleef ik mijn hele carrière.’
Narcosetoestel
Haar geduld werd op de proef gesteld toen ze een chirurg in Utrecht sprak. Hooghartig meldde hij haar dat er in zijn ziekenhuis geen anesthesiologen waren en dat ze die ook niet nodig hadden. Hij ‘deed’ de narcose erbij. Drie maanden later nam diezelfde chirurg contact op met Vermeulen-Cranch en vroeg haar te helpen. Nadat er onder zijn handen drie patiënten op tafel waren overleden, durfde hij niet meer te opereren. ‘Hij zei meteen dat de sterfgevallen het gevolg waren van de narcose. Ik bedacht me nog dat hij mij drie maanden daarvoor had meegedeeld dat hij daarvoor verantwoordelijk was. We spraken af dat ik zou komen helpen.’
In Utrecht bleek dat het narcosetoestel verkeerd in elkaar was gezet. Ze maakte het in orde en kwam vervolgens eenmaal per week langs voor de anesthesie. Ze herinnert zich een thoraxoperatie. ‘Ik was gewend dat de patiënt van tevoren fysiotherapie kreeg en dat bij een operatie een minimale hoeveelheid sputum aanwezig was. Terwijl ik bij de patiënt een bronchoscoop inbracht, bleek zij helemaal niet te zijn klaargemaakt. Ik nam de beslissing dat zij niet kon worden geopereerd. Toen ik dat meedeelde, was het muisstil. Maar ze hebben mijn uitleg wel geaccepteerd.’
Kinderschoenen
Anesthesiologie stond in Nederland nog in de kinderschoenen. Het was een nieuw specialisme en zo vlak na de oorlog waren de middelen beperkt. Najaar 1946 ging Noordenbos met emeritaat. De nieuwe hoogleraar, Boerema, vroeg Vermeulen-Cranch te helpen bij de opzet van een thoraxkliniek. Voor de jonge anesthesiologe kwam dit aanbod onverwacht. ‘Ik dacht dat hij mij weg wilde hebben, maar hij vroeg me om een school voor moderne anesthesiologie op te zetten. Net als Noordenbos was Boerema iemand met visie.’
Vermeulen-Cranch startte met twee anesthesiologen in opleiding. Het waren huisartsen die hun praktijk hadden verkocht en leefden van de opbrengst daarvan – ze kregen geen salaris. ‘Het was een prettige tijd. De voormalig huisartsen konden goed met mensen omgaan. Wat ik zelf wat vreemd vond, was dat de assistenten ouder waren dan ik. Om wat ouder te lijken, bond ik mijn haar strak bovenop mijn hoofd.’
Ze deed onderzoek, hield lezingen en gaf les. ‘We beseften dat anesthesiologie een volwaardig specialisme moest worden. Chirurgen vonden echter dat anesthesie onderdeel van de chirurgie moest blijven. Daarmee was ik het niet eens, want we werken voor veel meer specialismen dan alleen heelkunde.’
In de jaren vijftig bewees anesthesiologie steeds meer haar diensten. Vermeulen-Cranch voerde veel veranderingen door. Zo introduceerde ze onder meer de verkoeverruimte. De groep van Vermeulen-Cranch groeide, maar pas toen zij in 1958 hoogleraar werd, kreeg zij een budget, een eigen staf, apparaten en alles wat bij een afdeling hoort. De anesthesiologie als zelfstandig specialisme was een feit. MC
- Er zijn nog geen reacties