Laatste nieuws

Hulp van verpleegkundigen

Plaats een reactie

Wet toetsing levensbeëindiging roept nieuwe vragen op

De rol van verpleegkundigen bij euthanasie of hulp bij zelfdoding staat al jaren ter discussie. In hoeverre moeten zij voorbereidende handelingen verrichten? En zo ja, welke handelingen zijn dat dan? De in april 2002 in werking getreden ‘Euthanasiewet’ verschaft geen duidelijkheid.

De Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding lijkt een nieuw discussiepunt op te werpen: is het een taak van verpleegkundigen om voorbereidende handelingen te verrichten? De rol van de verpleegkundige bij de uitvoering van euthanasie of hulp bij zelfdoding staat buiten kijf: de uitvoering is voorbehouden aan de arts. Dit blijkt ook uit de zorgvuldigheidseis: de arts heeft de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig uitgevoerd.


Daarmee lijkt de kous af. Echter, welke handelingen worden bedoeld als het gaat over de uitvoering van euthanasie of hulp bij zelfdoding?



Onlangs zette de KNMG1 haar standpunt daarover uiteen. De arts kan de hulp van de verpleegkundige inroepen inzake het inbrengen van een infuusnaald; de verpleegkundige dient niet in aanraking te komen met euthanatica.


Over dit laatste punt geeft de KNMG geen nadere uitleg. Daarmee blijft een precieze interpretatie in het ongewisse. In ditzelfde schrijven kondigt de KNMG aan dat een herziening van de euthanasierichtlijnen van de KNMG en NU’912 aanstaande is. Het is dus een uitgelezen moment om de discussie aan te wakkeren over de rol van verpleegkundigen bij voorbereidende handelingen.

 

 

 

 

 

 

Foto: Hans Oostrum

Voorbereiding


De verpleegkundige die de patiënt in de juiste houding helpt voor de orale inname van een euthanaticum én de


verpleegkundige die een euthanaticum oplost, voeren in principe beiden voorbereidende handelingen uit. Voorbereidende handelingen kunnen ‘verzorgend’ en ‘technisch’ van aard zijn. In het onderhavige artikel neemt de KNMG het technische aspect als uitgangspunt. Voorbereidende handelingen worden gedefinieerd als handelingen die voorbereidend van aard en gerelateerd zijn aan de toe te dienen middelen. Op basis van een rapport van de KNMP3 en nog ongepubliceerde resultaten van een lopend onderzoek aan de Universiteit Maastricht4 onderscheiden we de volgende voorbereidende handelingen:

Taken met betrekking tot het klaarmaken van de middelen:


l aanreiken van spullen aan de arts inzake het oplossen van de middelen;


l instrueren van de arts inzake het oplossen van de middelen;


l controleren van de middelen die door de arts zijn opgelost;


l oplossen van de middelen voor intraveneuze toediening per infuus;


l klaarmaken van de spuit voor intraveneuze of intramusculaire injectie;


l oplossen van orale middelen.


Taken met betrekking tot de toedieningsweg van de middelen:


l aanreiken van spullen aan de arts inzake het inbrengen van een infuusnaald;


l inbrengen van een infuusnaald;


l controleren van een infuusnaald; 


l aansluiten van een infuuslijn met fysiologisch zout.


Taken met betrekking tot de premedicatie bij orale toediening.


Indien men kiest voor orale toediening adviseert de KNMP3 de patiënt tijdens het voorafgaande etmaal een anti-


emeticum te geven, bijvoorbeeld driemaal daags een zetpil. Deze voorbereiding noemt men ook wel ‘premedicatie’.5 Omdat de patiënt deze premedicatie meer keren per dag nodig heeft, kunnen verpleegkundigen daarbij een taak hebben, bijvoorbeeld klaarleggen, aanreiken of toedienen van deze medicatie.

Uitsluitsel


Is het een taak voor verpleegkundigen om voorbereidende handelingen uit te voeren? Deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. Uit de zorgvuldigheidseis ‘De arts heeft de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig uitgevoerd’ is dit niet af te leiden. De Memorie van Toelichting brengt evenmin klaarheid: ‘[…] In de tweede plaats moet de levensbeëindiging door de arts zelf worden uitgevoerd. De daarvoor vereiste handelingen mogen niet aan


verpleegkundigen of aan omstanders worden overgelaten […]’. Hoe smal of breed we deze ‘vereiste handelingen’ moeten opvatten, blijft onvermeld.



Ook de toenmalige minister Borst heeft geen definitief uitsluitsel gegeven bij de behandeling van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding op 10 april 2001 in de Eerste Kamer.


In de praktijk kan het voor de arts onhandig zijn als een verpleegkundige niet behulpzaam wil zijn bij voorbereidende handelingen. De KNMG1 neemt een pragmatisch standpunt in met betrekking tot het inbrengen van een infuusnaald.

Strafbaar


Niettemin kan een verpleegkundige


verschillende argumenten aanvoeren om medewerking aan voorbereidende handelingen te weigeren.


Daar is de juridische onzekerheid voor de verpleegkundige. Tot nu toe is de rechtspositie van de verpleegkundige niet bij wet geregeld. Het meewerken aan een strafbare handeling is in beginsel strafbaar. De vraag rijst: op grond van welke bijdrage(n) kan een verpleegkundige worden vervolgd als de arts wordt vervolgd? Artikel 48 uit het Wetboek


van Strafrecht biedt onvoldoende opheldering: ‘Als medeplichtigen van een misdrijf worden gestraft: […] zij die opzettelijk gelegenheid, middelen, of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.’ Ook is onduidelijk hoe ‘opzettelijk’ moet worden geïnterpreteerd. De term wekt de suggestie dat er kwaadwilligheid in het spel moet zijn. De verpleegkundige zal ongetwijfeld zicht hebben op de naleving van de zorgvuldigheidseisen. Formeel mag men van de verpleegkundige niet verwachten, dat zij volledig zicht heeft op de naleving van de zorgvuldigheidseisen door de desbetreffende arts. Een verpleegkundige zou zich zo licht kunnen vergissen in het handelen van de arts. Is zij te goeder of te kwader trouw?

bewijsmateriaal
Om misverstanden te voorkomen stelt de KNMG1 - als het gaat over de verpleegkundige die wordt gevraagd een voorbereidende handeling te verrichten, maar niet betrokken is in de zorgverlening van de patiënt - het volgende voor. De schriftelijke opdracht aan de verpleegkundige dient voldoende informatie te bevatten over het uiteindelijke doel van de handeling - euthanasie of hulp bij zelfdoding - en het juridisch kader waarin deze plaatsvindt. Dit is een redelijk voorstel, omdat het de verpleegkundige schriftelijk bewijsmateriaal bij vervolging in handen geeft. Overigens zou dit voorstel niet alleen moeten gelden voor verpleegkundigen die de patiënt niet kennen, maar ook voor verpleegkundigen die wel betrokken zijn in de zorgverlening van de patiënt. Zij kunnen zich verkijken op de situatie, temeer daar zij niet altijd gekend zijn in het besluitvormingsproces.

Wet BIG


Dan is er de professionele verantwoordelijkheid van verpleegkundigen op grond van de Wet BIG. Men kan niet zonder meer vaststellen dat verpleegkundigen een infuusnaald mogen inbrengen. Dit is in tegenspraak met het standpunt van de KNMG.1 Artikel 33 van de Wet BIG omschrijft het deskundigheidsgebied van de verpleegkundige als volgt:


l Het verrichten van handelingen op het gebied van observatie, begeleiding, verpleging en verzorging.


l Het ingevolge de opdracht van een beroepsbeoefenaar op het gebied van de individuele gezondheidszorg verrichten van handelingen in aansluiting op diens diagnostische en therapeutische werkzaamheden.

De uitvoering van euthanasie of hulp bij zelfdoding kan als ongewoon medisch handelen worden aangemerkt en is daarmee diagnostisch noch therapeutisch van aard. Op grond van dit gegeven kan men stellen dat verpleegkundigen in voorbereidende zin hun medewerking niet hoeven te verlenen.

Gewetensbezwaren


Uiteraard kan de verpleegkundige


gewetensbezwaren maken tegen medewerking aan voorbereidende handelingen, maar dit is niet het meest zuivere argument om zich op te beroepen. Bij gewetensbezwaren komen de fundamentele persoonlijke waarden en normen in botsing met de professionele verantwoordelijkheid.6



Aangezien verpleegkundigen geen professionele verantwoordelijkheid dragen ten aanzien van voorbereidende handelingen bij euthanasie of hulp bij zelfdoding, blijft de vraag in hoeverre het reëel is te spreken over gewetensbezwaren.



Op basis van juridische overwegingen en professionele verantwoordelijkheid beschikken verpleegkundigen in principe over voldoende argumenten om medewerking aan voorbereidende handelingen te weigeren. Zolang zij in een onzekere rechtspositie verkeren, is dit het meest veilige standpunt.

drs. G.G. van de Scheur,


verpleegkundige en verplegingswetenschapper


dr. A.J.G. van der Arend,


verpleegkundige en ethicus


prof. dr. R.H.J. ter Meulen,


ethicus en directeur van het Instituut voor Gezondheidsethiek

allen verbonden aan de Universiteit Maastricht

Correspondentieadres: G.G. van de Scheur, Universiteit Maastricht, Instituut voor Gezondheidsethiek, Postbus 616, 6200 MD Maastricht, e-mail: a.vandescheur@ige.unimaas.nl

Link:

Klik hier voor het dossier euthanasie

SAMENVATTING


l De Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding biedt stof tot discussie als het gaat over de rol van verpleegkundigen bij voorbereidende handelingen.


l Het gaat daarbij om ‘technische handelingen’ die voorbereidend van aard zijn en zijn gerelateerd aan de toe te dienen middelen, zoals het klaarmaken van de middelen en taken met betrekking tot de toedieningsweg van middelen.


l Verpleegkundigen kunnen verschillende argumenten aanvoeren


om hun medewerking te weigeren: hun onzekere rechtspositie, hun professionele verantwoordelijkheid en gewetensbezwaren.

Literatuur


1.

KNMG. Duidelijkheid voorbereidende handeling euthanasie. Medisch Contact 2002; 57 (34): 1215. 

2. KNMG, NU’91. Richtlijnen samenwerking en taakafbakening arts en verpleegkundige bij de procedure rond euthanasie. Utrecht 1997.  3. KNMP. Toepassing en bereiding van euthanatica. Den Haag 1998.  4. Scheur GG van de. De rol van verpleegkundigen bij medische beslissingen rond het levenseinde. Onderzoek in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport.  5. Horikx A, Admiraal PV. Toepassing van euthanatica; ervaringen van artsen bij 227 patiënten,1998-2000. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2000; 144 (52): 2497-500.  6. Arend A van der, Gastmans C. Ethisch zorg verlenen. Handboek voor de verpleegkundige beroepen. HB Uitgevers. Baarn 2002.

KNMG
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.