Heupindex werpt gunstig licht op Nederlandse zorgkosten

De kosten van de gezondheidszorg vallen in Nederland wel mee. Die conclusie durft consultancykantoor PWC aan op basis van zijn tweede heupindex, een vergelijking van het aantal uren dat een inwoner van een land moet werken om een heupoperatie, staaroperatie of keizersnede te betalen.

De eerste ‘heupindex’ van PWC dateert van twee jaar geleden. Het idee is afgekeken van het Britse blad The Economist, dat een internationale koopkrachtvergelijking maakt aan de hand van de prijs van een Big Mac. PWC heeft voor de heupindex de kosten van drie, volgens het bureau veelvoorkomende en vrij gestandaardiseerde ingrepen vertaald naar het gemiddeld aantal uur dat inwoners van acht verschillenden landen voor zo’n operatie zouden moeten werken.

Met 304 uur werken voor een heupoperatie en 131 uur werken voor een keizersnede komt Nederland voor deze ingrepen als gunstigste uit de bus, en met 42 uur werken voor een staaroperatie als een-na-gunstigste. Nederland werd vergeleken met Groot-Brittannië, Spanje, Zwitserland, Australië, Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika. Die laatste twee komen telkens als ongunstige uit de bus.

In Nederland zijn de kosten van de genoemde medische behandelingen relatief laag ten opzichte van de andere landen in de vergelijking, bijvoorbeeld door de keuze voor dagopname. Uitgedrukt in werkuren daalden die kosten nog met 1,1 procent ten opzichte van de vorige vergelijking.

Op zich stegen de uitgaven voor gezondheidszorg als percentage van het bruto binnenlands product relatief veel in Nederland de afgelopen jaren, en ook in absolute bedragen groeiden de uitgaven, stelt PWC. Nederland geeft relatief veel uit aan langdurige zorg, aldus het bureau. PWC merkt op, dat als de Nederlandse overheid de zorgkosten wil drukken, er beter geen focus op meer efficiënt werken moet worden gelegd, maar op het omlaag brengen van het aantal patiënten en behandelingen.