Laatste nieuws
Irene Braakman
3 minuten leestijd
over de grens

Grenzen weerleggen

Plaats een reactie

Toen in 1816 de Nederlandse Antillen van Engelse in Nederlandse handen overgingen, bestonden er nauwelijks echte dokters op Curaçao. Na de afschaffing van de slavernij waren de slaven aangewezen op hun eigen kruidendokters, kurioso of kurandero genoemd. Dezen hadden hun kennis door mondelinge overlevering verkregen en stonden in hoog aanzien. De behandeling, waar behalve kruiden ook vaak geesten aan te pas kwamen, was meestal gratis, maar soms werd een kleine vergoeding gegeven zoals koffie en brood. In 1868 wees de gouverneur een verzoek van de districtsmeester van Bandabou (westelijk deel van Curaçao) voor een dokter af, omdat ‘er nooit klachten binnenkwamen over de medische verzorging’. In 1878 was er in het stadsdistrict één vaste geneesheer met een salaris uit de overheidskas en de beschikking over een dienstpaard. Rond de eeuwwisseling had de stad negen dokters.

De opening van het Panamakanaal gaf, door de toegenomen scheepvaartactiviteiten, een belangrijke impuls aan de ontwikkeling van de ‘moderne’ geneeskunde. De toename van het aantal zeelieden dat de haven aandeed, bracht een stijging van het aantal gevallen van geslachtsziekten teweeg.
Dr. Waterman, bekend van de Wasserman-reactie op syfilis, werd in 1917 het eerste hoofd van de openbare gezondheidsdienst. Hij richtte onder andere een geslachtsziektenpolikliniek en een serologisch laboratorium in. Het Rode Kruis, opgericht in 1931, nam de tuberculosebestrijding ter hand en zette een bloedtransfusiedienst op. Het in 1941 opgerichte Wit Gele Kruis stelde wijkverpleging en consultatiebureaus in. De komst van de Shell, in 1914, gaf eveneens een belangrijke impuls aan de gezondheidszorg. De medische dienst van de raffinaderij, vooral na de Tweede Wereldoorlog tot bloei gekomen, was een geïntegreerd bedrijf voor bedrijfsgeneeskunde, milieuhygiëne en industriële hygiëne en had tevens een havenmedische dienst, een polikliniek voor huisartsen en specialisten en een eigen ziekenhuis, waar kaderpersoneel, werklieden en hun gezinnen alle denkbare zorg konden krijgen.

Intussen was een groot aantal specialisten in het Sint Elizabeth Hospitaal werkzaam. Dat was voor de universiteit van Groningen reden om met het ziekenhuis een affiliatie-overeenkomst te sluiten om medische studenten in de gelegenheid te stellen hun postdoctorale opleiding op Curaçao te volgen. In 1967 was de Nederlands Antilliaanse Stichting voor Klinisch Hoger Onderwijs (NASKHO) een feit. Behalve co-assistenten kwamen er assistenten en chefs de clinique voor de verschillende specialismen. De NASKHO organiseerde tweemaal per jaar een postgraduate cursus en stimuleerde wetenschappelijk onderzoek. De wetenschappelijke ontwikkeling van de geneeskunde kwam hiermee in een stroomversnelling. Behalve dat docenten stage verlenen, worden ze ook ‘scherp gehouden’ door de jonge mensen die net uit de collegebanken komen en veel kritische vragen kunnen stellen. Met de komst van de NASKHO is zo langzamerhand ook alles in huis waar de moderne geneeskunde in Nederland over beschikt.

Praktisch alle specialismen zijn op het eiland vertegenwoordigd. Voor operaties, ingrepen of behandelingen die niet op het eiland kunnen plaatsvinden, voor orgaantransplantatie (vooral nier en cornea) of IVF kunnen mensen naar het buitenland worden doorverwezen. Steeds gespecialiseerder behandeling is op het eiland zelf mogelijk geworden. Ernstig premature kinderen bijvoorbeeld, die vroeger ten dode waren opgeschreven, kunnen tegenwoordig in leven blijven dankzij een uitstekend geoutilleerde neonatologie intensive care. De enige beperkingen vormen mogelijkerwijs de financiën: bij minder beschikbare middelen zullen er keuzes moeten worden gemaakt.

Zaken als euthanasie en orgaandonorschap spelen op Curaçao niet of nauwelijks. Dit in tegenstelling tot Nederland, waar deze onderwerpen bijna aan de orde van de dag zijn. In het binnenkort te houden symposium ‘Weerleggen van grenzen’ zal euthanasie desalniettemin een van de topics zijn. We zeggen vaak schertsend dat op Curaçao alles twintig jaar later gebeurt dan in Nederland. Waarom euthanasie (nog) niet echt leeft, komt wellicht doordat de dood veel meer wordt geaccepteerd als horend bij het leven en ook lijden voorafgaand aan het sterven meer geaccepteerd lijkt te worden. Misschien heeft het katholieke geloof daar iets mee te maken.


Shon Moi zegt in een van de boeken van wijlen pater Brenneker, die veel volksgebruiken en volksuitspraken verzamelde: ‘Men gaf een stervende die al te lang bleef talmen een aftreksel van een paar olijftoppen, goed groen en sterk; dat verdoofde hem zozeer, dat hij ook niets meer tot zich nam en dood ging. Als de dood dan nog uitbleef, riep men de voorbidder en de aflegster. Die lieten iedereen de kamer uitgaan, baden het credo en hielden de zieke watten met ether onder de neus, terwijl zij zijn mond afsloten.’


Hoewel ik in de bijna twintig jaar dat ik als huisarts heb gewerkt veel oude patiënten heb zien overlijden, heb ik eigenlijk nooit een vraag om euthanasie gehad. Ik ben altijd sterk onder de indruk geweest van de wijze waarop mensen hun leven afrondden, maar ook over de wijze waarop de familie het overlijden accepteerde. Bo tin ku konforma: Je moet je conformeren. <<

Irene Braakman, huisarts op Curaçao

over de grens
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.