Geen grote aanpassingen wetswijziging BIG
1 reactieEr lijken geen grote aanpassingen te komen in de wetswijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Minister Bruins voor Medische Zorg veegt een flink aantal van de kritiekpunten van onder meer de KNMG van tafel.
Dat blijkt uit antwoorden op Kamervragen die ruim een jaar geleden werden gesteld over de voorgenomen wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG). Op verzoek van de SP-fractie worden daarin ook vragen van de KNMG beantwoord. Voormalig VWS-minister Schippers diende het wetsvoorstel eind december 2016 in. Belangrijke aanpassingen over wetswijziging gaan over een breed beroepsverbod voor beroepsbeoefenaren van wie de inschrijving in het BIG-register wordt doorgehaald. Artsen kunnen dan bijvoorbeeld ook niet meer elders in de gezondheidszorg met patiënten werken. De wijziging beoogt bovendien het nieuwe middel ‘last tot onmiddellijke onthouding van beroepsactiviteiten’ (LOB), waarmee de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd iemand kan dwingen het werk neer te leggen, nog voordat er een tuchtrechtelijk oordeel over is gegeven. De bestuursrechter toetst of deze maatregel terecht is opgelegd. Nog een belangrijke wijziging is dat misdragingen in de privésfeer, buiten de beroepshoedanigheid, ook onder het tuchtrecht komen te vallen.
De KNMG maakt zich met betrekking tot het brede tuchtrechtelijke beroepsverbod zorgen over oprekking van de bevoegdheden van de tuchtcolleges en het tuchtrecht, zo valt op te maken uit de Kamervragen. Maar de regering, zo schrijft Bruins, benadrukt dat deze maatregel bestemd is voor uitzonderlijke, ernstige gevallen. Het opleggen van een breed beroepsverbod zal zich beperken tot hooguit enkele gevallen per jaar en moet in verhouding staan tot wat de maatregel beoogt. Bruins vindt het niet wenselijk dat in de wet komt te staan dat enkel gebruikgemaakt kan worden van de maatregel indien het gevaar voor de kwaliteit en veiligheid binnen de individuele gezondheidszorg zodanig is dat dit niet op een andere manier kan worden voorkomen, zoals de KNMG voorstelde. De tuchtrechter moet sowieso een proportionaliteitsafweging maken.
Ook het idee van de KNMG om in plaats van de LOB te kiezen voor een tuchtrechtelijke voorlopige voorziening, wordt door de regering afgewezen. Zo’n tuchtrechtelijke voorlopige voorziening kost te veel tijd, terwijl een LOB meteen kan worden opgelegd. In de tijd die het zou kosten, kan veel schade aan patiënten worden aangericht, schrijft Bruins. De regering is het ook niet met de KNMG eens dat in het wetsvoorstel onvoldoende tot uitdrukking komt waarom een gewone tuchtprocedure niet kan worden afgewacht. Volgens Bruins staan de voorwaarden duidelijk vermeld in het wetsvoorstel en gaat het om gedragingen die van dusdanige aard zijn dat het belang van de volksgezondheid met zich meebrengt dat de beroepsbeoefenaar stopt met werken, totdat het regionaal tuchtcollege heeft geoordeeld. De regering vindt het daarbij niet nodig dat de LOB binnen een week aan een rechterlijke instantie moet worden voorgelegd, zoals de KNMG voorstelde.
Lees ook:-
Simone Paauw
Simone Paauw interviewt het liefst de ‘gewone arts’ met een bijzonder verhaal. Ze heeft aandacht voor diversiteit en inclusie in de breedte, discriminatie en grensoverschrijdend gedrag (op de werkvloer) en de positie van vluchtelingen en vluchteling-artsen. (Gezondheids)recht en medisch tuchtrecht hebben haar bijzondere interesse.
van Loon
arts, Oosterbeek
Wat is de bedoeling geweest van de bedenker van deze wetgeving? Heeft hij de Inquisitie voor ogen gehad? Snapt de nieuwe minister wel, waar het in de geneeskunde om gaat en dat bijvoorbeeld "niet goed gegaan" echt niet hetzelfde is als "niet goed ge...daan"? Of dat de perceptie van degene, die met een vinger naar een zorgverlener gaat wijzen, wel eens door zeer veel andere zaken gekleurd kan zijn? Een ernstige misdraging moet zeker gestraft, maar een fout , een complicatie of een blunder vraagt altijd reflectie.
Hebben de zaken van Lucia de Berk, ook een zorgverlener waar een andere zorgverlener naar begon te wijzen, de huisarts Tromp uit Tuitjenhorn waar een hooggeleerde collega op een verhaal de potentiële massamoordenaar wel wilde aanwijzen , de in Radar afgebrande orthopeed de Bruin waar IGZ en het OM later bakzeil moesten halen, en andere zaken, waar de Inspectie de kennelijk door deze bedenker van wetgeving aangebrachte "tanden" wel eens zou laten zien, de wetgever niet aan het twijfelen gebracht? Snapt de wetgever dat dit "machtsmiddel", wat in vrijwel alle gevallen, ook waar er geen "schuld" blijkt, tot een virtueel Berufsverbot zal leiden voor het individu, maar ook met enorme onrust in zorginstellingen en beroepsgroepen?
Mijn eigen ervaring in deze werd in Medisch Contact in 2013 uitgebreid belicht. De Nationale Ombudsman heeft toen een vernietigend rapport over het functioneren van IGZ geschreven. IGZ gaf geen krimp. Maar het Inquisitionele karakter van de wetgeving, waarop zij moeten functioneren bleef. Jammer, dat de stem van de KNMG niet serieus wordt genomen.