Laatste nieuws
A.P.M. Heintz c.s.
7 minuten leestijd
chirurgie

Concentratie loont

Plaats een reactie

Behandeling ovariumcarcinoom in Nederland onder de maat



De kwaliteit van de behandeling van ovariumcarcinoom is veel beter in gespecialiseerde centra door gespecialiseerde gynaecologen. Toch kunnen ook de beste Nederlandse centra internationaal nog niet meekomen. Dat is onaanvaardbaar. Het roer moet om.



In de jaren zeventig onderging de behandeling van het ovariumcarcinoom een drastische wijziging. Bij het vroege stadium werd de stadiëringsoperatie geïntroduceerd en bij het gevorderde stadium de zogeheten debulkingoperatie. Tegelijkertijd vonden met de introductie van cisplatine, later carboplatine en paclitaxel (Taxol) belangrijke medicamenteuze doorbraken plaats. Deze ontwikkelingen leidden ertoe dat de vijfjaarsoverleving verbeterde van rond de 5 procent in de jaren zestig naar 50 procent in het huidige decennium.1 2



In de literatuur worden de beste resultaten gerapporteerd door gespecialiseerde centra waar speciaal opgeleide gynaecologen in multidisciplinair verband patiënten met ovariumcarcinoom behandelen (zie kader).2 3 Voor de behandeling van gynaecologische tumoren is voldoende kennis van de oncologie en het beheersen van een aantal algemeen chirurgische en gynaecologische technieken noodzakelijk.



Oncologie en algemene heelkunde zijn geen onderdeel van het opleidingspakket van de algemene gynaecoloog. Eind jaren zestig kwam in de VS het subspecialisme gynaecologische oncologie tot ontwikkeling, waarin deze vaardigheden zijn verenigd. In Nederland heeft het tot het begin van deze eeuw geduurd voordat de inhoud van dit subspecialisme werd vastgelegd, maar algemene heelkunde is daarvan nog steeds geen onderdeel.



In Nederland wordt al jaren gediscussieerd over de (on)wenselijkheid om de behandeling van het ovariumcarcinoom te centraliseren. In deze discussie ontbraken tot voor kort cijfers over de kwaliteit van de behandeling in verschillende soorten ziekenhuizen. Tot voor kort, want nu is door een groot landelijk onderzoek bekend wat het effect is van de specialisatiegraad van ziekenhuis en gynaecoloog op operatieresultaten en overleving.



Veel ervaring


Jaarlijks krijgen 1100 vrouwen in Nederland ovariumcarcinoom. Zij worden in vrijwel alle 105 Nederlandse ziekenhuizen behandeld. Voor de analyse werden de ziekenhuizen ingedeeld in gespecialiseerde, semigespecialiseerde en algemene ziekenhuizen. Gespecialiseerde ziekenhuizen zijn centra die in hun IKC-regio functioneren als centrum voor gynaecologische oncologie. Hier werken gynaecologen-oncologen, die extra scholing hebben gevolgd in de gynaecologische oncologie.



De tweede categorie, de semigespecialiseerde ziekenhuizen, zijn de grotere (opleidings)ziekenhuizen waar algemeen gynaecologen werken met veel ervaring in de operatieve behandeling van ovarium- en endometriumcarcinoom. Algemene ziekenhuizen tot slot, zijn ziekenhuizen zonder (semi)gespecialiseerde oncologische zorg in de gynaecologie. Het specialisatieniveau van de ziekenhuizen werd in het onderzoek geaccordeerd door een panel van algemeen gynaecologen en gynaecologen-oncologen.



Van 1996 tot en met 2003 werd in Nederland bij 9932 vrouwen ovariumcarcinoom vastgesteld. Van hen hadden 8915 patiënten een epitheliale tumor. Van 8621 patiënten (96,7%) waren de data compleet. De gemiddelde follow-up was drie jaar (spreiding 0-10 jaar). Ongeveer een derde deel had een laagstadiumcarcinoom (FIGO 1-2), 40 procent werd behandeld in een algemeen ziekenhuis, 41 procent in een semigespecialiseerd ziekenhuis en 18 procent in een gespecialiseerd ziekenhuis. De relatieve vijfjaarsoverleving van de hele populatie was 38,9 procent en de mediane overleving was 37 maanden. De relatieve vijfjaarsoverleving en de mediane overleving namen toe met toenemend specialisatieniveau van het ziekenhuis: van 38 procent en 36 maanden in algemene ziekenhuizen tot 40,3 procent en 38 maanden in gespecialiseerde ziekenhuizen.



De analyse van subgroepen toonde aan dat patiënten met een vroeg stadium van de ziekte een 30 tot 42 procent lager sterfterisico hadden als zij waren behandeld in een semigespecialiseerd of gespecialiseerd ziekenhuis in plaats van in een algemene kliniek. Dit verschil is waarschijnlijk toe te schrijven aan betere stadiëring en dus minder onderbehandeling. Bij patiënten met een gevorderd ziektestadium was het sterfterisico na behandeling in een semigespecialiseerde of gespecialiseerde kliniek slechts 10 procent lager dan na behandeling in een algemene kliniek.2



Steekproef


Om meer inzicht te krijgen in de invloed van het type ziekenhuis en het specialisatieniveau van de gynaecoloog op de overleving, zijn de gegevens van 1077 patiënten verzameld uit een random steekproef van achttien ziekenhuizen. Hieruit bleek dat vrouwen met een vroeg stadium ovariumcarcinoom vaker een juist uitgevoerde stadiëringsoperatie ondergingen in semigespecialiseerde (58%) en gespecialiseerde ziekenhuizen (60%) dan in algemene ziekenhuizen (24%). De debulkingoperaties bij patiënten met een gevorderd stadium van de ziekte (FIGO 3-4) werden vaker goed uitgevoerd in gespecialiseerde centra (48%) dan in algemene (37%) en semigespecialiseerde (39%) klinieken.



Gynaecologen die meer dan twaalf operaties per jaar uitvoerden, bereikten significant vaker een optimaal resultaat dan gynaecologen die de operatie weinig deden. Ook ondergingen patiënten vaker optimaal een debulkingoperatie als ze werden geopereerd door een gynaecoloog samen met een chirurg. Het specialisatieniveau van de gynaecoloog en van het ziekenhuis had hierop geen invloed.



De totale overleving was het gunstigst bij patiënten die in een gespecialiseerd ziekenhuis   waren behandeld en bij patiënten die door een gynaecoloog waren geopereerd die de operatie vaak uitvoerde. De respons op chemotherapie verschilde niet per type ziekenhuis. De totale overleving was beter in ziekenhuizen waar twee of meer medisch oncologen werkten en in ziekenhuizen die een groot volume ovarium­carcinoompatiënten behandelden.



Uit de studie blijkt verder dat de behandeling in de semigespecialiseerde klinieken het meest kosteneffectief is. Als de behandeling echter zou worden gecentraliseerd in academische gespecialiseerde centra en de kwaliteit van de chirurgische behandeling zou verbeteren (90% optimaal gestadiëerd en 70% optimaal gedebulkt) dan zou de behandeling in deze klinieken het meest kosteneffectief zijn. Dit is het gevolg van een gunstig effect op de mediane overleving van zeven maanden.



Slechter


Deze retrospectieve cohortstudie is de grootste studie die ooit is verricht naar de kwaliteit en de resultaten van de behandeling van het ovariumcarcinoom. Net als in kleinere studies uit het buitenland blijkt ook in Nederland het resultaat van de behandeling beduidend beter in gespecialiseerde handen en in gespecialiseerde ziekenhuizen.



Wat opvalt is dat de behandelresultaten van dit cohort aanzienlijk slechter zijn dan de resultaten die vanuit verschillende goede buitenlandse centra worden gerapporteerd. Vooral de percentages optimaal gestadieerde patiënten en optimaal gedebulkte patiënten blijken laag in Nederland, ook in de gespecialiseerde settings. In ervaren handen en in ervaren centra moet ten minste 90 procent van de patiënten adequaat zijn gestadieerd en ten minste 70 procent optimaal gedebulkt.7-9 Een juiste stadiëring uitvoeren, is een kwestie van de techniek beheersen en het protocol uitvoeren.



Dat deze cijfers in Nederland zo veel lager liggen, duidt erop dat ook in de centra het specialisatieniveau van de gynaecologen-oncologen onvoldoende is. In tegenstelling tot in Nederland is gynaecologische oncologie in veel landen een subspecialisatie met duidelijke eindtermen waarin abdominale chirurgie een prominente plaats inneemt. De resultaten van de behandeling van het ovariumcarcinoom zijn de afgelopen veertig jaar verbeterd van 5 procent vijfjaarsoverleving naar 50 procent in de beste buitenlandse centra. Als wij patiënten deze kans willen bieden, dan moet de organisatie van de zorg drastisch veranderen.



Het staat als een paal boven water dat de zorg het beste is in ziekenhuizen met een groot volume. Daarnaast is een gedegen training tot gespecialiseerd gynaecologisch oncoloog voor de overleving van patiënten in veel buitenlandse studies eveneens van groot belang. Om het chirurgische niveau van de behandeling op korte termijn te verbeteren, zullen gynaecologen-oncologen die de noodzakelijke abdominale chirurgische technieken niet beheersen, moeten samenwerken met collega’s van de algemene of oncologische heelkunde. In een hoogvolume­situatie kunnen zij op deze wijze de noodzakelijke technieken leren en op den duur op eigen benen staan. Tegelijkertijd moeten de fellows gynaecologische oncologie een substantieel deel van hun opleidingstijd besteden aan abdominale chirurgie.



Uiteraard hebben de ontwikkelingen in Neder­land niet stilgestaan. In verscheidene regio’s wordt gepoogd om een vorm van concentratie van zorg te realiseren. Men doet dit door een gynaecoloog-oncoloog uit het centrum naar alle perifere ziekenhuizen in de regio te sturen als daar een patiënt vanwege een mogelijk ovariumcarcinoom wordt geopereerd of door de zorg te concentreren in enkele ziekenhuizen in de regio. Medewerking is echter vrijblijvend en een landelijk beleid ontbreekt. Het is merkwaardig te moeten constateren dat het verwijsbeleid voor cervix-, vagina- en vulvacarcinoom niet bij ovariumcarcinoom wordt toegepast, terwijl de behandeling veel gecompliceerder is.



Vanwege de sterk tegenvallende resultaten is de afgelopen jaren, vaak onder druk van de overheid, de behandeling van vrouwen met een ovariumcarcinoom gecentraliseerd in Schotland, Engeland, Finland en Noorwegen.2 3 In Noorwegen wordt de behandeling nu in drie klinieken uitgevoerd, in Denemarken in vier. Noorwegen rapporteerde in 2008 een verbetering van de relatieve overleving tot 50 procent.10 



Patiënten willen graag zo lang mogelijk leven, zeker nu de kwaliteit van leven met de huidige middelen zeer acceptabel is. Als er een nieuw cytostaticum op de markt komt met een mediane verbetering van de overleving van zeven maanden, dan worden de resultaten in de beste medische tijdschriften gepubliceerd. Nederland kan eenzelfde verbetering bereiken door patiënten met een gynaecologische maligniteit, en ovariumcarcinoom in het bijzonder, te behandelen in een beperkt aantal ziekenhuizen door gynaecologen-oncologen. Daarnaast zouden de fellows gynaecologische oncologie een stage abdominale heelkunde moeten doorlopen en zou de samenwerking tussen gynaecologen en algemeen/oncologisch chirurgen moeten verbeteren. 



prof. dr. Peter Heintz, emeritus hoogleraar gynaeco­logische oncologie, UMC Utrecht


dr. Floor Vernooij, arts-onderzoeker, UMC Utrecht


dr. Els Witteveen, internist-oncoloog, UMC Utrecht


prof. dr. Yolanda van der Graaf, hoogleraar Klinische Epidemio­logie, UMC Utrecht



Correspondentieadres:


peterheintz@xs4all.nl

;


c.c.:

redactie@medischcontact.nl

 



Geen belangenvestrengeling gemeld.






PDF van dit artikel



MC-artikel:


De gynaecoloog als oncologisch specialist: subspecialist levert in teamverband de beste resultaten.

A.P.M. Heintz c.s. MC 44 – 2 november 2001



Literatuur:


1. Heintz AP, Odicino F, Maisonneuve P e.a. Carcinoma of the ovary. FIGO Annual Report on Gynaecological Cancer. Int J Gynaecol Obstet 2006;95 suppl 1: S161-92. 2. Vernooij F. Ovarian Cancer Treatment in the Netherlands 1996-2003. Academisch Proefschrift. Universiteit Utrecht, 2008. 3. Vernooij F, Heintz APM, Witteveen PO, van der Graaf Y. The outcomes of ovarian cancer treatment are better when provided by gynecologic oncologists and in specialized hospitals: a systematic review. Gynecol Oncol 2007; 105: 801-12. 4. Vernooij F, Heintz APM, Witteveen PO, van der Heijden M, Coebergh JW, van der Graaf Y. Specialized Care and Survival of Ovarian Cancer Patients in the Netherlands: a Nationwide Cohort Study. J Natl Cancer Inst 2008: 19; 100(6) 399-406. 5. Berrino F, De Angelis R, Sant M, Rosso S, Bielska-Lasota M, Coebergh JW, Santaquilani M. EUROCARE Working Group. Survival for eight major cancers and all cancers combined for European adults diagnosed in 1995-99: results of the EUROCARE-4 study. Lancet Oncol 2007: 8; 773-83. 6. National Cancer Institute. Cancer of the ovary.

http://seer.cancer.gov/statfacts/html/ovary.html

. 7. Ovary. In: American Joint Committee on Cancer. AJCC Cancer Staging Manual. 5th ed. Philadelphia 1997. Lippincot-Raven Publishers. pp 201-6. 8. FIGO Committee on Gynecologic Oncology. Staging Classifications and Clinical Practice Guidelines for Gynaecological Cancers. Int J Gynaecol Obstet 2000; 7: 207-312. 8. Heintz AP, Hacker NF, Berek JS, Rose TP, Munoz AK, Lagasse LD. Cytoreductive surgery in ovarian carcinoma: feasibility and morbidity. Obstet Gynecol 1986; 67: 783-8. 9. The Norwegian Cancer Registry report 2006.

chirurgie ziekenhuizen oncologie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.