Laatste nieuws
L.J.M. Reichert
2 minuten leestijd

Carpaaltunnelsyndroom (3)

Plaats een reactie


Op bovenstaande brieven van de collega’s Verhagen en Houpt wil ik kort ingaan.

Verhagen stelt dat er een toename van 70 procent is van het aantal EMG’s. Dit is juist, maar geldt alleen voor de huisartsen. Het betekent een verschuiving van neuroloog naar huisarts. Ook zou het centrum een behoefte creëren. Dit is niet juist. Je zou verwachten dat bij ongefundeerd aanvragen het aantal positieve EMG’s zou dalen. Het aantal positieve EMG’s was in 1997 67 procent, in 1998 72 procent en in 1999 74 procent en daarmee dus stabiel. De kanttekening over de corticosteroïdinjectie delen we. Helaas is er nog geen langere follow-up.

Houpt plaatst verschillende kritische kanttekeningen. Allereerst vindt hij dat het artikel van medisch-technische aard is. Dit is geenszins het geval. Het medisch-technische gedeelte van de injectietechniek heeft collega Dammers zeer goed besproken in het BMJ (zie literatuurverwijzing bij het artikel). Ons artikel gaat over een andere logistieke benadering van het carpaaltunnelsyndroom dan tot nu toe het geval is.

Ook de injectietechniek wordt bekritiseerd. Wij hebben de injectietechniek gevolgd, zoals geadviseerd door collega Dammers in het BMJ. De follow-up tot nu toe is één jaar (en niet één maand). Na een jaar had de helft geen operatieve behandeling nodig. Zoals ook in het artikel staat, is nog niet duidelijk of dat uitstel of afstel van operatief ingrijpen is.

Ook het EMG wordt ter discussie gesteld. Bij het elektrofysiologisch onderzoek werden de richtlijnen gevolgd zoals die in de consensus van de Nederlandse Vereniging voor klinische neurofysiologie zijn vastgesteld. Kortweg wordt het onderzoek EMG genoemd, maar natuurlijk werden de sensibele geleidingssnelheden bepaald, zoals collega Houpt ook in de voorbeelden van figuur 1 en 2 had kunnen zien. Het EMG bevestigt de diagnose en het is natuurlijk niet zo dat patiënten met op CTS gelijkende klachten ook het syndroom hebben. Het is dan ook niet juist patiënten met een negatief EMG toch direct te behandelen.

Zo lijkt het ook niet verstandig om patiënten met op het EMG ernstige afwijkingen met corticosteroïden te behandelen en hun een operatieve ingreep te onthouden. Overigens zijn corticosteroïdinjecties ongeschikt als diagnosticum. Wij zijn het met collega Houpt eens dat vervolgonderzoek na een jaar noodzakelijk is. Als daarna nog een aanzienlijk aantal patiënten geen operatie nodig heeft, is toch een belangrijke winst geboekt.

In onze regio heeft het diagnostisch centrum een faciliterende functie tussen huisarts en ziekenhuis; het is dus niet een aparte instelling.

Ten slotte stipt collega Houpt het belangrijkste punt aan van ons artikel. Hij stelt dat indien de huisarts twijfelt aan de diagnose, hij bij ieder functielaboratorium elektrofysiologisch onderzoek kan aanvragen. Dit kan bij de overgrote meerderheid van de klinisch-neurofysiologische laboratoria niet. Om aan te tonen dat dit wél zou moeten kunnen, hebben we het artikel geschreven!

Sittard, december 2000

L.J.M. Reichert, internist-nefroloog

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.