Opa
Plaats een reactieGehaast loop ik in doktersjas door de ziekenhuisgangen, de afdeling op, voorbij de artsenkamer, richting de familiekamer. Daar zit mijn opleider tegenover mijn opa: mager gelaat, grijs omrand met zijn baard en warrig haar. Zijn vrouw, zijn zonen, mijn vader kijken gespannen, gelaten.
Dan spreekt de oncoloog. Slecht nieuws. Ze deelt de klap uit die al verwacht was na alle onderzoeken die zijn gedaan.
Ik doe mijn doktersjas uit, leg deze op de stoel. Ik zit naast de oncoloog, die wacht op de emotie die haar woorden losmaken.
Hoe nu verder? Wat is er nog mogelijk? Wat kan nog? De gezichten van mijn familie stralen deze vragen door mij heen. Ik denk als arts: palliatie en goede zorg in de laatste fase, meer kunnen we niet. Ik denk als kleinzoon: maar dat kan toch niet alles zijn, er is vast een mogelijkheid, deze arts heeft toch nog wel een optie open?
De dagen erop ga ik na het visite lopen op de afdeling Cardiologie, elke dag langs mijn opa – even op de rand van zijn bed zitten en vragen hoe het is. De doktersjas laat ik achter op de gang. Hij vraagt: ‘Kun jij nog eens overleggen?’ Ja, dat is goed. Samen met mijn opleider zoeken we nog eens op PubMed en overleggen we met het umc. Maar een optie is er niet meer. Er is geen goede behandeling behalve verlenging met enkele weken, mogelijk maanden.
‘Wat zou jij doen?’, vraagt mijn opa. ‘Is het zinvol om verder te gaan?’ Daarop antwoord ik niet, laat een stilte vallen. En dan zegt hij resoluut: ‘Zo is het goed, we gaan naar huis.’
Enkele weken later slaap ik een nacht naast de slaapkamer van mijn grootouders, luisterend of ik hem hoor en of hij onrustig is. De volgende dag is er nachtzorg geregeld, en een week later, overdag tijdens mijn werk belt mijn moeder met het bericht: ‘Hij is rustig gegaan’.
Mischa Hardieck, huisarts, Haren
Meer lezersverhalen- Er zijn nog geen reacties