Een luisterend oor
Plaats een reactie
Internisten denken bij de naam Laënnec vermoedelijk het eerst aan levercirrose. Niet aan peritonitis, bronchiëctasie, melanoom of de ontdekking van de tuberkel. Zelfs niet aan zijn invloedrijkste bijdrage: de stethoscoop.
In 1816, net benoemd tot geneesheer-directeur van het Parijse Necker-ziekenhuis, onderzocht Laënnec een obese jongedame met mogelijke hartproblemen. Percussie was geen optie, evenmin als het oor op haar weelderige boezem te luister leggen. Toen kwam deze fluitist op de gedachte een opgerold tijdschrift te gebruiken. ‘Ik was verrast te merken dat de hartslag luider en duidelijker was dan wat ik me herinnerde van ooropleggingen.’ Zijn eerste stethoscoop was een holle houten cilinder (le baton), later fabriceerde hij een driedelig binnenzakmodel.
René-Théophile-Hyacinthe Laënnec wordt in 1781 geboren in Bretagne. Als hij 6 is, sterft zijn moeder aan tbc en wordt hij met zijn broertje naar oom Guillaume gestuurd, huisarts en rector van de geneeskundefaculteit te Nantes. De jongens zien er menig hoofd in de guillotinemand verdwijnen. Op zijn 14de begint Laënnec aan de artsopleiding.
In 1802 publiceert hij over mitrale stenose, geslachtsziekten en peritonitis, en verliest hij zijn studievriend Bichat aan tuberculeuze meningitis. Deze Bichat had de lichaamsvliezen beschreven en ontdekt dat orgaanstelsels zijn opgebouwd uit vellen protoplasma (‘weefsels’). Samen toonden ze aan dat ziekteprocessen zich niet alleen afspelen in organen, maar óók in weefsels. Laënnec bestudeert de bindweefselzakken die organen omhullen en de levers van gestorven alcoholisten. Hij start een privé-cursus pathologische anatomie en bestudeert overleden tbc-lijders. In 1814 ontfermt hij zich over zieke Bretonse soldaten van Napoleons verslagen leger.
In 1819 verschijnt zijn tweedelige De l’ Auscultation Médiate (voor drie francs extra inclusief stethoscoop!).
Ten prooi aan tbc trekt Laënnec zich terug in een geërfd buitenhuis in Bretagne, maar in 1821 reist hij weer naar Parijs. Hij wordt hoogleraar, Academielid, ridder en echtgenoot van een 43-jarige weduwe. Na de miskraam van zijn (zieke) vrouw holt zijn gezondheid achteruit. Hij overlijdt in 1826 op zijn landgoed.
Jan Hein van Dierendonck, tekst en beeld
Meer bijdragen van de column Spraakmakers
- Er zijn nog geen reacties