Laatste nieuws
Erica Post
8 minuten leestijd

Meldplicht kindermishandeling goed idee

6 reacties

OPINIE

Voorkom dat Veilig Thuis relevante informatie mist

Ook bij een ernstig vermoeden van kindermishandeling mag een arts zelf blijven monitoren, zonder formele melding bij Veilig Thuis. Een slechte zaak, vinden kinderartsen Van de Putte en Post, want dit verhindert een mogelijk cruciale koppeling met informatie uit andere bronnen.

Enkele weken geleden riep de Taskforce Kindermishandeling en seksueel misbruik op tot een meldplicht voor beroepskrachten wanneer kindermishandeling niet kan worden uitgesloten. Zij pleitte hierbij voor een aanpassing van stap vijf in de KNMG-meldcode, waarin melden geen keuze meer zou zijn, maar een verplichting. Er moet in stap vijf – als kindermishandeling niet kan worden uitgesloten – altijd registratie van persoonsgegevens van het kind bij Veilig Thuis plaatsvinden.
Het voorstel van de Taskforce werd zeker niet door alle beroepskrachten met gejuich ontvangen. Het woord ‘meldplicht’ had voor sommigen zelfs het effect van een rode lap op een stier. Dat is jammer, want het advies is genuanceerd en weldoordacht. Het kan ervoor zorgen dat eerder wordt ingegrepen bij kindermishandeling. Hieronder geven wij hiervoor vier belangrijke redenen. 

1) Zorgen over een kind koppelen

In de huidige meldcode kan de arts bij stap vijf vrijwillig hulpverlenen aan ouders. Dat is uitstekend en moet vooral zo blijven. Wanneer de arts de persoonsgegevens van het kind echter niet laat registreren – en die keuze is nu nog aan de arts – kan een onveilige situatie voor een kind ontstaan. De arts weet immers niet of andere beroepskrachten of burgers eveneens zorgen hebben over ditzelfde kind, bijvoorbeeld omdat moeder bekend is met een psychose, het kind op school gezien is met blauwe plekken of omdat de buurman melding heeft gemaakt van geweld binnen dit gezin. Het bij elkaar brengen van deze zorgen bij één meldpunt is zeer relevant en goed mogelijk nu Veilig Thuis zowel het meldpunt voor kindermishandeling als het meldpunt voor Huiselijk Geweld is.
Vijf jaar geleden is de verwijsindex risicojongeren (VIR) ingesteld, een landelijk digitaal systeem dat risicosignalen van hulpverleners  over jongeren tot 23 jaar bij elkaar brengt. De VIR zou moeten zorgen voor een betere informatiedeling tussen ongeruste hulpverleners. Maar zo werkt het niet. Wettelijk gezien is er weliswaar een recht om te melden bij de VIR, maar dit recht beperkt zich louter tot het delen van persoonsgegevens. Voor informatiedeling over de bedreigende situatie – met anderen dan Veilig Thuis of de Raad van de Kinderbescherming – is nog altijd toestemming van de jongere en/of gezaghebbende ouders nodig en is het beroepsgeheim van toepassing. Als het advies van de Taskforce wordt overgenomen, dan wordt Veilig Thuis de plaats waar de zorgen bij elkaar gebracht worden, en is elke beroepskracht verplicht de feiten aan te leveren die hebben geleid tot het vermoeden van kindermishandeling.

2) Gestandaardiseerde veiligheidstriage

Nu vindt de veiligheidstriage, in stap vier en vijf van de meldcode, plaats door de individuele hulpverlener. Die is hier niet in getraind en de uitkomst van die triage zal daardoor persoonsafhankelijk zijn. Bij een verplichte melding zal de veiligheidstriage altijd door Veilig Thuis plaatsvinden. Daar werken mensen die gespecialiseerd zijn in het beoordelen van de veiligheid en het wegen van risico- en beschermende factoren. Veilig Thuis voert een triage uit volgens een vast model. Ze kan daarbij de gegevens van andere meldingen betrekken, zoals eerdere meldingen van huiselijk geweld en patronen van geweld en crisis.
Zodra een meldplicht in stap vijf wordt ingevoerd, moet de uitkomst van de triage ook kunnen zijn dat verder onderzoek door Veilig Thuis niet nodig is en de meldende arts zelf kan starten of continueren met hulpverlening. Het werken volgens een vast model met getrainde Veilig Thuis-beroepskrachten, maakt het beter mogelijk om dit onderdeel van het proces regelmatig te evalueren en zo nodig bij te stellen. Uiteraard is het hierbij noodzakelijk dat de werkwijze van de verschillende Veilig Thuis-instellingen uniform is, hetgeen nu nog niet het geval is.

Klik voor grotere weergave (pdf)

3) Samenhangende hulp door één meldpunt

Vóór 2015 hadden we te maken met verschillende meldpunten van geweld: het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en meldpunten bij GGD-en. Nu sinds 1 januari 2015 één meldpunt voor alle beroepskrachten beschikbaar is, komt de mogelijkheid in beeld om daadwerkelijk samenhangende hulp te bieden volgens het principe van ‘één gezin, één plan, één regisseur’. Een eventuele noodzaak of mogelijkheid tot meer of minder hulpverlening kan bij uitstek ingeschat worden door Veilig Thuis. Maar dat kan alleen als beroepskrachten verplicht worden te melden. Immers, pas dan beschikt Veilig Thuis over alle benodigde informatie om weloverwogen keuzes te maken.

4) Ondersteuning van de arts

Nu is het zo dat de arts die – na het doorlopen van de meldcode – nog steeds een vermoeden van kindermishandeling heeft, een eigen afweging kan maken om al dan niet te melden. Als de arts kiest voor vrijwillige hulpverlening, dan kan er bij hem of haar twijfel blijven bestaan of dit de juiste keuze was. Bij een meldplicht is Veilig Thuis altijd op de hoogte van eventuele  twijfel en kan de arts vervolgens, met alle beschikbare informatie, ondersteunen bij de gekozen aanpak. Ook kan Veilig Thuis voorstellen dat bijvoorbeeld nader onderzoek nodig is, meer aandringen op hulpverlening of daderbehandeling afdwingen. De vertrouwensband van de arts met ouders blijft hierbij intact. Melden is immers geen eigen afweging van de beroepskracht meer maar een plicht. Dat valt aan ouders goed uit te leggen.

Tegenargumenten
Tegenstanders van een meldplicht halen vaak onderzoek aan dat zou uitwijzen dat het invoeren van een meldplicht geen gunstige effecten heeft. In enkele landen is inderdaad ervaring opgedaan met de invoering van een algemene meldplicht. Het gaat dan echter steeds om een meldplicht zonder de specifieke context van de meldcode zoals de Taskforce adviseert.
Een ander tegenargument is dat een meldplicht zou leiden tot juridisering van de zorg. Door de nauwe band tussen Veilig Thuis en de politie zouden aan de arts toevertrouwde gegevens bij de politie terecht kunnen komen. Maar de vraag is of dit altijd verkeerd is. We kunnen er niet omheen dat daderopsporing en -bestraffing een rol kunnen hebben in de aanpak van kindermishandeling. We moeten hierbij vertrouwen op de deskundigheid van de vertrouwensartsen van Veilig Thuis die de uitkomst van het triage-instrument gebruiken als leidraad voor de inzet van de politie. Mocht besloten worden tot inzet van de politie, dan zal Veilig Thuis met de meldende arts overleggen welke informatie wel en welke niet aan de politie wordt doorgegeven.
Een andere reden om geen meldplicht te willen is dat het zou leiden tot zorgmijding. Natuurlijk is het zo dat een deel van de gezinnen waar kindermishandeling speelt zorgmijdend is als onderdeel van de problematiek. Maar voor de stelling dat een meldplicht in stap vijf leidt tot meer zorgmijding bestaat geen enkel bewijs.

Wij denken al met al dat er goede argumenten zijn om de veiligheid van een kind te vergroten door het invoeren van een meldplicht in stap vijf. We beseffen ook dat dit voor de arts, ondanks de voordelen, hier en daar zal wringen. Het kan het werk soms ook moeilijker maken. Maar die nadelen vallen in het niet bij het perspectief dat een meldplicht – binnen de context van de meldcode – biedt aan kinderen die geweldloos behoren op te groeien.


De KNMG-meldcode

De eerste KNMG-meldcode Kindermishandeling stamt uit 2004 met herzieningen in 2008, 2012 en 2014. In de eerste meldcode werd de arts geadviseerd een vermoeden van kindermishandeling te melden wanneer sprake was van een conflict van plichten. Als een arts een kind alleen kon veiligstellen door te melden, mocht het beroepsgeheim doorbroken worden. In de herziene KNMG-meldcode van 2008 werd het meldrecht vastgelegd en verankerd in de Wet op de Jeugdzorg. Deze werd geïntroduceerd met de slogan: ‘Van zwijgen tenzij, naar spreken tenzij’. Het conflict van plichten werd voorkomen door de arts het recht te geven om te melden en daarmee het beroepsgeheim te doorbreken. Het besluit om te melden bleef echter bij de arts liggen. In 2012 volgde opnieuw een herziening en werd de meldcode uitgebreid met een extra onderdeel over volwassenengeweld. Op 1 juli 2013 werd de Wet verplichte meldcode van kracht, die organisaties verplichtte om een meldcode voor de eigen organisatie te ontwikkelen resp. in te voeren. Deze wet verplichtte ook tot de invoering van de kindcheck en de afweging om in stap twee van de KNMG-meldcode een deskundige voor letselduiding in te schakelen. Deze noodzakelijke aanpassingen werden doorgevoerd in de KNMG-meldcode van april 2014.


auteur

dr. Elise van de Putte
kinderarts sociale pediatrie Universitair Medisch Centrum Utrecht
lid van de Taskforce Kindermishandeling en Seksueel Misbruik

Erica Post
kinderarts St Antonius Ziekenhuis Nieuwegein/Utrecht

contact

e.vandeputte@umcutrecht.nl
cc: redactie@medischcontact.nl        » Volg de nascholing Kindermishandeling en huiselijk geweld




Reactie KNMG: andere oplossing

De KNMG deelt de opvatting van de Taskforce Kindermishandeling en Seksueel Misbruik, waar dr. Van de Putte lid van is, dat de aanpak van kindermishandeling verbetering behoeft, maar heeft hiervoor een andere oplossing. De huisartsen, jeugdartsen, vertrouwensartsen en kinderartsen hebben in KNMG-verband hiertoe een actieplan gelanceerd. In dit actieplan blijft de hulp aan het kind en het gezin centraal staan en krijgen de hulpverleners meer handvatten om deze hulp te organiseren. Het bellen met de vertrouwensartsen van Veilig Thuis voor consultatie en advies,  is daarbij een essentiële stap.  Met de Taskforce is de KNMG van mening dat bij het organiseren van hulp informatie-uitwisseling cruciaal is. De huidige transitie in de jeugdhulp, waarbij toegewerkt wordt naar integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’ biedt hiervoor goede mogelijkheden. Met dit actieplan wordt de toepassing van de KNMG meldcode in de praktijk geïntensiveerd en de aanpak van kindermishandeling verbeterd. De KNMG is tegen een meldplicht, omdat een meldplicht juist een averechts effect zal hebben. Met de meldcode kindermishandeling hebben artsen reeds een handelingsplicht. Een meldplicht voor artsen staat laagdrempelige hulp aan het kind in de weg. Eind november heeft de KNMG samen met de betrokken beroepsverenigingen een constructief overleg gehad met VWS en de Taskforce, waarin de kennis en ervaring uit de praktijk zijn ingebracht. Hierin is gesproken over bovengenoemde alternatieve oplossingen. Onze inzet is om vanuit deze gesprekken tot goede oplossingen te komen, die de aanpak van kindermishandeling echt dienen.

Nieuwsberichten: knmg.nl/nieuws

Actieplan kindermishandeling artsencoalitie tegen kindermishandeling

KNMG-dossier Kindermishandeling

 



 

 

© anp photo
© anp photo
lees ook <b>Download dit artikel (PDF)</b>
kindermishandeling seksueel misbruik

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.