Laatste nieuws
16 minuten leestijd

Dokter Kolff, kunstenaar in hart en nieren

Plaats een reactie

Over prof. dr. W.J. Kolff en de uitvinding van de kunstmatige nier tijdens de Tweede Wereldoorlog


Tekst lezing congres ‘Geneeskunde en geneeskundigen tijdens de bezettingsjaren’, 12 december 2008, Domus Medica Utrecht.
door Herman Broersauteur en biograaf prof. dr. W.J. Kolffbuitenpromovendus Biografie Instituut, Rijksuniversiteit Groningen directeur Willem Kolff Stichting, Kampensprekend namens Historisch Genootschap NVU
Nergens zijn de thema’s ‘geneeskunde en geneeskundigen’ en ‘bezettingsjaren’ nauwer verbonden dan in het verhaal van prof. dr. Willem Johan ‘Pim’ Kolff en zijn uitvinding en toepassing van de eerste kunstmatige nier. Kolff ontwikkelde zijn kunstnier, het begin van de hedendaagse hemo- of nierdialyse, tussen 1937 en 1942. Hij paste het voor het eerst toe tussen 1942 en 1945 op in totaal 17 patiënten. Zestien daarvan stierven tijdens of vlak na de behandeling.
Sofia Maria Schafstadt, patiënte nummer 17, was op 11 september 1945 de eerste ter wereld die dankzij dialyse het leven werd gered. In de 63 jaar sindsdien, heeft het spoelen van bloed met hulp van een machine buiten het lichaam miljoenen mensen het leven gered. De techniek schreed voort, maar de basisprincipes zijn nog altijd dezelfde als die Kolff destijds voor het eerst succesvol wist toe te passen.
Mijn naam is Herman Broers, ik spreek tot u op uitnodiging van het Historisch Genootschap van de Nederlandse Vereniging van Urologie. Ik dank derhalve de voorzitter van dat genootschap, Erik Felderhof, voor mijn introductie. Ik dank professor Van Lieburg als gastheer en ik dank u allen dat ik hier vandaag mag spreken over Kolff en zijn kunstmatige nier. U zult begrijpen dat ik van mening ben dat een lezing over dit onderwerp op een dag als deze niet mag ontbreken.
Ik ben auteur en biograaf en heb mij op basis van mijn journalistieke en geschiedkundige vooropleiding onder andere gespecialiseerd in ‘Dokter Kolff’ zoals hij meestal wordt genoemd: prof. dr. Willem Johan ‘Pim’ Kolff, vader van de kunstorganen. In 2003 publiceerde ik het boek ‘Dokter Kolff, kunstenaar in hart en nieren’, een journalistieke introductie met de man en zijn werk, en de eerste integrale biografie over Kolff ooit.
In 2007 volgde de Engelstalige geactualiseerde versie van dat boek, ‘Inventor for Life, the Story of W.J. Kolff, Father of Artificial Organs’.Deze publicaties en mijn blijvende betrokkenheid bij dit onderwerp als directeur van de Willem Kolff Stichting, vormen de basis voor een nieuw onderzoek.
Onder auspiciën van het Biografie Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen werk ik als buitenpromovendus aan een dissertatie over Kolff, onder begeleiding van prof dr Klaas van Berkel en prof dr. Hans Renders. Wij hopen dat mijn onderzoek zal leiden tot een wetenschappelijke heruitgave van mijn biografie over Kolff in het jaar 2011, Kolffs honderdste geboortejaar.
De kans dat Kolff dat zelf gaat meemaken is aanwezig. Hij is nu 97 jaar oud en woont in Philadelphia. Pas drie jaar geleden heeft hij een punt gezet achter zijn actieve loopbaan. Die carrière begon in 1938 in Groningen.
Pim Kolff werd geboren in Leiden in 1911, hij groeide op in de Achterhoek en op de Veluwe, als oudste van vijf zonen in een artsengezin. Vader Jacob Kolff was directeur van een tuberculosesanatorium in Beekbergen. Pim Kolff studeerde in het voetspoor van zijn vader geneeskunde in Leiden, waarna hij zich vanaf 1938 in Groningen specialiseerde tot internist.
Hij was daar de derde assistent van de joodse internist en professor Leo Polak Daniëls, die samen met Isidore Snapper en professor Heijmans van den Bergh de top 3 vormde van de Nederlandse interne geneeskunde in de jaren dertig van de vorige eeuw. Kolff was nog maar net bij Polak Daniëls begonnen, toen Kolff in oktober 1938 zijn eerste patiënt verloor.
Boerenzoon Jan Bruning, 22 jaar oud, stierf langzaam en miserabel aan uremie, het eindstadium van nierfalen. Hierbij wordt het lichaam vergiftigd door zijn eigen afvalstoffen omdat de nieren niet meer in staat zijn gifstoffen die het lichaam zelf produceert uit het bloed te spoelen. Op dat moment had de medische vooruitgang ondanks reeds zeven decennia van research, geen antwoord op nierfalen. Kolff deed er zeven jaar over, maar in september 1945 had hij de dood van Jan Bruning gewroken met de wederopstanding van Sofia Maria Schafstadt dankzij het dialyseapparaat dat hij daartoe zelf had gebouwd.
Tussen 1937 en 1945 zitten jaren van mobilisatie, bezetting, terreur, honger en bevrijding. Kolff zat er als enige internist van de stad Kampen met dan 23.000 inwoners middenin. De Tweede Wereldoorlog is van cruciale betekenis geweest voor de totstandkoming van de kunstmatige nier. De omstandigheden waaronder Kolff werkte en de bijzondere problemen waarmee hij moest omgaan, zijn minstens zo fascinerend als de uitvinding zelf. Sterker nog: ik durf te stellen dat de oorlog Kolff zowel het momentum als de materialen verschafte waarmee hij succes kon boeken. Het apparaat dat Kolff maakte, vertelt zelf het verhaal, Kolff bouwde het oorlogsverhaal er letterlijk in. En dan bedoel ik echt letterlijk. Ik laat het u straks zien.
Naast zijn kunstnieronderzoek was Kolff overdag gewoon internist met patiënten in een klein stadsziekenhuis in oorlogstijd. Hij was actief in het lokale verzet, dat hem in bijzonder netelige posities en situaties bracht. Kolff wist aantoonbaar honderden gevangenen die tijdens razzia’s waren opgepakt om in het kader van de Arbeitseinsatz naar Duitsland gedeporteerd te worden, uit handen van de Duitsers te houden. Hij deed dat onder andere door ze symptomen van ziekten te geven die ze in werkelijkheid niet hadden. Het is zonde dat de tijd ontbreekt om alle aspecten van Kolff en zijn bestaan tijdens de oorlog hier te behandelen, deze dag is er zo’n mooi podium voor. Maar omwille van de tijd beperk ik me tot die aspecten die relevant zijn voor het kunstnieronderzoek. 
Nadat Jan Bruning in oktober 1938 in Groningen was gestorven, verdiepte Kolff zich in het principe van dialyse, dat toen dus al 77 jaar bekend was. Dialyse houdt in: vloeistofreiniging met hulp van een membraan. Je kunt een vloeistof reinigen door het in tegengestelde richting van een andere vloeistof te laten bewegen, van elkaar gescheiden door een semi-permeabele (half doorlatende) membraan. Moleculen van de ene vloeistof hebben de neiging over te springen naar de andere, via de poriën van het poreuze membraan. Het principe werd ontdekt door de Schotse chemicus Thomas Graham in 1861. In 1913 verwijderden Abel, Rowntree en Turner aan de Johns Hopkins University in Baltimore gifstoffen uit het bloed van honden door bloed door slangen van collodion te laten stromen, waarbij de slangen werden gespoeld in een zoutoplossing. Kleinere moleculen in het bloed konden door de poriën van de slangen naar buiten dringen. De grotere eiwitmoleculen in het bloed en de rode bloedcellen zelf bleven ‘schoon’ in de slangen achter.De toepassing was redelijk geslaagd, maar Abel, Rowntree en Turner konden hun membranen niet gestandaardiseerd fabriceren. Bovendien kampten ze met het probleem van bloedstolling buiten het lichaam. Dit kon pas worden opgelost na de ontdekking van de bloedverdunner heparine in 1926. Twee jaar later werd heparine door de Duitser Georg Haas als eerste toegepast in een nierexperiment, dat toen al 15 jaar liep. Maar ook hij was uiteindelijk niet succesvol.
Het standaardiseren van membranen werd opgelost met de komst van cellofaan: cellofaan werd sinds 1912 onder meer toegepast in de vleesindustrie als vervanger van de varkensdarm bij het draaien van worstjes. Het was uniform en industrieel te produceren en was al gauw in grote hoeveelheden beschikbaar. Het bleek een essentieel hulpmiddel voor nierdialyse. Toepassing ervan in een kunstmatige nier werd voor het eerst gedaan door Thalhimer, een leerling van Abel, in zijn laboratorium in 1938. Dit was de stand van zaken toen Kolff Jan Bruning zag sterven en zich de literatuur eigen maakte.
Samen met Robert Brinkman, hoogleraar fysiolo¬gi¬sche chemie in Groningen, die cellofaan had gebruikt als membraan bij het con¬centreren van bloedplasma, deed Kolff in 1938 en 1939 laboratoriumproeven. Ze hadden cellofaan en heparine ter beschikking en wilden een machine bouwen die voldoende capaciteit had om effectief wassen van bloed bij mensen mogelijk te maken.
Ze maakten modellen in het laboratorium, maar konden ze nog niet klinisch testen. Het onderzoek in Groningen kwam namelijk stil te liggen op 10 mei 1940, met de inval van de Duitsers. Toen de bezetter door de Grebbelinie brak, pleegde Polak Daniëls zelfmoord, samen met zijn niet-joodse vrouw..
Voor Kolff was de dood van Polak Daniëls een enorm verlies. Bovendien besloot de bezetter een nationaal-socialist als opvolger aan te stellen, de NSB’er met de schitterende Duitse naam Kreutzwendedich von dem Borne. Vlak voor diens aanstelling kreeg hij echter tuberculose, waar¬door zijn komst naar Groningen een halfjaar werd vertraagd. Kolff weigerde onder een nazi te werken en besloot Groningen zo snel mogelijk te verlaten. Hij solliciteerde als internist in Kampen, waar hij in juni 1941 werd aangesteld als eerste internist in de geschiedenis van het Stadsziekenhuis.
Eenmaal gesetteld zette hij zijn onderzoek naar de kunstnier naast zijn dagtaken voort. Een jaar later was zijn eerste roterende trommel kunstnier wat Kolff betreft klaar voor klinische experimenten.
Kolff benaderde het menselijk lichaam vanuit een technisch perspectief. Onder oorlogsomstandigheden was hij gedwongen te werken met eenvoudige hulpmiddelen die toevallig en beperkt voorhanden waren. Bij het maken van het apparaat werkte hij samen met lokale industrieën.Graag laat ik het apparaat zoals Kolff dat bouwde en in 1942 door hemzelf op zijn kamer in Kampen werd gefotografeerd, zelf het woord doen.
De materialen waarmee de eerste succesvolle kunstnier ter wereld werd samengesteld, onderstrepen de typerende vindingrijkheid van Kolff in oorlogstijd. De waterbak waarin het bloed werd gespoeld was afkomstig van potten- en pannenfabriek BK, de plaatselijke Ford-dealer bracht hem de waterpomp van een T-Ford (model 1937)  die de draaiende kunstnier luchtdicht en steriel aansloot op de slangen naar de patiënt, de aluminium trommel die het bloed deed bewegen in ‘de nier’ was van aluminium uit een neergeschoten Duitse bommenwerper en het cellofaan waarin het bloed werd gewassen, kwam dus van de slagerij.
Tussen 17 maart 1943 en 27 juli 1944 behandelde Kolff met zijn team in totaal vijftien patiënten met deze kunstmatige nier. Ze stierven allemaal tijdens of vlak na de behandeling, op eentje na. Maar die herstelde zonder dat de kunstnier aanwijsbaar invloed had op het ziekteverloop. Voor buitenstaanders was al snel duidelijk dat Kolffs ‘spelen met nieren’, zoals zijn geneesheer-directeur dokter Kehrer het noemde, nergens toe leidde, behalve tot een pijnlijke en zinloze verlenging van het leven van gedoemde nierpatiënten.Toch bleef Kolff er bij zijn collega’s in het land en de huisartsen in de regio op aandringen ‘opgegeven’ nierpatiënten naar hem toe te sturen. Ze voldeden wel aan zijn verzoek, maar geloof in de behandeling was er niet.
Het onbegrip van de medische wereld was frustrerend omdat Kolff en zijn assistenten wel degelijk grote vooruitgang boekten, zo laat Kolffs proefschrift uit 1946 duidelijk zien. Alle zeventien behandelingen werden zorgvuldig gedocumenteerd en uit de gegevens die aan de hand van die tientallen dialyses zijn verzameld, blijkt dat de nierploeg van Kolff in korte tijd heel veel ervaring opdeed, snel leerde en dat de resultaten bij patiën¬ten steeds beter werden. Al was het nog van voorbijgaande aard.
Janny Schrijver, de eerste patiënte die Kolff behandelde, werd aan de kunstnier gelegd terwijl binnen enkele uren haar dood verwacht kon worden. Kolff bracht het gifgehalte in haar bloed tijdens twaalf dialysesessies in vier weken tijd zover terug, dat ze in totaal vier keer ontwaakte uit haar uremische coma. Ze was telkens weer volledig alert en bij haar verstand. Maar haar eigen nierfunctie herstelde zich niet en toen ze geen plek meer over had op haar lichaam om aangeprikt te worden, moesten ze het uiteindelijk opgeven.Eén patiënt werd wakker uit een coma, schreef zijn testament en stierf alsnog.
Maar de werk¬omstandigheden verslechterden naarmate de oorlog vorderde. Nadat Kolffs voorraad Amerikaanse cellofaan opraakt, moest hij overschakelen op Duitse worstenvellen die van aanmerkelijk slechtere kwaliteit waren en vaker scheurden. Zeep werd steeds schaarser, evenals rubberslangen, glaswerk en pleisters. Hergebruik van naalden werd steeds moeilijker en gevaarlijker omdat na tientallen keren opnieuw slijpen en desinfecteren de naalden erg breekbaar werden en roestvorming ontstond aan de binnenkant. Tenslotte werd het vervoer van nierpatiën¬ten naar Kampen onmogelijk.
Op 27 en 31 juli 1944 werd de voorlopig laatste patiënt gedialyseerd. De 47-jarige vrouw had door een vergissing verkeerde medicijnen meegekregen van de apotheek en belandde met een stevige sublimaatvergiftiging bij Kolff. De eerste dialyse duurde dertien uur, waarbij 70 liter bloed werd gespoeld en 71 gram gifstof werd verwijderd. De patiënte knapt op, maar twee dagen later zakt ze weer weg en begon de tweede behandeling die negen uur duurde. Tijdens deze dialyse kreeg de vrouw evenwel een darmbloeding, een handje geholpen door de toegediende heparine werd de bloeding haar uiteindelijk fataal. Ook de zestiende patiënt die werd behandeld met de kunstnier van Kolff stierf.
Daarna lag het nierexperiment gedwongen door de oorlog 14 maanden stil, tot een paar maanden na de bevrijding. In Kampen werden NSB’ers opgesloten in de Van Heutszkazerne in het stadscentrum langs de IJssel. Eén van de sympathisanten van de nazi’s die daar gevangen werd gezet was de 67-jarige Sofia Maria Schafstadt, maar ze raakte ernstig ziek. 
Ze werd opgenomen in het Stadsziekenhuis waar geneesheer-directeur Kehrer haar op 3 september 1945 onder ogen kreeg. Ze was bewusteloos en had hoge koorts.
Kehrer constateerde een ernstig verwaarloosde galblaasinfectie, geelzucht, een nagenoeg uitgevallen nierfunctie met uremie als gevolg. Ze had een bloeddruk van 250/160 en het kleine beetje urine dat ze nog uitscheidde, was donkerbruin. Haar buik was lelijk opgezet en het enige waar ze nog op re¬a¬geerde waren stevige pijnprikkels en hard schreeuwen. Ze was ernstig verward en balanceerde voortdurend op de rand van een coma.
 Een operatie was door haar slechte toestand niet meer aan de orde. Om de infectie te bestrijden schreef Kehrer grote hoeveelheden sulfonamide voor; antibiotica waren nog niet ontdekt. Voor haar falen¬de nieren ging hij bij Kolff te rade. De koorts zakte als gevolg van de medicijnen, maar de nog grotere hoeveelheid gifstoffen in haar lichaam die de behandeling met zich meebracht, verergerde haar nierproblemen en de behandeling moest worden gestaakt. Om het nierfalen te verhelpen adviseerde Kolff de kunstnier toe te passen, maar Kehrer weigerde. Hij had in anderhalf jaar zestien mensen aan het apparaat dood zien gaan en was niet van plan zijn patiënte te vermoorden. Kolff moest toekijken hoe Kehrer bij conventionele methodes bleef en geen resultaat boekte.
Het ureumgehalte van Sofia Schafstadt, (met ureumbepalingen kon je het algemene gifgehalte in het bloed redelijk nauwkeurig vaststellen) steeg intussen van 2 naar bijna 4 gram per liter bloed, de doorgaans dodelijke hoeveelheid. Op 11 september 1945 gaf de chirurg het op en mocht Kolff het eindelijk proberen. Schafstadt was al bijna dood.
De dialyse van Sofia Schafstadt duurde elfenhalf uur, slechts onderbroken door het verversen van de spoelvloeistof. Er was 80 liter bloed gespoeld en 60 gram ureum verwijderd toen Kolff de machine stilzette. Haar bloeddruk was gedaald naar een acceptabele 160/80, het ureumgehalte gezakt naar het schone peil van 1,21 gram per liter bloed. Desondanks bereidde zijn team zich voor op een nieuwe teleurstelling want evenals haar voorgangers, wilde ze maar niet uit haar coma ontwaken. Totdat ze aan het begin van de middag plotseling haar ogen opsloeg en Kolff over haar heen boog om te informeren hoe ze zich voelde. Op dat moment zei Sofia Schafstadt, volgens Kolff: ‘Nu ga ik me van mijn man laten scheiden.’
Op 18 september 1945, een week na de dialyse, had haar nierfunctie zich volledig hersteld. Zeven jaar na de dood van Jan Bruning had Kolff de eerste patiënt met een kunstmatige nier het leven gered.
Kolff probeerde Schafstadt zo lang mogelijk in het ziekenhuis te houden, totdat het onvermijdelijke moment kwam dat ze terug zou moeten naar de gevangenis. Kolff had evenwel eerder in de oorlog het hoofd van de KP, Jo Oudshoorn al eens gered met het voorwenden van ziektesymptomen. Hij stond bij Kolff in het krijt en liet op diens verzoek Schafstadt vrij. Ze herstelde volledig, maakte al snel weer lange wandelingen en stapte weer op de fiets en regelde inderdaad haar scheiding. Ze trok in bij haar zoon in Bilthoven, daar stierf ze in 1951, 73 jaar oud en onbewust van het grote belang van haar genezing met de kunstmatige nier voor de moderne medische wetenschap.
Op woensdagmiddag 16 januari 1946 verdedigde Kolff zijn proefschrift in Groningen en promoveerde cum laude. Door de oorlog was Kolff afgesloten geweest van informatie over mogelijk onderzoek in de rest van de wereld. Om te kunnen nagaan of hij werkelijk de eerste was die een doorbraak in de behandeling van nierpatiënten had bereikt, informeerde hij bij de Britse Informatie Dienst in Den Haag of elders in de vrije wereld iets bekend was over dialyse. De dienst kon niets vinden, maar later bleek dat er meer succes hadden geboekt.
De Zweed Nils Alwall publiceerde zijn onderzoek naar een kunstmatige nier een jaar na Kolff, in 1947. Hij was sinds 1942 bezig geweest met kunstnieren, maar had zijn machines eerst getest op dieren totdat hij ze veilig genoeg vond om ze toe te passen op mensen.
Gordon Murray deed in het Canadese Toronto een vergelijkbaar onderzoek, maar kwam pas in 1948 met een publicatie. Het scheelde heel weinig, maar Kolff had met Sofia Schafstadt inderdaad de primeur.
Kolff zelf heeft altijd gezegd dat het feit dat hij zijn nier direct klinisch toepaste, en geen dierproeven deed, hem een beslissende voorsprong ten opzichte van Murray en Alwall had gegeven. Dat Kolff die stap kon maken, heeft dus te maken met de Duitse bezetting, toen medische toezichtinstanties – voor zover ze nog functioneerden - andere dingen aan hun hoofd hadden. Om Kolff te citeren: ‘Niemand kon mij tegenhouden, alleen mijn eigen geweten. En dat zei mij door te gaan tot ik mijn doel bereikt had.’ Kritiek, met name direct na de oorlog, dat Kolff met zijn kunstnier ook patiënten behandelde die hij eigenlijk niet had mogen behandelen, was er ook.
Kolff kon er niet wakker van liggen. Die wilde het nieuws zo snel mogelijk verspreiden en liet daarbij de kunstmatige nier zélf het woord doen: hij haalde de eerste vier seriematig geproduceerde kunstniermodellen die hij in 1944 op verschillende zolders had verstopt tevoorschijn en stuurde ze de wereld over.
De eerste ging naar het Hammersmith Hospital in Londen, waar de artsen Bywaters en Joekes ermee werkten. De tweede stuurde hij naar een ziekenhuis in Polen, maar door de politieke ontwikkelingen in Oost-Europa verloor Kolff het zicht op wat er met het apparaat gebeurde. Pas in 1977 bleek dat deze nier na allerlei omzwervingen terecht was gekomen op de Jagiello Universiteit in Kraków, maar nooit was gebruikt wegens gebrek aan middelen. De derde nier stuurde Kolff naar het Royal Victoria Hospital in Montreal (Canada). De studente Nannie de Leeuw die in 1944 bij Kolff had gewerkt, was in 1946 als artsassistente in Kampen teruggekeerd. Dankzij een studiebeurs kon ze in 1948 naar Montreal waar ze de kunstnier binnen elf dagen bedrijfsklaar maakte. Van de zes patiënten die er in het eerste jaar mee werden behandeld, overleefden vier.
De vierde kunstnier schonk Kolff aan het joodse Mount Sinai Hos¬pi¬tal in New York, waar het apparaat onder de hoede kwam van Isidore Snapper, inderdaad de in 1938 vanuit Nederland vertrokken Amsterdamse hoogleraar die na omzwervingen in onder andere China inmiddels in New York werkte. Professor Snapper kreeg het apparaat binnen met een begeleidende brief waarin Kolff aanbood naar de Verenigde Staten te komen om hem te leren hoe hij de machine moest bedienen. Het contact met Snapper werd uiteindelijk de belangrijkste stap in de internationale erkenning voor Kolff en zijn kunstmatige nier, en de eerste stap naar Kolffs emigratie in 1950.
Met de kunstmatige nier heeft Kolff tijdens de tweede wereldoorlog de deur opengezet naar een nieuw tijdperk in de medische wetenschap: hij toonde aan dat je bloed kunt spoelen buiten het lichaam om het schoon en zuurstofrijk weer terug te brengen in de patiënt. Hij deed wat velen van zijn tijdgenoten niet durfden: testen of een machine echt een orgaan kon vervangen. Kolff bewees dat het mogelijk was en dit zette een omwenteling in gang in de medische wetenschap die tot op de dag van vandaag voortduurt. Kunstorganen, biomedische techniek, regeneratieve geneeskunde, de basis werd gelegd met het bewijs dat Kolff leverde met de kunstnier. 
Na zijn emigratie naar de VS in maart 1950, groeide Kolff uit tot de leider van het mondiale speelveld van kunstorganen en biomedische techniek, een positie die hij minimaal 35 jaar zou houden. Van 1950 tot 1967 werkte hij vanuit de Cleveland Clinic in Ohio, van 1967 tot 1986 bij de Universiteit van Utah in Salt Lake City. Op zijn 75ste verjaardag trad hij terug van zijn leidende positie, maar hij bleef op kleinere schaal onderzoek doen en doceren totdat hij in 1997 de universiteit verliet, op 86-jarige leeftijd.
In zijn Amerikaanse jaren wist hij op basis van de medische techniek die hij had toegepast met de kunstnier meer machines te ontwikkelen. Zo presenteerde hij in 1956 een hart-longmachine waarmee hij in 1949 in Kampen was begonnen, in navolging van de uitvinder van de hart-longmachine, de Amerikaan John Gibbon.
Ook al in Kampen startte hij met het onderzoek naar een kunstmatig hart. In 1957, in Cleveland was Kolff de eerste ter wereld die een kunsthart implanteerde in een hond, die hij er 90 minuten lang op in leven wist te houden.
Exact 25 jaar later, op 2 december 1982 was ‘t het team van Kolff in Salt lake City die de eerste succesvolle kunsthartimplantatie deed. Barney Clark, zijn naam werd wereldberoemd met het Jarvik 7 kunsthart dat Kolff gedurende een kwart eeuw met in totaal 247 medewerkers had ontwikkeld. Clark leefde er 112 dagen op voordat hij overleed. Niet aan zijn kunsthart, maar aan het onvermogen van zijn andere organen om de nieuwe turbo in zijn lichaam bij te houden. Maar wat kunstorganen kunnen doen, werd in één klap duidelijk via de wereldpers.
De president van de Universiteit van Utah, Chase Pederson, zei ooit: "Dr. Kolff houdt er nooit mee op. Mocht zijn tempo afnemen, vervangen we wat versleten is gewoon met wat hijzelf gemaakt heeft." Kolffs actieve onderzoek in kunstmatige organen ging inderdaad heel lang door, tot 2005, het jaar waarin hij – 93 jaar oud – definitief besloot te stoppen.
Een medewerker van Kolff in de jaren zestig, zei ooit: ‘Thinking the unorthodox thoughts was the unwritten law of the Kolff lab.’ Dingen anders doen, praktisch aanpakken, en vasthoudend zijn, dat is wat Kolff onderscheidde van anderen. Het was in het begin van zijn carrière de enioge manier om de Tweede Wereldoorlog te overleven en in die oorlog tot innovatie te komen. Maar na de oorlog werd het zijn adagium, een visie op basis waarvan hij zijn hele carrière heeft gebouwd. Zoals Kolff het tegen mij zei, in 2003:
‘Mensen moeten wel naar mij luisteren. Wat ik bedenk, zou hen ooit het leven kunnen redden.’Bij de Willem Kolff Stichting kunnen geïnteresseerden terecht voor meer informatie en voor foto's over Kolff.Literatuur: Herman Broers, ‘Dokter Kolff kunstenaar in hart en nieren’, B&Vmedia BV ism Mets & Schilt Uitgevers 2003 – 2007, Kampen/Amsterdam.
<P id=P_2350>Promotieonderzoek Herman Broers bij het Biografie Instituut, <FONT color=#6f80ae>Rijksuniversiteit Groningen </FONT>

gevangenschap
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.