Het dossier van een bekende: afblijven!
Plaats een reactieDe feiten
In de tijd dat patiënt in een ziekenhuis werd behandeld, heeft de daar werkzame anesthesioloog, die klaarblijkelijk een bekende van patiënt was, zijn medisch dossier ingezien. Dit zonder geneeskundige behandelrelatie met of toestemming van de patiënt. De anesthesioloog heeft verklaard dat hij dit op eigen initiatief deed vanuit de gedachte misschien steun aan patiënt en zijn familie te kunnen bieden. Hij heeft de informatie naar eigen zeggen niet met derden gedeeld. Wel heeft hij met een derde, uit de voormalige gezamenlijke vriendenkring van hemzelf en de dochter van patiënt, over de gezondheidstoestand van patiënt gesproken, maar in het gesprek is alleen informatie besproken en doorgegeven die hij van de dochter van patiënt had gekregen. De anesthesioloog ontkent dan ook zijn beroepsgeheim te hebben geschonden.
Overwegingen tuchtcollege
Dat de anesthesioloog het medisch dossier van patiënt heeft ingezien terwijl hij geen geneeskundige behandelrelatie met patiënt had en patiënt hem daartoe ook geen toestemming had verleend, is een ernstige misslag. De omstandigheid dat hij meende met goede bedoelingen te hebben gehandeld doet daar niets aan af. Een waarschuwing is op zijn plaats.
Verder behoort de anesthesioloog, in zijn hoedanigheid van arts, zeer terughoudend te zijn bij het doen van mededelingen aan derden omtrent de medische situatie van personen. Dit geldt ook als het informatie betreft die hij niet als arts heeft gekregen, maar die, zoals in dit geval, afkomstig is van de dochter van patiënt. Dat de anesthesioloog hier tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, kan het College niet vaststellen. Noch dat hij informatie uit het medische dossier van klager heeft gedeeld.
Relevantie volgens de inspectie
De privacy van patiënten is een groot goed dat zorgvuldig bewaakt moet worden. Artsen die geen geneeskundige behandelrelatie met een patiënt hebben, mogen het dossier niet inzien tenzij de patiënt daar uitdrukkelijk toestemming voor geeft. Compassie met een bekende mag nooit reden zijn om de privacy te schenden. Daarnaast geldt dat ook als er geen behandelrelatie is, een arts zeer terughoudend moet zijn met mededelingen over de medische situatie van personen. Ongeacht hoe die informatie verkregen wordt.
(Regionaal Tuchtcollege Groningen, zaaknummer: G2012/50):
Rep. nr.G2012/50
21 december 2012
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen en beslist op de op 30 mei 2012 binnengekomen klacht van:
A,
in leven wonende te B,
klager,
tegen
C,
anesthesioloog, wonende te D,
verweerder,
Gemachtigde: mr. S.M. Steegmans.
1.Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van onder meer:
- het klaagschrift van 28 mei 2012 met bijlagen, ingekomen op 30 mei 2012;
- de brief van de weduwe van klager van 18 juni 2012, ingekomen op 27 juni 2012;
- de tussenuitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen van 14 augustus 2012, waarin is beslist de behandeling van de klacht voort te zetten;
- het verweerschrift van 26 oktober 2012, ingekomen op 29 oktober2012;
- de brief met een bijlage van de weduwe van klager van 10 november 2012, ingekomen op 13 november 2012.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 20 november 2012. Verschenen zijn: verweerder en zijn gemachtigde.
Van de zijde van verweerder is ter zitting een drietal procedurele bezwaren naar voren gebracht, betreffende:
a de beslissing tot voortzetting van de behandeling van de klacht nadat klager was overleden en de weduwe van klager zich tegen voortzetting ervan had uitgesproken;
b het na de tussenbeslissing van 14 augustus 2012 - schriftelijk - laten weten aan de weduwe van klager dat, ondanks dat zij had bericht dat zij de klachtprocedure niet wilde voortzetten, zij kon repliceren op het verweerschrift en het vervolgens vanwege het College - telefonisch - gedane verzoek aan haar om alsnog op het verweer te reageren en om op de zitting te verschijnen;
c het doen van de mededeling door het secretariaat van het College aan verweerder dat een verweerschrift kan worden ingediend en het tegelijkertijd mededelen van de datum van de zitting, waardoor uitstel voor het indienen van stukken vrijwel niet mogelijk was.
Het College overweegt omtrent deze bezwaren als volgt.
Ad a
Bij de genoemde tussenuitspraak van het College van 14 augustus 2012 is beslist om de behandeling van de klacht voort te zetten. Over een zodanige beslissing kan slechts worden geklaagd door de aanwending van een rechtsmiddel indien en voor zover dat openstaat. Al aangenomen dat het bezwaar daartoe strekt, kan, nu daarin niet is voorzien, heroverweging van die beslissing dan ook niet aan de orde komen.
Ad b
De gemachtigde van verweerder heeft bij faxbericht van 15 november 2012 bezwaar gemaakt tegen het tot de processtukken doen behoren van de hiervoor genoemde brief met bijlage van de weduwe van klager van 10 november 2012. Mede lettend op artikel 16a van het reglement van de Regionale Tuchtcolleges en op de omstandigheid dat van verweerder in redelijkheid niet kon worden gevergd daarop nog voor de zitting schriftelijk te reageren, zal het College de bedoelde brief met bijlage bij zijn in deze zaak te nemen beslissing buiten beschouwing laten. In het licht daarvan moet, ook indien zou moeten worden aangenomen dat het hier besproken bezwaar niet ten onrechte is opgeworpen, worden geoordeeld dat verweerder bij de beoordeling van dat bezwaar geen - te respecteren - belang heeft.
Ad c
Nu niet is gebleken van een verzoek tot uitstel van de zitting - dat zodanig verzoek achterwege is gebleven vanwege de aangevochten mededeling is gesteld noch gebleken -, heeft verweerder ook bij de beoordeling van dit bezwaar geen - te respecteren - belang.
2.Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die tussen partijen als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist vaststaan.
Klagerheeft zich op 9 november 2011 in het ziekenhuis F onder behandeling gesteld wegens een aandoening waaraan hij op 1 juni 2012 is overleden. In de tijd dat klager werd behandeld, heeft verweerder, werkzaam in het ziekenhuis F, het medisch dossier van klager ingezien. Klager heeft zich bij brief van 12 december 2011 met een klacht hierover tot de Raad van Bestuur van het ziekenhuis F gewend. Bij brief van 27 januari 2012 heeft de Raad van Bestuur aan klager meegedeeld dat uit onderzoek is gebleken dat verweerder eenmalig het medisch dossier van klager heeft ingezien. Of dientengevolge maatregelen tegen verweerder zijn genomen, is niet aan klager bekend gemaakt.
3. De klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Klager verwijt verweerder dat hij:
1. onrechtmatig het medisch dossier van klager heeft ingezien;
2. geen geheimhouding heeft betracht omtrent de informatie die hij op deze wijze had verkregen nu hij deze informatie met derden heeft gedeeld.
4. Het verweer
Verweerder erkent dat hij op eigen initiatief het medisch dossier van klager heeft ingezien en dat hij op dat moment wist dat hij daartoe onbevoegd was. Hij heeft dit desondanks gedaan vanuit de gedachte misschien steun aan klager en zijn familie te kunnen bieden. Verweerder ontkent dat hij informatie die hij door de inzage van het medisch dossier heeft verkregen met derden heeft gedeeld. Hij heeft wel met een derde, uit de voormalige gezamenlijke vriendenkring van hemzelf en de dochter van klager, over de gezondheidstoestand van klager gesproken, maar in het gesprek is alleen informatie besproken en doorgegeven die hij van de dochter van klager had gekregen. Verweerder ontkent dan ook zijn beroepsgeheim te hebben geschonden.
5. Beoordeling van de klacht
5.1 Eerste klachtonderdeel
Vaststaat dat verweerder het medisch dossier van klager heeft ingezien, terwijl hij geen geneeskundige behandelrelatie met klager had en klager hem daartoe ook geen toestemming had verleend. Op de zitting heeft verweerder verklaard dat hij dat dossier op eigen initiatief heeft ingezien en dat hij zich op dat moment realiseerde dat hij geen inzagerecht had en in strijd met de regels - ook die van het ziekenhuis - handelde.
Het College acht het aldus inzien van het medisch dossier van klager een ernstige misslag, waarvan verweerder tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt. De omstandigheid dat verweerder meende, naar hij heeft verklaard, met goede bedoelingen te hebben gehandeld, doet hier niet aan af.
Dit klachtonderdeel zal dan ook gegrond worden verklaard.
5.2 Tweede klachtonderdeel
Verweerder wordt daarnaast verweten dat hij informatie uit het medisch dossier van klager met een derde heeft gedeeld. Verweerder heeft verklaard dat hij met de bedoelde derde slechts heeft gesproken over de feiten betreffende de gezondheidstoestand van klager, die hij in de privésfeer van de dochter van klager had vernomen. Het College is van oordeel dat verweerder, gezien zijn hoedanigheid van arts, een grote mate van terughoudendheid behoort te betrachten bij het doen van mededelingen aan derden omtrent de medische situatie van personen. Dit geldt ook indien het informatie betreft die hem uit anderen hoofde dan het zijn van arts bekend is, bijvoorbeeld, zoals naar zijn zeggen in dit geval aan de orde is, afkomstig van de dochter van klager. Dat verweerder wat dat betreft de grenzen op tuchtrechtelijk verwijtbare wijze heeft overschreden, heeft het College niet kunnen vaststellen. Het College heeft, gelet op de betwisting daarvan door verweerder, evenmin kunnen vaststellen dat verweerder informatie, ontleend aan het medische dossier van klager, met (een) derde(n) heeft gedeeld. Derhalve zal het hier besproken klachtonderdeel ongegrond worden verklaard.
6. Slotsom
De klacht zal deels gegrond en deels ongegrond worden verklaard. Mede in aanmerking nemende dat klager, zoals hij nadrukkelijk heeft uiteengezet, de onjuistheid van zijn gedraging inmiddels inziet, volstaat het College met het opleggen van een waarschuwing.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht deels gegrond zoals hiervoren omschreven en legt terzake de maatregel van waarschuwing op;
verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Aldus gegeven door:
prof.mr. J.H.M. Willems, voorzitter,
mr.dr. L. Groefsema, lid-jurist,
drs. C.L. Bruinsma, lid-beroepsgenoot,
drs. J.U.R.Niewold, lid-beroepsgenoot,
dr. H.D. de Boer, lid-beroepsgenoot,
bijgestaan door mevrouw mr. Y.M.C. Bouman, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2012 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.
- Er zijn nog geen reacties