Tuchtrecht
Uitspraak tuchtcollege

Bestuurder aansprakelijk voor slechte zorg

Plaats een reactie

In deze casus wordt de locatiedirecteur (een verpleegkundige) van een woonzorgcentrum aangeklaagd door de kinderen van een bewoonster. Zij stellen dat er ondermaatse zorg is geleverd aan hun moeder en verwijten de directeur dat hij zich niet persoonlijk met de zorgverlening aan hun moeder heeft beziggehouden. Het regionaal tuchtcollege verklaart de klagers niet-ontvankelijk omdat ‘niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van (verwijtbaar) handelen dat voldoende weerslag heeft gehad op de individuele gezondheidszorg’.

 In hoger beroep oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat de klacht alsnog ontvankelijk is, omdat de directeur/verpleegkundige wel door het hoofd verzorging en verpleging op de hoogte is gehouden over de situatie rondom de bewoonster. ‘Hieruit volgt dat de verpleegkundige betrokken is geweest bij beslissingen die patiënte direct geraakt hebben en er aldus sprake is geweest van handelen door de verpleegkundige in een bestuurlijke of leidinggevende functie, welk handelen voldoende weerslag heeft gehad op de individuele gezondheidszorg’.

Op inhoudelijke gronden wordt de klacht vervolgens afgewezen. Relevant in deze uitspraak is echter dat een bestuurder met een BIG-registratie wel degelijk kan worden aangeklaagd voor een (be)handeling waarbij hij niet rechtstreeks betrokken is geweest.

Hans van Santen, huisarts

prof. Aart Hendriks, jurist



C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2012.091 van:

A., B., C., allen wonende te D., appellanten, klagers in eerste aanleg,

tegen

E., verpleegkundige, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde mr. T.A.M. van den Ende.

1.        Verloop van de procedure

ABC. - hierna klagers - hebben op 19 april 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen E. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing van 5 januari 2012, onder nummer 1167a heeft dat College klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht. Klagers zijn van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. 

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 7 februari 2013, waar zijn verschenen klagers B. en C. en de verpleegkundige, bijgestaan door mr. T.A.M. van den Ende.

2.        Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

De moeder van klagers (patiënte) is van 22 april 2009 tot en met 17 juni 2009 verpleegd geweest op de verpleegafdeling van het woonzorgcentrum waar verweerder werkzaam was in de functie van locatiedirecteur. Op 17 juni 2009 werd patiënte overgebracht naar het ziekenhuis, waar zij in de nacht van  22 op 23 juni 2009 is overleden aan sepsis ten gevolge van een longontsteking.

3. Het standpunt van klagers en de klacht

Klagers verwijten verweerder, kort samengevat, wanprestatie bestaande uit het verlenen van ondermaatse zorg aan hun moeder, met psychisch en lichamelijk letsel tot gevolg en voorts dat hij zich, ondanks uitdrukkelijk verzoek, niet heeft ingelaten met de zaak. Klagers hebben ter verduidelijking van hun klacht een groot aantal feiten naar voren gebracht.

Verweerder heeft zich niet persoonlijk met de zorgverlening aan patiënte bezig gehouden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij geen handelingen heeft verricht op het gebied van de individuele gezondheidszorg jegens patiënte of klagers. Hij heeft nimmer contact met klagers of patiënte gehad en hij heeft daartoe ook nooit een verzoek gekregen. Daarom dienen klagers niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun klacht. Subsidiair heeft verweerder inhoudelijk verweer gevoerd. Hij betwist gemotiveerd de gestelde feiten.

5. De overwegingen van het college

Het handelen van verweerder kan tuchtrechtelijk worden getoetst, indien dit handelen (of nalaten) voldoende weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg (zie Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, 19 april 2010).

In dit geval is van belang de beantwoording van de vraag of aan verweerder, die als locatiedirecteur werkzaam is en geen persoonlijke bemoeienis met de hulpverlening aan patiënte heeft gehad,  in het kader daarvan een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt dat weerslag had op de individuele gezondheidszorg.

Dat is naar het oordeel van het college niet het geval.

Verweerder is niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor fouten van anderen, tenzij die fouten door nalatigheid van verweerder werden gemaakt. Van enig nalaten in deze zin door verweerder als locatiedirecteur is niet gebleken.

Evenmin is komen vast te staan dat verweerder geweigerd heeft met klagers of patiënte in contact te treden. Weliswaar stellen klagers dit, maar verweerder betwist dit en het is aan klagers om bij betwisting de feitelijke grondslag van hun klacht aan te tonen.

Nu niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van (verwijtbaar) handelen dat voldoende weerslag heeft gehad op de individuele gezondheidszorg, zullen klagers niet-ontvankelijk worden verklaard in hun klacht.”

 3.       Vaststaande feiten en omstandigheden

          Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.        Beoordeling van het hoger beroep

Procedure

4.1      Klagers stellen zich in hoger beroep op het standpunt dat zij door het Regionaal Tucht­college ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun klacht. Met hun beroep beogen klagers de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordelingvoor te leggen. Hetgeen zij daartoe hebben aangevoerd komt in de kern neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg hebben geuit.

4.2       De verpleegkundige heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.3      Het Centraal Tuchtcollege dient de vraag te beantwoorden of hetgeen klagers de verpleegkundige hebben verweten handelen of nalaten oplevert dat kan worden getoetst aan de tuchtnormen van artikel 47 Wet BIG en zo ja, of de verpleegkundige in strijd met die normen heeft gehandeld. De tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47 lid 1 Wet BIG betreffen niet alleen handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar dient te betrachten (de eerste tuchtnorm), maar ook enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (artikel 47 lid 1 onder b Wet BIG, de tweede tuchtnorm).

4.4       Het Centraal Tuchtcollege is in het bijzonder naar aanleiding van het verhandelde ter mondelinge behandeling in hoger beroep tot het oordeel gekomen dat van een directe zorgrelatie tussen de verpleegkundige en patiënte en/of klagers geen sprake is geweest. Klagers stellen weliswaar dat één van hen op 28 mei 2009 telefonisch contact heeft gehad met de verpleegkundige, in welk gesprek de verpleegkundige zou hebben toegezegd zelf bij het vervroegde (vervolg) multidisciplinaire overleg van 8 juni 2009 aanwezig te zullen zijn, maar zulks is door de verpleegkundige uitdrukkelijk betwist. Anders dan klagers hebben betoogd, is uit het medisch dossier en meer in het bijzonder uit de verslaglegging door de verpleeghuisarts F. op 4 juni 2009 niet af te leiden dat het gestelde telefoongesprek daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. In de notities van F. staat immers slechts vermeld “E.: fam. heeft gesprek bij hem aangevraagd.” De aantekeningen geven geen uitsluitsel omtrent de vraag wanneer, bij wie en op welke wijze door klagers een gesprek met de verpleegkundige is aangevraagd. De conclusie moet dan ook zijn dat reeds daarom geen sprake is geweest van directe zorgverlening door de verpleegkundige, zodat het Centraal Tuchtcollege niet toekomt aan een verdere beoordeling en toetsing aan de zogenaamde eerste tuchtnorm.

4.5       Op grond van de tweede tuchtnorm kan handelen in een bestuurlijke of leidinggevende functie tot een tuchtrechtelijke veroordeling leiden wanneer het handelen voldoende weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg.

De verpleegkundige heeft onweersproken gesteld dat hij locatiedirecteur is van meerdere verpleeghuizen en woon- en zorgcentra binnen de Stichting Zorggroep H., waaronder woon- en zorgcentrum I., alwaar patiëntevan 22 april 2009 tot en met 17 juni 2009 op de verpleegafdeling heeft verbleven. Binnen I. is het Hoofd Verzorging en Verpleging, G., belast met de dagelijkse leiding en is voor een aantal afdelingen, waaronder de verpleegafdeling, een afdelingshoofd aangesteld.

De verpleegkundige heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep uitdrukkelijk verklaard voortdurend door mevrouw G. op de hoogte te zijn gehouden over de situatie met betrekking tot patiënte en de te nemen vervolgstappen. Hieruit volgt datde verpleegkundige betrokken is geweest bij beslissingen diepatiënte direct geraakt hebbenen er aldus sprake is geweest van handelen door de verpleegkundige in een bestuurlijke of leidinggevende functie, welk handelen voldoende weerslag heeft gehad op de  individuele gezondheidszorg.Het voorgaande brengt mee dat klagers in de klacht ontvankelijk zijn en dat de beslissing waarvan beroep niet in stand kan blijven.

4.6      Met betrekking tot de vraag of de verpleegkundige ten aanzien van zijn handelen daadwerkelijk een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt.

De verpleegkundige heeft ter mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard uit de rapportages van G. te hebben begrepen dat de situatie rondom de zorg van patiënte en het moeizame contact tussen patiënte en de verpleegkundigen en verzorgenden weliswaar complex was en ter zake nog geen bevredigend resultaat was bereikt, maar dat er (nog) geen sprake was van een patstelling.

Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege mocht de verpleegkundige onder deze omstandigheden, op basis van de aan hem verstrekte informatie, de communicatie met patiënte en klagers omtrent verbetering van de zorgrelatie, overlaten aan G., Hoofd Verzorging en Verpleging en als professional eerst verantwoordelijke boven afdelingsniveau. Niet is gebleken dat de situatie reeds zodanig was geëscaleerd dat ingrijpen van de verpleegkundige in zijn rol van locatiedirecteur aangewezen was. Door zich voortdurend te laten informeren over de situatie van patiënte heeft de verpleegkundige naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege voldoende zorgvuldig en adequaat gereageerd op de problematische situatie rondom de zorg van patiënte. De conclusie moet dan ook zijn dat de verpleegkundige hierin geen tuchtrechtelijk verwijt treft.

4.7       Op grond van het vorenoverwogene zal het Centraal Tuchtcollege de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege vernietigen en opnieuw rechtdoende de klacht afwijzen.

4.8       Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal de publicatie van deze beslissing worden gelast.

5.        Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep;

en opnieuw rechtdoende:

wijst de klacht af;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, TVZ Tijdschrift voor Verpleegkunde, Nursing en Medisch Contact, met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. R. Veldhuisen en

mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en W.J.B. Hauwert en drs. H.G.M. Menke, leden-beroepsgenoten en mr. J. van den Hoven, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 maart 2013.

<b>Donload dit artikel met de ingekorte uitspraak(PDF>
ouderengeneeskunde
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.