Spreek elkaar aan!
Plaats een reactieDisfunctioneren blijft zelden onopgemerkt
Een disfunctionerende huisarts die maar aanmoddert tot de inspectie uiteindelijk ingrijpt: het gebeurt nog te vaak in Nederland. Collega-huisartsen moeten in de fase daarvoor hun verantwoordelijkheid nemen. Een nieuw modelprotocol helpt daarbij.
Over disfunctionerende huisartsen hoor je niet veel, maar ook in de huisartsenwereld bevinden zich disfunctionerende collega’s. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) het afgelopen jaar tot twee keer toe een huisartspraktijk sloot, omdat de huisartsen in kwestie geen verantwoorde zorg leverden. Hoe heeft het zover kunnen komen? Een dergelijke maatregel van de IGZ is immers een ultimum remedium. Het is onbegrijpelijk dat collega’s en patiënten niet eerder aan de bel trokken. En dat moet ook kunnen, want slecht functioneren blijft immers zelden onopgemerkt.
Maar wat wordt er eigenlijk precies verstaan onder disfunctioneren? Kort gezegd is het een structurele situatie van onverantwoorde zorg, waarin een patiënt wordt geschaad of het risico loopt te worden geschaad en waarbij de betreffende arts niet (meer) in staat of bereid is zelf de problemen op te lossen.
Soms is disfunctioneren te wijten aan addictieproblemen. De verwachting is dat 9 tot 12 procent van de medische professionals in Nederland worstelt met een drank- of drugsverslaving. Disfunctioneren is echter veel breder: iemand kan ook tijdelijk disfunctioneren door bijvoorbeeld een burn-out. Burn-outs komen vrij veel voor in de huisartsenzorg. Een Utrechts onderzoek toont aan dat ruim 40 procent van de huisartsen signalen van burn-out vertoont en dat een kleine 10 procent daadwerkelijk een burn-out heeft.1 De praktijk wijst uit dat huisartsen niet geneigd zijn om hulp te zoeken bij problemen, zeker als het gaat over disfunctioneren.
Ondoordringbaar domein
Huisartsen dienen te functioneren conform de medisch-professionele standaard. Belangrijke items in die beoordeling zijn: professionaliteit, deskundigheid en vertrouwen. Daarnaast is het minstens zo belangrijk dat het handelen van de professional transparant en toetsbaar is.
In de dagelijkse huisartsenpraktijk zijn transparantie en toetsbaarheid zeker nog geen gemeengoed. Het is niet gebruikelijk om collega’s aan te spreken op het (dis)functioneren, en dat terwijl de KNMG al sinds de publicatie van haar Kwaliteitsmanifest in 2002 pleit voor regelmatige evaluatiegesprekken. Ook binnen de ziekenhuiswereld doen nog maar weinig specialisten mee aan de evaluatiegesprekken om disfunctioneren te voorkomen.2
Huisartsen werken in toenemende mate samen in groepsverband. De solopraktijk is langzaam aan het verdwijnen. Toch blijven huisartsen, evenals de meeste andere artsen, hun werk vooral individueel doen: de eigen spreekkamer is het ondoordringbare domein van de individuele huisarts. Artsen denken vaak: wie ben ik dat ik mijn collega ergens op aanspreek; straks gaat hij mij ook nog aanspreken? En dat terwijl er een collectieve verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zorg bestaat. Elkaar ondersteunen bij het functioneren en elkaar aanspreken op het functioneren horen daarbij.
Verantwoordelijkheid
Het is ontegenzeggelijk waar dat deze cultuur langzaam aan het veranderen is. Echter, tot op heden was er voor huisartsen geen platform waar zij met deze problematiek terechtkonden. Om huisartsen in dit soort situaties te helpen, heeft de LHV een Modelprotocol vermeend disfunctioneren ontwikkeld (zie kader op blz. 144). Het protocol geeft huisartsen handvatten om (vermeend) disfunctioneren bespreekbaar te maken en biedt hulp bij het oplossen van problemen. De verantwoordelijkheid voor het aanspreken blijft echter bij het veld liggen.
Modelprotocol vermeend disfunctioneren
• De arts die sterke twijfels heeft, bespreekt deze twijfels met de collega
in kwestie. Tijdens de bespreking wordt de betreffende huisarts de gelegenheid geboden om op de aanwijzingen te reageren en eventuele misverstanden ten aanzien daarvan weg te nemen.
• Heeft dit geen of onvoldoende resultaat, dan worden aanwijzingen voor disfunctioneren gemeld aan de voorzitter van de groep waarvan de arts deel uitmaakt en die gezamenlijk afspraken heeft gemaakt voor het
gebruik van het protocol. Deze gaat met de arts in gesprek over de melding en de procedure. Eventueel wordt een verbetertraject
afgesproken.
• De direct belanghebbenden (bijvoorbeeld de groep waarbinnen de arts functioneert en de dagelijkse leiding van de huisartsenvoorziening als de arts daar deel van uitmaakt) worden op de hoogte gebracht.
• Is er verschil van inzicht over het handelen van de betrokken arts en/of over de te nemen maatregelen, dan kan de commissie van advies worden geconsulteerd.
• Als de arts om wie het gaat niet meewerkt, of als verbetermaatregelen geen of onvoldoende effect hebben, beslissen de voorzitter en indien van toepassing de dagelijkse leiding over wat er dan gebeuren moet (bijvoorbeeld beëindigen samenwerking/arbeidsovereenkomst of
melden bij IGZ).
IGZ zette huisarts op non-actief
Hoe het mis kan gaan, blijkt op www.igz.nl, waar een case beschreven wordt. In het voorjaar van 2010 kwam de IGZ daar in contact met huisartsen uit een hagro in het noorden van het land. Zij maakten zich zorgen over het beroepsmatig functioneren van een collega. Ook van de preferente zorgverzekeraar kreeg de IGZ signalen over de tekortschietende continuïteit van de huisartsenzorg. De IGZ heeft vervolgens meerdere keren met de huisarts in kwestie gesproken en constateerde dat de huisarts zijn beroepsuitoefening niet zodanig had georganiseerd dat dit leidde of kon leiden tot verantwoorde zorg. Zo waren bijvoorbeeld de beschikbaarheid en continuïteit van zorg bij afwezigheid onvoldoende geregeld. Ook zat er te weinig structuur in de zorg voor chronische patiënten en was de systematische bewaking, beheersing en verbetering van deze zorg onvoldoende. Bovendien was de huisarts door persoonlijke problemen niet in staat om verantwoorde huisartsenzorg te leveren.
De IGZ sommeerde de huisarts daarom in november 2010 de werkzaamheden met onmiddellijke ingang te stoppen. Deze aanzegging geldt tot het moment dat de huisarts naar het oordeel van de inspectie weer verantwoorde zorg kan leveren.
Zo hadden de huisartsen uit de hagro (zie kader hierboven) de verantwoordelijkheid om hun disfunctionerende collega-huisarts aan te spreken voordat zij de stap naar de IGZ maakten.
Uit de casus is niet op te maken of dit gebeurd is. Om huisartsen te ondersteunen in dit soort situaties is het Modelprotocol vermeend disfunctioneren opgesteld waarin ook een te volgen procedure is vastgelegd. Als dit niet tot het gewenste resultaat leidt en de huisarts blijft disfunctioneren, moet de IGZ overigens wel ingeschakeld worden.
Cultuuromslag
Openheid over fouten is, ondanks de collectieve verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zorg, nog geen vanzelfsprekendheid in de medische wereld. Daarbij komt de angst voor het extra werk dat op het bordje van de directe collega’s komt te liggen als een disfunctionerende collega uitvalt. Dit mag gezien de maatschappelijke verantwoordelijkheid natuurlijk nooit een rol spelen. Een cultuuromslag is dan ook nodig. De verschillende door de medische beroepsgroep ontwikkelde instrumenten, waaronder het modelprotocol, dragen hopelijk bij aan gedragsverandering en geven duidelijkheid over de individuele en gezamenlijke verantwoordelijkheden.
Het is nu aan de beroepsgroep zelf om uitwerking te geven aan het modelprotocol en de verantwoordelijkheid te nemen.
Hoe ga je om met een disfunctionerende collega?
Voorbereiding
- Neem contact op met uw collega en geef aan dat u zich zorgen maakt over zijn welbevinden en de invloed hiervan op zijn functioneren.
- Maak een afspraak voor het gesprek (minimaal een week van tevoren) zodat uw collega zich er ook op kan voorbereiden.
- Zorg voor een rustige plek waar u onder vier ogen kunt spreken en niet gestoord wordt.
- Reserveer voldoende tijd.
- Bereid het gesprek goed voor.
Gesprek
- Vertel wat uzelf waarneemt en hoe u dat ervaart. Het is belangrijk dat u het gedrag feitelijk beschrijft.
- Durf te confronteren, wees duidelijk en probeer subjectiviteit te voorkomen.
- Wees voorbereid op een sterk afwijzende en onprettige reactie.
- Toets of de collega u begrijpt.
- Vraag naar diens mening en mogelijke oplossingen.
- Probeer uw collega zoveel mogelijk zelf met oplossingen te laten komen.
- Luister aandachtig en geef de collega ruimte eventuele misverstanden weg te nemen.
- Vat het gesprek samen en toets of de collega-huisarts achter de conclusies en oplossingen staat.
Afspraken
- Sluit het gesprek af met het maken van vervolgafspraken.
Een wettelijke meldplicht, waarvoor Tweede-Kamerlid Helma Lodders (VVD) in Het Financieele Dagblad van 4 april 2011 pleitte, is niet de oplossing. Dat zal juist demotiveren, leiden tot vrees voor een klikcultuur en zodoende afbreuk doen aan de samenwerking en de gewenste cultuuromslag. Minister Edith Schippers van VWS vindt ook dat de verantwoordelijkheid primair bij de beroepsgroep ligt. Wel overweegt zij in de Wet cliëntenrechten zorg te regelen dat een instelling bij de IGZ melding moet doen van situaties waarin de samenwerking met een beroepsbeoefenaar wordt verbroken wegens disfunctioneren. Deze maatregel moet voorkomen dat disfunctionerende artsen zomaar op een andere plek weer aan de slag kunnen.
mr. Swanehilde Kooij, beleidsmedewerker LHV
dr. Wim Verstappen, huisarts
Correspondentieadres: s.kooij@lhv.nl; c.c.: redactie@medischcontact.nl.
Geen belangenverstrengeling gemeld.
Samenvatting
- De IGZ sloot afgelopen jaar tot twee keer toe een huisartsenpraktijk vanwege disfunctionerende praktijkhouders.
- Huisartsen moeten elkaar aanspreken op disfunctioneren. Ze hebben immers een collectieve verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zorg.
- Een nieuw modelprotocol geeft huisartsen handvatten om (vermeend) disfunctioneren bespreekbaar te maken en biedt hulp bij het oplossen van problemen.
Disfunctioneren
Medisch Contact belicht in een korte serie verschillende aspecten van disfunctioneren van artsen en van de aanpak daarvan. Volgende week verschijnt deel 2. Daarin leggen Marcel Wanrooy en Lodewijk Schmit Jongbloed uit dat het voorkómen van disfunctioneren niet hetzelfde is als het vermijden van conflicten: ‘Wrijving geeft glans’.
Voetnoten
1. Houtman IL, Goudswaard A, Dhondt S, et al. Dutch monitor on stress and physical load: risk factors, consequences, and preventive action. Occup Environ Med. 1998; 55: 73-83.
2. Crommentuyn R. Hulpprogramma nuttig voor verslaafde arts. Medisch Contact 2011: 66 (8): 464-67.
3. Dijk R van. Slechte specialist heeft vrij spel. Medisch Contact 2009; 64 (39): 1634-6.
Eerdere MC-artikelen over dit onderwerp <strong>Klik hier voor een PDF van dit artikel</strong>
- Er zijn nog geen reacties