Richtlijnwerkgroep pareert kritiek op cholesterolstreefwaarden
Advieswaarde voor cholesterol in NHG-richtlijn staat als een huis
14 reactiesOnlangs bekritiseerden epidemiologen Dika Luijendijk en Esther de Haas de strenge streefwaarden voor cholesterol. De opstellers van de richtlijn reageren.
In april van dit jaar is de nieuwe multidisciplinaire richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement gepubliceerd. Veel reacties op deze richtlijn gaan vrijwel alleen over de cholesterolstreefwaarde bij een beperkt deel van de statinegebruikers en worden gekenmerkt door cynisme, complottheorieën en uit de lucht gegrepen schattingen van de effecten van de aanbevelingen. Menig criticus verzuimt daarbij de onderbouwing voor de aanbevelingen goed te lezen. De kritiek van Luijendijk en De Haas vormt daarop een positieve uitzondering (MC 25/2019: 18). Daarom reageren we graag op hun kritiekpunten.
Misvatting
Hun eerste discussiepunt is dat een richtlijn gebaseerd op Grade vereist dat de aanbevelingen zijn gebaseerd op strikt wetenschappelijk bewijs. Dit is een misvatting. De Grade-methodiek gaat over veel meer dan alleen de beoordeling van de bewijskracht. Grade beschrijft het gehele proces hoe je van een klinische vraag uit de praktijk tot een aanbeveling kunt komen. De onderbouwing van een aanbeveling wordt geleverd door de bewijskracht uit de literatuur alsmede overwegingen als kosten, beschikbaarheid van zorg, et cetera. Grade eist daarbij niet dat een richtlijn op bomvrij wetenschappelijk bewijs is gebaseerd, maar dat je transparant laat zien wat de onderbouwing is voor de aanbeveling. Daar hoort ook bij dat je met een literatuurzoekactie aantoont welke literatuur er wel en welke er niet is, waarbij je nauwkeurig beschrijft hoe de beschikbare literatuur je vragen kan beantwoorden.
Secundaire uitkomstmaat
Een tweede argument van Luijendijk en De Haas – en anderen – is dat studies die de relevante uitkomstmaat als secundaire uitkomstmaat hebben even belangrijk zijn als studies waarbij deze het primaire eindpunt is. Het includeren van studies die de relevante uitkomstmaat niet als primaire uitkomst hebben, is echter riskant omdat secundaire uitkomstmaten veel gevoeliger zijn voor bias en interpretatiefouten. Secundaire uitkomsten kunnen worden gebruikt als er te weinig gegevens zijn met het relevante eindpunt als primaire uitkomstmaat. Dit was hier, met tienduizenden gerandomiseerde patiënten in de geïncludeerde studies, geenszins het geval. Van de drie door Luijendijk en De Haas geopperde studies is overigens alleen de SAGE-studie enigszins interessant. Dit onderzoek bij 893 ouderen liet een relatiefrisicoreductie zien van 29 procent voor hartvaatziekten (p=0,11) en een sterftereductie van 67 procent (p=0,014). Inclusie van dit onderzoek zou de conclusies dus alleen maar hebben versterkt. De andere twee genoemde studies includeerden respectievelijk 50 en 51 patiënten en kunnen daardoor sowieso niet bijdragen aan het gepoolde effect. Ook de resultaten van de door Luijendijk en De Haas genoemde Search-studie zouden de resultaten van de meta-analyse(s) niet of nauwelijks hebben veranderd.
Vanuit het veld is de vraag naar streefwaarden sterk
Streefwaarde
Een belangrijk punt is dat de geanalyseerde studies niet eenduidig een enkele LDL-streefwaarde ondersteunen. Sterker, streefwaardegebaseerde studies bestaan op het gebied van cholesterolverlaging niet en een streefwaarde kan daarom alleen maar worden afgeleid uit (metaregressieanalyse van) gepoolde data. Vanuit het veld is de vraag naar streefwaarden, om begrijpelijke redenen, sterk. Daarom was de vraag voor de werkgroep niet of alle onderzoeken dezelfde LDL-waarde nastreefden en/of bereikten, maar
1. of het hanteren van een streefwaarde rationeel was en
2. wat dan de meest rationele streefwaarde was die uit een gewogen analyse van de literatuur viel af te leiden.
Vanwege het evidente verband tussen de in de trials bereikte LDL-waarde en het cardiovasculaire risico was het antwoord op de eerste vraag ‘ja’. Ten aanzien van de tweede vraag staan we nog steeds achter de waarde van 1,8 mmol/l. Luijendijk en De Haas vermelden niet tot welke LDL-waarde zij zouden zijn gekomen als ze het totaal van de onderzoeksdata beschouwen.
Ook benadrukt de richtlijn dat deze waarde niet in steen gehouwen is en koste wat kost bereikt moet worden. Zit een patiënt op 1,9 dan is dat natuurlijk niet ineens ‘fout’ en voordat je extra medicatie geeft om 1,8 te bereiken moet je goed uitleggen wat de overwegingen en onzekerheden zijn. Allemaal een kwestie van gezond verstand, dat door geen enkele richtlijn overbodig kan worden gemaakt.
Risicoreductie
Zowel Luijendijk en De Haas als andere critici presenteren berekeningen en redeneringen die gebruikmaken van extrapolatie van absolute risicoreducties (en daaraan verbonden numbers needed to treat) uit trials, schijnbaar in een poging het effect klein te doen lijken. Het algemene uitgangspunt van deze en vrijwel alle soortgelijke richtlijnen is evenwel om relatiefrisicoreducties uit de literatuur te koppelen aan specifieke risicogroepen. Dit principe is gebaseerd op een veel slechtere generaliseerbaarheid van absolute risicoreducties dan relatiefrisicoreducties, en voorkomt vooral óverbehandeling van laagrisicopatiënten. De specifieke risicogroep waarvoor de scherpe LDL-streefwaarde wordt aanbevolen, is een beperkte groep relatief jonge mensen die een hart- en vaatziekte hebben doorgemaakt. Er zijn inmiddels gevalideerde calculators voor het recidiefrisico voorhanden, maar die worden nog weinig gebruikt en laten zien dat dit risico gemiddeld genomen zeer groot is. De suggestie dat we ons voor deze groep bij het formuleren van aanbevelingen alleen zouden moeten focussen op sterftereductie en niet op ziektereductie, verwerpen wij. Hart- en vaatziekten kunnen een enorme impact hebben op de kwaliteit van leven.
Bijwerkingen
Een laatste inhoudelijk discussiepunt betreft het optreden van bijwerkingen bij intensieve cholesterolverlagende therapie. Luijendijk en De Haas vinden dat de bijwerkingen moeten worden afgetrokken van het behandeleffect teneinde de nettowinst van de aanbeveling te kunnen inschatten. Dit argument horen we vaker maar is buitengewoon eigenaardig, omdat zowel de richtlijn als het gezond verstand zeggen dat je preventieve medicatie niet blijft gebruiken als je er vervelende bijwerkingen van hebt. Omdat de winst in individuele gevallen bij preventie altijd onzeker is, zijn meer dan milde bijwerkingen eenvoudigweg niet acceptabel. In dit geval dient de dosering te worden verminderd of zelfs te worden gestopt met de medicatie.
De vlag hoeft bij de farmaceuten niet uit, hij hangt eerder halfstok
Belangenverstrengeling
Dan is er nog de beeldvorming dat de cholesterolaanbevelingen ingegeven zijn door belangenverstrengeling of de ambitie om dure geneesmiddelen te pushen. Ten aanzien van de belangenverstrengeling is de hiervoor geldende Nederlandse gedragscode gevolgd. Wie voorts denkt dat de richtlijn gunstig is voor de fabrikanten van PCSK9-antilichamen, adviseren wij de relevante tekstdelen te lezen. Er staat onder meer dat deze middelen qua effectiviteit en veiligheid nog onvoldoende onderzocht zijn en bovendien zo duur zijn dat de richtlijn zich achter de bestaande vergoedingsrestricties schaart, die grootschalig gebruik onmogelijk maken. Ten opzichte van de Europese transmurale richtlijn is het potentiële indicatiegebied van deze middelen flink ingeperkt. De vlag hoeft bij de farmaceuten niet uit; hij hangt eerder halfstok.
Ten slotte zijn we het helemaal eens met de centrale rol die een goed gesprek met de patiënt heeft bij besluitvorming over medicijnen. We hebben daarom in de hele richtlijn veel aandacht besteed aan shared decision making.
Reactie Luijendijk en de Haas
De reactie van Smulders en Hoes onderstreept ons commentaar. Er is geen gerandomiseerd onderzoek dat de meerwaarde van LDL-cholesterolstreefwaarden aantoont. Daarnaast ontbreekt – Grade-indachtig – een transparante afleiding van de LDL-C-streefwaarde van 1,8 mmol/l uit de geciteerde studies over intensieve lipidenverlagende behandeling.
Smulders en Hoes veronderstellen een evident verband tussen de bereikte LDL-waarde en het cardiovasculaire risico. Waarschijnlijk doelen zij op de associatie tussen een LDL-C-daling van 1 mmol/l en een relatiefrisicoreductie (RRR) van 21 procent in statinetrials, die in de richtlijn wordt aangehaald.1 Het betrof 22 trials met standaardstatinebehandeling (gemiddeld 1,1 mmol/l LDL-C-daling) en vijf met intensieve statinebehandeling (0,5 mmol/l). Het is de vraag of de gerapporteerde associatie a. lineair is, b. kan worden geëxtrapoleerd naar verdere LDL-C-dalingen én bereikte LDL-C-waarden, en c. geldt voor ezetimibe en PCSK9-remmers.2 3 Een ander onderzoek met acht trials over intensieve statinebehandeling reproduceerde het verband tussen LDL-C-verlaging en cardiovasculair risico niet.4
De review van de richtlijnopstellers wees een 13 procent RRR uit voor intensieve lipidenverlagende therapie als secundaire preventie. Achteraf stellen de auteurs dat het weglaten van studies de resultaten niet heeft beïnvloed. In principe draagt iedere studie bij aan de grootte en precisie van de effectschatting, zeker grote studies als Search (n=12064, 6% RRR). De aangetoonde absolute risicoreductie was 1,4 procent per drie jaar, maar wordt in de richtlijn (niet door ons) geëxtrapoleerd voor tien jaar. Ten slotte, hoewel de auteurs gemakshalve aannemen dat bijwerkingen altijd herkend worden en reversibel zijn, onderstrepen zij wel het belang van het meewegen van bijwerkingen.
Dika Luijendijk en Esther de Haas
Auteurs
Yvo Smulders, internist Amsterdam UMC, locatie VUMC
Arno Hoes, klinisch epidemioloog, UMC Utrecht namens de werkgroep Multidisciplinaire richtlijn cardiovasculair risicomanagement
Contact
cc: redactie@medischcontact.nl
bronnen
1. Cholesterol Treatment Trialists' (CTT) Collaborators. The Lancet. 2012; 380 (9841): 581–90.
2. Leibowitz M, et al. JAMA Intern Med. 2016; 176(8): 1105–13.
3. Bots ML. Ned Tijdschr Geneeskd. 2017; 161: D1325.
4. Mills EJ, et al. Europ Heart J. 2011; 32: 1409–15.
Yvo Smulders
Internist, Amsterdam
Als richtlijnwerkgroep hebben we natuurlijk een verantwoordelijkheid in het opstellen van heldere aanbevelingen. We denken dat we daar redelijk in geslaagd zijn en dat onze aanbevelingen geen overbehandeling hoeven te veroorzaken. Als brievenschrijve...rs later stellen dat "DE streefwaarde voor LDL" nu 1.8 is, dan moeten we dat weer corrigeren en ligt verwarring op de loer. Erg is dat verder niet, goed uitleggen is part of the job. Verder ben ik tegen het met kleuren of anderszins coderen van bloeduitslagen, vooral van cholesterolwaarden, o.a. om redenen die u schetst. Wees tenslotte verzekerd van onze gedeelde afkeer van al te strikte aanbevelingen en dank voor uw aanmoediging.
Ad Melman
huisarts, niet praktiserend, Voorschoten
Geachte collega Smulders,
Mijn bespreking van uw artikel 'Fundamentalisme' had niet alleen als doel om de andere wind van de richtlijnwerkgroep te bespreken, maar was vooral voortgesproten uit zorg voor overmedicatie. Een goede vriend, woonachtig in... de Betuwe, nu 70 jaar met in de voorgeschiedenis een stentplaatsing circa 15 jaar geleden, kwam voor controle bij zijn huisarts. Na dit bezoek was hij weer een extra medicijn rijker: naast een statine mocht hij een tabletje etezimibe slikken met als argument dat de nieuwe richtlijnen deze aanvulling voorschreven. Zijn LDL was 2,5 mol/l ! Deze huisarts heeft de richtlijn wel gelezen, maar verkeerd geïnterpreteerd zou men kunnen stellen. Dat is misschien wel uitgelokt doordat in het diagnostisch dossier van de huisarts een LDL waarde van 2,5 mol/l in een rode kleur wordt aangegeven om aan te geven, dat er sprake is van een afwijkende waarde. U als richtlijnopsteller kunnen we deze overbehandeling natuurlijk niet aanrekenen, maar toch zal het effect van deze richtlijn wel zijn, dat vele patiënten overbehandeld worden met als prijs bijwerkingen en onnodige kosten zonder een meetbaar gezondheidseffect. Misschien kunt u deze gedachte meenemen in een aanstaand artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Veertig jaar regulier huisarts maakt bescheiden met betrekking tot al te strikte aanbevelingen op farmaceutisch gebied. Ik wens u succes met uw voorlichtende taak.
GJ Bonte
Neuroloog, Dalfsen
Smulders blijft maar hameren op het feit dat veel van de opponenten de richtlijn "niet" of "niet goed" gelezen hebben. Wellicht bedoelt Smulders hiermee dat we de richtlijn niet zo lezen zoals hij dat graag zou willen zien, maar het is natuurlijk wat... pijnlijk voor mijn tere zieltje.
Ik heb uit pure verveling dus de hele richtlijn maar eens gelezen, inclusief alle noten. De "goede argumenten" waar Smulders het over heeft, zoals die volgens hem in de richtlijn zouden staan en goed zouden worden uitgelegd, het spijt me, maar ik zie ze niet.
Wat ik vooral zie is een nogal selectieve weergave van de beschikbare literatuur, waarbij alle literatuur waarin men zich kritisch uitlaat over de relatie tussen het cholesterol, in al haar verschillende vormen, en het risico op cardiovasculaire ziekten nogal opvallend afwezig is.
Mijn oude wijze vader zou dan ook zeggen: "Hij knep de kippe net zo lange in de konte, tot det er een ei uut rolt".
Oftewel, als je maar genoeg hamert op de literatuur die je gelijk aantoont en de literatuur die het tegendeel laat zien negeert, heb je altijd gelijk...
Yvo Smulders
Internist, Amsterdam
Geachte collega Melman
Ik sta nog steeds geheel achter het redactionele commentaar in het NTvG van destijds: Je moet terughoudend zijn met hele strenge streefwaarden. Dat heeft ook ten grondslag gelegen aan een veel restrictievere aanbeveling omtren...t de LDL-streefwaarden dan in bv de Europese en Amerikaanse cardiovasculaire richtlijnen, om over bloeddruk nog maar te zwijgen. De wind stond in de werkgroep dus weldegelijk uit de goede richting. Voor de LDL-streefwaarde van 1,8 bij mensen <70 met een doorgemaakte hart-vaatziekte hadden we goede argumenten, die uitgelegd staan in de richtlijn en het artikel. Dat niet iedereen die argumenten deelt is duidelijk, alhoewel heel veel opponenten de richtlijn niet of niet goed lezen, danwel verkeerd citeren. Ik overweeg nog een keer -op persoonlijke titel- een artikel te schrijven dat ingaat op de preciese aard van de controverse tussen de cholesterol-/statine-sceptici (Ravnskov, Kendrick, et al), maar dat vereist veel meer woorden dan in deze kaders passen.
Ad Melman
huisarts, niet praktiserend, Voorschoten
Yvo Smulders heeft in het Ned Tijdsch Geneeskd.(2017;161:B1364 dd 09-02-2017) een lezenswaard 'Redactioneel' gepubliceerd met als titel " Fundamentalisme ".
In dit artikel bespreekt de auteur diverse vormen van fundamentalisme, zoals die ook in de g...eneeskunde worden aangetroffen. De auteur wijst op de fatale gevolgen van glucosefundamentalisme ('iedereen een HbA1c van 6%'), het bloeddrukfundamentalisme ('iedereen naar de 120/80) en ja ook op het lipidenfundamentalisme: het LDL-cholesterol kan niet laag genoeg zijn.
De auteur vervolgt: niet toevallig hangt streefwaardefundamentalisme samen met welke pillen en poeders bij de farmaceut op de plank liggen !
Wat gekscherend schrijft Smulders " Wie zijn patiënt geen LDL-waarde van 1,8 mol/l gunt, moet zichzelf nakijken. Gelukkig zeggen sommige mensen daar ook verstandige dingen over, zoals Michiel Bots (Ned Tijdschr Geneeskd. 2017;161: D 1325).
In een volgende alinea wordt dan nog het richtlijnfundamentalisme kritisch besproken.
De auteur besluit zijn artikel met " Mensen maken zich vaak zorgen over moslimfundamentalisme, maar geneeskundig fundamentalisme is veel gevaarlijker".
Gezien de ondersteuning van de jongste richtlijn CVRM door Smulders c.s. is er kennelijk een andere wind gaan waaien.
Jammer, want er is voldoende reden om deze nieuwe richtlijn kritisch te benaderen, zoals ook in de diverse commentaren beschreven.
Fundamentalisme zal de patiënt geen heil brengen en levert altijd schade op.
GJ Bonte
Neuroloog, Dalfsen
@Hoes & Smulders:
Enige arrogantie is Hoogleraren over het algemeen niet vreemd en u beiden bent daarop geen uitzondering. Ik ben natuurlijk slechts een simpele perifere neuroloog, mijn tijd is schaars, en ik kan niet alles lezen. Bovendien ben i...k ook niet zo heel slim.
Maar u beiden draaien wel heel handig en steeds opnieuw om de hete brei heen.
Het is u beiden nu al herhaaldelijk gevraagd, en u beiden zijn blijkbaar doof en blind voor het verzoek. Reageer nu eens op de inhoudelijke aspecten van de review zoals hier onder weergegeven.
Zo lang u dat niet doet heb ik sterk de indruk dat u uw eigen paadjes schoon tracht te vegen, en maakt u een bepaald ongeloofwaardige indruk. Bovendien zijn dit "echte academische collega's", collega's waar u uw neus niet voor op hoeft te halen. Niet van de simpele omhooggevallen boerenlullen zoals ik.
Wees eens flink, en geef gewoon antwoord! Dat is wel het minste wat je van een academicus mag verwachten.
"LDL-C does not cause cardiovascular disease: a comprehensive review of the current literature."
To cite this article: Uffe Ravnskov, Michel de Lorgeril, David M Diamond, Rokuro Hama, Tomohito Hamazaki, Björn Hammarskjöld, Niamh Hynes, Malcolm Kendrick, Peter H Langsjoen, Luca Mascitelli, Kilmer S McCully, Harumi Okuyama, Paul J Rosch, Tore Schersten, Sherif Sultan & Ralf Sundberg (2018) LDL-C does not cause cardiovascular disease: a comprehensive review of the current literature, Expert Review of Clinical Pharmacology, 11:10, 959-970, DOI: 10.1080/17512433.2018.1519391
Yvo Smulders
Internist, Amsterdam
In reactie op van der Linde en Bonte: we reageren niet op kritiek die voortkomt uit het onzorgvuldig lezen of foutief citeren van de richtlijn of ons artikel. Alleen benadrukken we nogmaals dat reductie van cardiovasculaire morbiditeit (vooral hart- ...en herseninfarcten) een valide doel van preventie is, waarmee we aansluiten bij vrijwel alle (inter)nationale preventierichtlijnen op cardiovasculaire en andere gebieden. Het cynische ‘count-the-bodies’ als enige effectmaat voor preventie delen wij niet.
De vergelijking met Amerikaanse cardiovasculaire richtlijnen komt vaak terug en bevat fouten. Ten eerste zijn de Amerikaanse richtlijnen t.o.v. de Europese veel agressiever, zowel qua aantal behandelde mensen als qua intensiteit van behandeling (lees o.a. NEJM 2014;370:1422). Een recente analyse (van Amerikaanse bodem) laat zien dat de Amerikaanse richtlijnen mínder evidence-based zijn dan de Europese (lees o.a. JAMA 2019;321:1069). Inderdaad was er een periode waarin de Amerikanen geen LDL-streefwaarden hanteerden (“fire and forget”; intensieve medicatie zonder vervolgmeting van het cholesterol). In hun nieuwste richtlijn zijn ze echter weer gewoon terug bij LDL-streefwaarden en hanteren ze daarbij de waarde 1,8 voor een veel grotere groep mensen dan onze CVRM-richtlijn (lees o.a. Circulation 2019;139:e1082). T.ov. de Europese richtlijn (die ten onrechte vaak ‘cardiologenrichtlijn’ wordt genoemd: o.a. huisartsen, neurologen verpleegkundigen en patiënten waren vertegenwoordigd) is de CVRM-richtlijn overigens wederom restrictiever. Dit komt o.a. door een veel kleinere groep mensen voor wie de lage LDL-streefwaarde geldt, alsmede vanwege geadviseerde terughoudendheid bij primaire preventie bij ouderen en hogere bloeddrukstreefwaarden.
Yvo Smuldes en Arno Hoes, namens de werkgroep richtlijn CVRM
Michiel Zandbelt
, reumatoloog
Ik ben persoonlijk nog steeds bepaald niet overtuigd van nut en noodzaak van de nieuwe weer lagere cholesterol streefwaarden, maar vind het als reumatoloog bijzonder prettig de volgende quote van de twee auteurs die namens de richtlijnenwerkgroep hie...r spreken vanuit dit artikel mede te kunnen hanteren in de spreekkamer
" Omdat de winst in individuele gevallen bij preventie altijd onzeker is, zijn meer dan milde bijwerkingen eenvoudigweg niet acceptabel. In dit geval dient de dosering te worden verminderd of zelfs te worden gestopt met de medicatie."
He, he eindelijk eens wat relativeren van kosten en baten!
(selectie-bias: gezien aard bijwerkingen vernemen reumatologen die relatief vaak, maar de impact op kwaliteit van leven mag gerust als groot worden beschouwd).
Wil Duits
Bedrijfsarts, Houten
En nu naar de oorzaak, wat kan de oorzaak zijn van verstoorde lipiden in het bloed? Bijvoorbeeld stress, een veel voorkomend probleem in onze maatschappij, misschien moeten we daar wat aan doen. In plaats van symptoombestrijding.
GJ Bonte
Neuroloog, Dalfsen
Nee maar, lees ik dit nu goed?
Twee hoogleraren die een Relatieve Risico Reductie (RRR) belangrijker vinden dan een Absolute Risico Reductie (ARR)?
En dat met als argument dat de ziektelast van vasculaire aandoeningen zo groot is? En omdat de A...RR moeilijker te reproduceren is dan de RRR?
Ik geloof mijn ogen niet...
Wat betreft het 1e argument: De ziektelast van oncologische, neurologische of voor mijn part dermatologische aandoeningen is minder groot? Zodat daar absolute risico reducties wel de voorkeur verdienen?
En wat betreft het 2e argument: Me dunkt dat uit een meta-analyse met in totaal zo'n 175.000 patiënten met redelijke betrouwbaarheid een absolute risico reductie moet kunnen worden berekent. Als dat hier niet lukt, wanneer dan nog wel?
Zo'n beetje het eerste principe in de statistiek in ons vak is dat we willen weten in hoeverre behandeling succesvol is. Het eerste dat men de geneeskundestudent leert is dat een RRR de zaken niet zelden veel fraaier voorstelt dan de ARR. Uiteindelijk telt de absolute risicoreductie en niet de relatieve risicoreductie.
En hoe je het ook went of keert, sterfte blijft een belangrijke uitkomstmaat. "Count the bodies", zei Marcel Levi al eens in een column.
En nog even iets, waar is het bewijs voor de stelling van deze twee heren dat behandeling met een staten bijdraagt aan een betere kwaliteit van leven? Ook daar valt wel iets op af te dingen, zo lijkt mij...
Wat een zwak verweer voor het produceren een richtlijn die meer het resultaat lijkt te zijn van wat broddelwerk, dan een wetenschappelijk goed gefundeerd advies...
En als de heren even de recente geschiedenis in duiken, de invloed van de farmaceutische industrie en niet zelden iets te ambitieuze hoogleraren op richtlijnen en adviezen is iets groter dan zij hier voor doen willen komen...
Hans van der Linde
huisarts, Capelle aan den IJssel
DE MYTHE VAN STERKE CHOLESTEROLVERLAGING
Een verbeterde opmaak van de vorige reactie:
Hieronder treft u een specificatie aan van de onthutsende uitkomsten van sterke cholesterolverlaging in het kader van secundaire preventie met als resultaat een... gemiddelde reductie van 0,21% (ARR) per jaar. Dat zijn dus volstrekt zinloze interventies waarvan het effect in het niet verdwijnt bij de bijwerkingen.
UITKOMSTEN VAN SECUNDAIRE PREVENTIE-
ONDERZOEKEN MET CHOLESTEROLVERLAGERS
--------------------Absolute risico--------Absolute risico
--------------------reductie (ARR)---------reductie (ARR)
--------------------cardiovasculaire------cardiovasculaire
--------------------mortaliteit----------------mortaliteit
--------------------gedurende loop--- ----per jaar (%)
--------------------tijd onderzoek (%)
4S------------------ -1,48----------------------- -0,27
CARE-------------- -1.60----------------------- -0,32
Post-CAB------- +0,30----------------------- +0.07
LIPID--------------- -1,92----------------------- -0,32
GISSI-P------------ -0,85----------------------- -0,43
LIPS----------------- -1,34----------------------- -0,34
HPS----------------- -1,17----------------------- -0,23
GREACE----------- -2,25----------------------- -0,75
PROSPER--------- -0,94----------------------- -0,29
ALL-HAT-LLT----- -0,03----------------------- 0
PROVE-IT---------- -0,31----------------------- -0,15
ALLIANCE-------- -1,45----------------------- -0,32
TNT------------------ -0,52----------------------- -0,11
IDEAL-------------- +0,06---------------------- +0,01
SPARCL----------- +0,04---------------------- +0,01
SEARCH---------- +0,14--------------------- +0,02
Gemiddelde ARR PER JAAR: -0,21% (NNT 476)
(Bron: Expert Review of Clinical Pharmacology
11 oct. 2018, Page 962, LDL-C does not cause
cardiovascular disease: a comprehensive review
of the current literature)
Hans van der Linde
huisarts, Capelle aan den IJssel
DE MYTHE VAN STERKE CHOLESTEROLVERLAGING
Als aanvulling op de vorige reactie:
Hieronder treft u een specificatie aan van de
onthutsende uitkomsten van cholesterolverlaging
in het kader van secundaire preventie met als
resultaat een gemiddeld...e reductie van 0,21% (ARR)
per jaar. Dat zijn dus volstrekt zinloze interventies die in het
niet zakken bij de bijwerkingen
UITKOMSTEN VAN SECUNDAIRE PREVENTIE-
ONDERZOEKEN MET CHOLESTEROLVERLAGERS
Absolute risico- Absolute risico-
reductie (ARR) reductie (ARR)
cardiovasculaire cardiovasculaire
mortaliteit mortaliteit
gedurende de PER JAAR (%)
looptijden van
onderzoeken (%)
4S -1,48 -0,27
CARE -1.60 -0,32
Post-CAB +0,30 +0.07
LIPID -1,92 -0,32
GISSI-P -0,85 -0,43
LIPS -1,34 -0,34
HPS -1,17 -0,23
GREACE -2,25 -0,75
PROSPER -0,94 -0,29
ALL-HAT-LLT -0,03 0
PROVE-IT -0,31 -0,15
ALLIANCE -1,45 -0,32
TNT -0,52 -0,11
IDEAL +0,06 +0,01
SPARCL +0,04 +0,01
SEARCH +0,14 +0,02
Gemiddelde ARR PER JAAR: -0,21% (NNT 476)
(Bron: Expert Review of Clinical Pharmacology, 11 oct. 2018, Page 962,:
LDL-C does not cause cardiovascular disease: a comprehensive review
of the current literature)
Hans van der Linde
huisarts, Capelle aan den IJssel
Smulders en Hoes onderstrepen het ontbreken van bewijs voor streefwaarden van LDL. Amerika schafte dat streven al in 2013 af. De belangenverstrengelde European Society of Cardiology (ESC) propageerde destijds een LDL-waarde van 2,5. Daarmee vero...verden atorvastatine en rosuvastatine de markt. Kosten voor Nederland 2 miljard Euro zonder aangetoonde gezondheidswinst. Vervolgens propageerde de ESC, net als de richtlijn nu, een streefwaarde van 1,8. Een reden voor artsen om Ezetimib en PCSK-9-remmers voor te schrijven. Acht van de twaalf leden van de richtlijncommissie hebben conflicterende belangen bij farmaceutische bedrijven. Vanwege heftige kritiek legden beroepsverenigingen minister Bruins in een brief omstandig uit waarom zonder bewijs toch die geldverslindende streefwaarde werd ingevoerd. Ook nu weer verdedigen Hoes en Smulders zich: “1,8 is niet in steen gehouwen” en “je gezonde verstand blijven gebruiken”. De praktijk van alle dag is echter dat specialisten 1,8 nastreven. Massaal worden daarom ezetimib en toenemend PCSK-9-remmers routinematig voorgeschreven. Met een NNT van 50 in 7 jaar is ezitimib gezien de bijwerkingen per saldo een schadelijk middel. PCSK-9-remmers zijn onbewezen veilig en geven bewezen geen levenswinst.
Belangrijker dan dit alles, de effecten van cholesterolverlaging in alle onderzoeken zijn zo onthutsend laag dat er helemaal geen indicatie is voor welke cholesterolverlagende therapie dan ook. De gemiddelde Absolute Risico Reductie per jaar in secundaire preventieonderzoeken bedraagt 0,21 procent met dus een NNT van 476. Dat betekent dat 476 patiënten 1 jaar behandeld moeten worden om 1 cardiovasculaire sterfte te voorkomen. Dat is, algemeen aanvaard, een zinloze interventie die verzinkt in de bijwerkingen. Wereldwijd zijn artsen op ongekende schaal misleid, waardoor ze zinloze cholesterolverlagende therapie voorschrijven Het zal de historie ingaan als een zwarte bladzijde en zich keren tegen farmaceutische bedrijven.
Yvo Smulders
Internist, Amsterdam
Plezierig dat we het meer eens zijn dan het zich liet aanzien. De laatste aanvullingen:
- als we ‘bereikt LDL-cholesterol’ schrijven bedoelen we uiteraard niet LDL-daling. Analyses van bereikt LDL versus risico zijn o.a. (voor secundaire preventie) ...te vinden in JACC 2016;67:362-364.
- voor extrapolatie van risico’s en risicoreducties verwijzen we naar ons artikel.
- enigszins impliciet wordt gesuggereerd dat hoog- versus laag-gedoseerde cholesterolverlagende middelen moeilijk herkenbare en/of irreversibele bijwerkingen hebben. Dat wordt niet gesteund door de literatuur. Alertheid op bijwerkingen is uiteraard, zoals bij ieder geneesmiddel, van belang