Laatste nieuws
Ben Crul
3 minuten leestijd
Hoofdredactioneel

Hulp na zessen aan banden

Plaats een reactie

Eigen risico, eigen bijdragen: meestal wijzen we als arts deze systemen om de kosten van de gezondheidszorg te remmen rigoureus van de hand. Dat deze systemen tot nu toe weinig succesvol zijn geweest, geeft inmiddels ook minister Els Borst toe. Het specialistengeeltje en de medicijnknaak zijn niet bepaald haar zegepenningen. Daarbij roepen artsen terecht dat patiënten nooit een financiële barrière mogen ondervinden bij het inschakelen van noodzakelijke medische hulp. Gaat het echter om hulp buiten kantooruren, dan hoor ik uit de medische hoek vaak andere geluiden van specialisten, van arts-assistenten in ziekenhuizen en van huisartsen. Het gaat dan om hulp die volgens hen niet strikt noodzakelijk tijdens hun dienst hoefde te worden geleverd. De 24-uurseconomie die zich opdringt aan de poort van de gezondheidszorg. Deze zorgvraag vreet energie en schaarse menskracht, genereert vooral in ziekenhuizen veel onnodig medisch onderzoek en frustreert de aandacht voor de échte spoedgevallen.

Kan er ook aan de vraagkant geen veilige, remmende prikkel worden ingebouwd? Niet primair om geld te besparen, maar gewoon om met het beperkte aantal zorgverleners van nu en de komende jaren goede zorg te kunnen blijven leveren. Is het een raar idee om alle Nederlanders - via het sofinummer - jaarlijks uit de schatkist vijftig (virtuele?) euro te geven, die mag worden besteed aan medische hulp buiten kantooruren? Een soort persoonsgebonden budget voor de spoedeisende hulp in ziekenhuizen, bij doktersposten of anderszins dienstdoende huisartsen. Gewoon via belastingaftrek of uitkering jaarlijks te regelen, maar wel duidelijk als zodanig herkenbaar. Bij elk bezoek aan huisarts of ziekenhuis buiten kantoortijd moet een hulpvrager 10 euro afstaan van dit eigen budget. Heeft hij geen geld bij zich? Dan wordt volgend jaar z’n budget met 10 euro verminderd. En wat in één jaar niet wordt opgemaakt, mag hij houden. De kans daarop is groot, want hoeveel spoedeisende aandoeningen treft de gemiddelde Nederlander? Een gedeeltelijke financiering van hulp buiten kantooruren is via deze vestzak-broekzakmethode ook mogelijk en enige remming op oneigenlijk gebruik komt binnen handbereik. Is dit onzin of niet? Heeft u andere ideeën? Meldt u die dan op www.medischcontact.nl onder de digitale versie van dit hoofdredactioneel of - zoals vanouds - per ingezonden brief.

Behalve aan de vraagkant zijn er natuurlijk ook aan de aanbodkant noodmaatregelen te treffen. Dat de hoeveelheid artsen de komende jaren niet direct zal toenemen, erkent ook minister Borst in haar vorige week gelanceerde ‘Plan van aanpak capaciteit zorgverleners’.1 Zij beschrijft hierin drie speerpunten van beleid: snelle uitbreiding van de capaciteit, differentiatie binnen de opleidingen en taakherschikking binnen de beroepen. Aan het vandaag jubilerende Centraal College Medische Specialismen, CCMS (zie blz. 1743) vraagt zij om eens kritisch te kijken naar regelgeving die de uitbreiding van de capaciteit van de opleiding tot specialist belemmert en deze regels zo mogelijk aan te passen dan wel op te heffen. Een duidelijk schot voor de boeg, lijkt mij. Daarnaast vraagt de minister veel aandacht voor werken en opleiden in deeltijd.
Phil Heiligers laat verderop in dit nummer zien dat de manier waarop deeltijdwerk onder medisch specialisten op dit moment wordt ingevuld, niet de meest gelukkige is. We moeten ons bewust zijn van het toenemend aantal overdrachtmomenten per patiënt. Blijft de kwaliteit van de geboden zorg voor die patiënt nog wel voldoende? Patiënten melden dat artsen soms de helft van de consulttijd bezig zijn met het uitzoeken van ‘wat er precies aan de hand is’: wat hun collega heeft opgeschreven of kan hebben bedoeld. Elke arts stelt weer dezelfde vragen en dat geeft weinig vertrouwen in de continuïteit van zorg.

In Den Haag konden vijf huisartsen niet langer wachten tot de ministeriële plannen ten uitvoer werden gebracht. Zij zijn niet bij de pakken neer gaan zitten toen drie van hun collega’s vertrokken en een lege praktijk achterlieten. Uit de bijdrage van Ingrid Lutke Schipholt (blz. 1727 e.v.) blijkt dat een belangrijke randvoorwaarde bij het totstandkomen van hun creatieve oplossing was dat ‘het sociaal wel goed zat in hun hagro’. Het is dus niet verkeerd om sociaal en waarachtig in collega’s te investeren. Niet alleen voor ‘tijden van nood’, maar ook gewoon voor alledag. Het werkplezier wordt er een stuk aangenamer door en zou voortijdige uitval van collega’s kunnen voorkomen. Het mes snijdt aan vele kanten.

Referentie

1.

Plan van aanpak capaciteitsuitbreiding zorgverleners




1. A. Prince, medisch adviseur


2. M.A. Heineken, huisarts



Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.