Euthanasietoetsingscommissie
Plaats een reactieOnlangs werd ik na een euthanasie geconfronteerd met de euthanasietoetsingscommissie. Ik had een uitgebreid verslag van het ziektebeloop bijgevoegd en gezorgd dat alle vereiste formulieren aanwezig waren.
Enkele weken later schreef de commissie dat ondanks mijn uitgebreide verslag toch verschillende punten onderbelicht waren gebleven. Bij de brief was een kopie modelformulier bijgevoegd en de mededeling dat dit formulier verkrijgbaar was via de GGD. Er werd niet aangegeven welke die onderbelichte punten dan waren. Het was kennelijk de bedoeling dat ik het modelformulier alsnog moest invullen.
Nu was de rol van de euthanasietoetsingscommissie me al nooit duidelijk en gezien de discussie de in de kranten de politici ook al niet. Er gaan stemmen op om de commissie nog uit te breiden met meer artsen, anderen willen een grotere rol voor de consultatiearts. Voor mij is de commissie een anonieme macht, die mij op basis van een ingeleverd examen een rapportcijfer geeft en in dit geval een herexamen. Ik had voorheen een grote bereidheid euthanasie te melden, maar die bereidheid heeft nu wel een grote deuk gekregen.
Ik heb geen bezwaar tegen toetsing. Maar waarom kan de gemeentelijk lijkschouwer niet ook als toetsend arts fungeren? Hij komt op de plaats waar de euthanasie is verricht, ziet en spreekt de nabestaanden en krijgt zo een indruk die niet in een formulier is weer te geven, omdat het modelformulier uitnodigt de vragen met ja en nee te beantwoorden. Ik zie veel meer in een toetsing in vivo, dat wil zeggen door een arts die de situatie ter plaatse beoordeelt. Dit zou ook uitstekend door de scea- of scenarts kunnen gebeuren, die als tweede arts kan optreden en dus ook aan het ziekbed komt. Dan kan de consultatie tevens toetsing zijn en kost deze niet extra tijd en papier. Als huisartsen meer worden gestimuleerd een scea- of scenarts te consulteren, zal dit waarschijnlijk tot een hoger percentage meldingen leiden.
Amsterdam Z.O., maart 2000
- Er zijn nog geen reacties