Down-screening beter in eerste trimester
Plaats een reactieScreening op het syndroom van Down in het eerste trimester is betrouwbaarder dan screening in het tweede trimester. Dit blijkt uit een studie van het onderzoeksconsortium FASTER (First- and Second-Trimester Evaluation of Risk) onder penvoering van Columbia University College.
Aan de studie deden 38.167 zwangere vrouwen mee. In het eerste trimester werd een nekplooimeting verricht en werden twee serummarkers (PPAP-A en fßhCG) bepaald. De leeftijd van de zwangere was het vierde gegeven. Bij een afkappunt van 5 procent vals-positieven is met deze methode voor metingen in respectievelijk week 11, 12 en 13 het syndroom van Down in 87, 85 en 82 procent van de gevallen detecteerbaar.
De meting in het tweede trimester, bestaande uit metingen van het serum alfa-fetoproteïne, totaal hCG, ongeconjugeerd oestriol en inhibine A gecombineerd met de leeftijd is minder betrouwbaar. Bij hetzelfde afkappunt wordt 81 procent van de gevallen gedetecteerd. Een combinatie van beide metingen levert een hogere pakkans op. Bij stapsgewijze screening, waarbij de zwangere aan de hand van de resultaten van de eerste meting kan bepalen of er een tweede meting volgt, wordt 95 procent gedetecteerd. Een combinatie van de metingen in het eerste en tweede trimester geeft een detectiepercentage van zelfs 96, mits de eerste meting in week 11 plaatsvindt.
In een commentaar op de studie stelt expert Joe Simpson dat vrouwen moeten kiezen voor screening in het eerste trimester. Vrouwen die nog meer zekerheid wensen, kunnen in het tweede trimester nog-maals een test laten uitvoeren. Simpson denkt dat door toevoeging van een neusbotmeting in het eerste trimester een vergelijkbaar detectiepercentage in de orde van 95 haalbaar moet zijn. << EJP
NEJM 2005; 353: 2001-11 en 2068-70
- Er zijn nog geen reacties