Beroepsgeheim op de tocht
3 reactiesactueel
‘Tegen een verplichting zullen we ons in elk geval heftig verzetten’
De druk om soepeler om te springen met het beroepsgeheim, neemt toe. In een brief aan de Tweede Kamer kondigde minister Schippers vorige week wetswijzigingen aan die doorbreking van de geheimhoudingseed vergemakkelijken. Artsen en gezondheidsjuristen zien de noodzaak er niet van.
Sophie Broersen
De politie is grootschalige uitkeringsfraude op het spoor gekomen en wil een dossier inzien van een hierbij betrokken patiënt. Het was een van de situaties die in een Medisch Contact-onderzoek over beroepsgeheim aan artsen werd voorgelegd, vorig jaar november. Maar liefst 87 procent van de dokters was niet van plan hieraan mee te werken. Van de overige 13 procent zeiden de meesten dat ze zouden overleggen met juristen, wachten op een dwangbevel van de rechter of pas met toestemming van de patiënt met de politie mee zouden werken.
Lastig dus, voor politie en justitie, die nogal eens aanlopen tegen gesloten medische deuren. Zoals voor het opsporingsteam dat zich bezighield met de grootschalige pgb- en uitkeringsfraude door psychiaters en niet-artsen. De rechter moest eraan te pas komen voordat het UWV dossiers aan de politie overdroeg, bijna twee jaar nadat de politie de fraude op het spoor kwam.
Onderzoek
Het was een van de zaken die minister Schippers ertoe bracht gezondheidsjuristen van de Erasmus Universiteit de mogelijkheden en knelpunten te laten onderzoeken van doorbreking van het beroepsgeheim. Hoogleraar gezondheidsrecht Martin Buijsen en zijn onderzoeksteam stelden een rapport op over vijf situaties waarbij dit aan de hand kan zijn. Zij kwamen tot de conclusie dat artsen genoeg mogelijkheden hebben om het beroepsgeheim te doorbreken, maar dat er op een aantal gebieden, zoals fraudebestrijding, wel onduidelijkheid over bestaat. Wetswijziging niet nodig dus, hooguit betere richtlijnen, door de beroepsgroep zelf opgesteld.
Schippers komt tot een andere conclusie: een wetswijziging is wel degelijk nodig, voor onder meer het bestrijden van uitkerings- en zorgfraude. Ze wijst daarbij naar een rapport van het Openbaar Ministerie, dat naar aanleiding van die pgb-fraudezaak is opgesteld. Maar ook naar een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege uit 2010, over een verzekeringsarts die informatie verstrekte aan een opsporingsambtenaar over een mogelijk frauderende cliënte. Het CTG zegt daarin dat ‘de wet geen uitsluitsel geeft over de ruimte voor de verzekeringsarts gegevens over een cliënt te verstrekken ten behoeve van onderzoek naar mogelijke fraude.’ Dus zegt de minister: als verzekeringsartsen een vermoeden van fraude niet kunnen melden zonder het risico tuchtrechtelijk vervolgd te worden, moeten we de wet aanpassen.
Kort door de bocht
Maar wat voor wetswijziging, en waarvoor, vraagt KNMG-jurist Aart Hendriks, hoogleraar gezondheidsrecht in Leiden, zich af: ‘Gaat het om bestrijding van fraude gepleegd door artsen, of door zorgafnemers? Over het beroepsgeheim van alle artsen, of alleen van beoordelend artsen? Dat zijn allemaal verschillende situaties, en het wordt uit de brief niet duidelijk wat de minister precies wil. Het kabinet wil daadkracht tonen door te pleiten voor een wetswijziging, maar het is heel kort door de bocht.’ De KNMG heeft zich al uitgesproken tegen een wetswijziging: ‘Als het nodig is, kunnen artsen al melding maken van een vermoeden van fraude, daar is geen wetswijziging voor nodig, daarvoor bestaat al de uitzondering op basis van een conflict van plichten. We zijn in ieder geval tegen een wijziging waaruit voortvloeit dat artsen moeten melden.’
Martin Buijsen, een van de opstellers van het rapport over het beroepsgeheim, vindt een meldplicht ook veel te ver gaan: ‘Er zijn al redenen waarom artsen hun beroepsgeheim mogen doorbreken, maar het zou voor het eerst zijn dat ze dat moeten doen om geld terug te vorderen.’ Zoals hij al in het rapport, en daarna nog expliciet op de website van zijn vakgroep en in een column naar buiten bracht: ‘Laat de beroepsgroep van artsen zelf nadenken hoe ze dit probleem op kunnen lossen, voordat we bijvoorbeeld wettelijk gaan vastleggen dat beroepsgeheim voor sommige artsen, zoals verzekeringsartsen, niet opgaat. Dat is makkelijk, maar gevaarlijk. Want het is een glijdende schaal: nu de verzekeringsartsen, later de bedrijfsartsen? Verzekeringsartsen zijn weliswaar geen behandelaars, maar wel artsen, die vanuit hun bijzondere positie vragen kunnen stellen die een ander niet kan stellen. Als zij straks medische gegevens aan andere partijen mogen doorgeven, kan dat afstralen op de hele beroepsgroep. En daarbij, uit de gesprekken die wij met UWV-artsen voerden, kwam niet naar voren dat zij een wetswijziging willen.’ Maar de vrees voor de tuchtrechter, is die dan niet terecht? ‘De tuchtnorm wordt ingevuld door de eigen beroepsnormen. Het UWV heeft die in 2011, nadat het CTG opriep tot een richtlijn, al opgesteld (Richtlijn Sociaal-Medisch Handelen bij het vermoeden van Gezondheidsfraude, waarin beschreven staat hoe een verzekeringsarts bij een vermoeden van fraude kan handelen, red.).Ons is niet gebleken dat de wettelijke grond een probleem is.’
Geen simpel probleem
Jan Welmers, algemeen directeur Sociaal Medische Zaken van het UWV, laat weten dat zijn organisatie het wel eens is met Schippers: ‘De ervaring leert dat de wet op dit moment onvoldoende duidelijkheid biedt voor het melden van gezondheidsfraude door verzekeringsartsen.’ Het is inderdaad geen simpel probleem, het vraagstuk van hoe om te gaan met het beroepsgeheim, zegt Jim Faas, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Verzekeringsgeneeskunde (NVVG): ‘Wij voelen ons medeverantwoordelijk voor de verdeling van middelen, en willen oneigenlijk gebruik tegengaan, maar we zijn ook arts. Het beroepsgeheim staat voor ons bovenaan, en geldelijke motieven zijn onvoldoende reden om dat te grabbel te gooien. Maar dan zijn we nog niet van het probleem af, want waar moet je heen met je vermoedens van fraude? Het beroepsgeheim vormt dan een belemmering. Toch denken wij dat we het moeten zoeken in richtlijnen die voldoende duidelijkheid bieden aan verzekeringsartsen. De richtlijn die het UWV pas geleden opstelde is een goed begin.’
‘Maar er is druk van de politiek, het OM en indirect van het UWV om meer in te zetten op handhaving’, vervolgt Faas. Onder het mom van ‘we beschermen artsen door onduidelijkheid weg te nemen’ wordt nu dan ingezet op een wetswijziging. Ik zie dat niet zo. Is het echt zo bezwaarlijk als het OM via de rechter moet afdwingen om dossiers in te zien? Ja, dat maakt opsporing lastig, maar wat is wijsheid? De wet zo aanpassen dat verzekeringsartsen hun beroepsgeheim mogen doorbreken? En wordt het dan een bevoegdheid of een verplichting? Tegen een verplichting zullen we ons in elk geval heftig verzetten. Krijgen we dan nog wel gegevens van huisartsen en specialisten? Daarmee dupeer je de 99 procent van onze cliënten, die geen fraude plegen.’
A.L. Cense
psychiater, STOUTENBURG
Ooit werd de autonomie van de arts,- en, als onderdeel daarvan, de geheimhoudingsplicht -, uitgevonden, als voorwaarde om zonder aanziens des persoons, diens politieke achtergrond, afkomst, huidskleur, geloof, of wat dan ook, hulp te kunnen verlenen.... Een prachtige uitvinding, die stukje bij beetje met oneigenlijke argumenten om zeep wordt gebracht.
Het is onbegrijpelijk dat politici zich begeven op dit soort paden die de principes van de rechtsstaat en verworvenheden van de beschaving ondermijnen. Het is overigens even onbegrijpelijk dat beroepsorganisaties daar soms geheel of gedeeltelijk in mee gaan. Zie bij voorbeeld die treurige populistische schandpaalconstructies, of het meedoen met relativering van het begrip autonomie.
En voor de duidelijkheid: autonomie van de arts heeft niets te maken met boven de wet verheven zijn, want dat zijn we niet; noch is het een vrijbrief tot rotzooien, want we kunnen altijd gemeten worden aan de professionele standaard. Maar het is en was wel een garantie tegen politieke geneeskunde.
Veroordeelden we ooit niet om het hardst de z.g.n. "Sovjet psychiatrie"? Heeft de vorige generatie zich niet nog met gevaar voor eigen leven verzet tegen inlijving door de politieke macht (medisch contact dankt er zelfs zijn naam en bestaan aan)? En dan nu artsen inzetten als onbezoldigd opsporingsambtenaar, of de politiek laten bepalen wat er voortaan wel een niet als "ziekte" geldt ?
Overigens werd ik recentelijk reeds geconfronteerd met een kwalijk staaltje van op dit soort wetgeving vooruit lopen: Een gemeente die slinks manipuleert door aan de patient een brief te sturen waarin staat dat hij verplicht is zijn huisartsendossier naar een beoordeling mee te nemen, en tegelijk aan de huisartsen een brief dat ze altijd verplicht zijn op verzoek van de patient hun dossier te kopiëren !
Kaspar Mengelberg
psychiater, Amsterdam
Uit de artseneed van de KNMG en de VSNU van 2003:
"... Ik zal geheim houden wat mij is toevertrouwd. ...".
M. Vasbinder
medico familiar y comunitario, 03725 TEULADA ALIC Spain
Volgens Hippocrates mogen wij niets, wat de de patiënt kan schaden. (Primum non nocere). We moeten juist alles doen wat in het belang van de gezondheid is van de patiënt. Het belang van de verzekering, overheid of mevrouw Schippers doet daarbij absol...uut niet ter zake. Een verzekeringsarts die zich niet aan deze regels houdt, is daarmee in overtreding.
Laat de minister zich met andere hobby's gaan bezighouden, zoals een vak leren en niet proberen te doen wat in het verleden een andere instantie al eens heeft geprobeerd.