Reuzen van de Lage Landen
Plaats een reactie
Robbert Dijkgraaf, die onlangs afscheid nam als president van de Koninklijke Academie van Wetenschappen (KNAW), was in die functie een groot popularisator van de wetenschap. Als een soort afscheid maakte hij samen met wetenschapsjournalist Marcel Hulspas een rondgang langs het erfgoed van de grootste natuurwetenschappers die Nederland heeft voortgebracht. Het verslag daarvan is het boek Reuzen van de Lage Landen, waarin hij musea en archieven bezoekt en zich zo een beeld vormt van persoon en werk van deze wetenschappelijke erflaters. Ook de geneeskunde is goed vertegenwoordigd, met de grote anatoom Andreas Vesalius (1514-1564) bijvoorbeeld. Zegt de hoogleraar die Dijkgraaf rondleidt en bijpraat over Vesalius: ‘Natuurwetenschap vonden ze toen volstrekte onzin.’ Waarop Dijkgraaf lachend reageert: ‘Dat vinden veel artsen nog steeds!’
De microscopist Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) is een andere grootheid over wie Dijkgraaf alles wil weten. Van Leeuwenhoek was weliswaar geen arts, zelfs geen ‘echte’ geleerde, want lakenhandelaar en kamerbewaarder (een soort wethouder), maar hij was wel de eerste die rode bloedlichaampjes, bacteriën en zaadcellen zag. Weer een ander is de arts Frederik Ruysch (1638-1731), die de grondslag legde voor het prepareren van de weke delen van het menselijk lichaam.
Het koppige maar briljante multitalent Eugene Dubois (1858-1940) ten slotte nam indertijd als arts dienst in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger om zo, in de toenmalige Nederlandse kolonie, te zoeken naar de missing link tussen apen en mensen. En hij vond wat hij zocht. Dijkgraaf vraagt deskundigen honderduit over deze en andere ‘grote’ geleerden en dat levert merendeels aardige, informatieve verhalen op.
Dijkgraafs opvolger bij de KNAW is overigens een arts: Hans Clevers. Over hem binnenkort meer in MC. HM
- Er zijn nog geen reacties