Het lichtpuntjessyndroom
2 reactiesIemand die ernstig lijdt door een psychiatrische aandoening heeft het door wisseling van medicatie extra moeilijk. Ze mailt me:
Mensen om mij heen, vooral begeleiders, zijn er altijd heel snel bij om elke kleine verbetering te benoemen. Het zal wel niet hun bedoeling zijn, maar ik heb dan het gevoel dat ze gewoon heel graag willen horen dat alles weer goed is. Soms denk ik dat het makkelijk is om ze dat maar te geven, zijn zij weer gerust.
Ik word me er steeds meer van bewust hoe moeilijk het is narigheid gewoon te erkennen. Zeker als hulpverlener in de psychiatrie heb je het gevoel dat het je heilige plicht is te allen tijde de moed erin te houden. Maar ook in de geneeskunde voor lichamelijke aandoeningen speelt dat. Bert Keizer zegt dat we blijven scannen tot halverwege de crematie, omdat we niet willen erkennen dat we er niks meer aan kunnen doen. Zelfs waar een slecht beloop veel beter is te voorspellen, willen mensen het niet onder ogen zien. Geen wonder dat in de psychiatrie, waar meer onzekerheid is, het helemaal moeilijk is.
‘De kunst is lichtpuntjes te zien zonder de duisternis te ontkennen’, had ik ooit bedacht. Ik besef steeds meer dat we voor die lichtpuntjes wel een onevenredige aandacht hebben.
In ‘Alsof ik haar het graf in praat’ schreef ik al dat we ons schuldig voelen als we de duisternis erkennen. Misschien is dat niet de enige reden. Misschien is het ook wel moeilijk, omdat het lijden dan te dichtbij komt. Erin blijven geloven dat er iets ten goede gekeerd kan worden, doen we misschien ook wel voor onszelf. Aanzien hoe verschrikkelijk mensen kunnen lijden zonder dat er iets aan te doen is, is niet makkelijk. Daarmee erken je dat het onderdeel is van het bestaan en dus jou ook zou kunnen treffen.
Soms gaan we daar ook op een onprettige manier mee om. Uitageren heet dat. Dan beleven we onze onmacht niet, maar leven we hem uit. Blaming the patiënt. Het ligt niet aan ons, maar aan de patiënt dat hij niet beter wordt. Hij heeft secundaire ziektewinst, is niet gemotiveerd, hecht aan zijn stoornis of gaat er verkeerd mee om. Dat noemen we dan gedrag, wat zoveel wil zeggen als dat iemand er vrij in is en het anders zou kunnen doen. Daar mogen we dan gewoon over oordelen, wat bij iets waarin iemand onvrij is door ziekte natuurlijk niet terecht is. En als het niet aan de patiënt ligt, dan ligt het wel aan zijn ouders. Blaming parents.
Over dat oordelen wil ik ook weer niet te hard oordelen. Het is menselijk. We doen het aan de lopende band. Vooroordelen zijn snel en gemakkelijk en nadenken kost moeite en energie.
‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’ is een mooi streven, maar onhaalbaar. Het hemd is nader dan de rok. Je voortdurend schuldig voelen daarover levert weinig op.
Maar beseffen dat we het moeilijk vinden de duisternis te erkennen kan geen kwaad. Mensen die in die duisternis moeten leven, zullen je dankbaar zijn.
Lees ook
J.M. Keppel Hesselink
pijnarts, Bosch en Duin
Als je weet voor elke therapie wat het NNT is, dan weet je dat er binnen de psychiatrie altijd meer patienten NIET reageren op whatever interventie dan wel. Dan hoef je niemand te 'blaimen' (veroordelen), noch de behandelaar noch de patient.
Een ...klinisch oordeel hebben echter is noodzakelijk. En ik bespeur in de text van Menno een postmoderne tendens die misschien niet zo wijs is. Oordelen is geen veroordelen. Een patient kan secundaire ziektewinst bogen met zijn gedrag. Kan niet gemotiveerd zijn meer dan vanuit de aandoening begrijpelijk is. Dat soort oordelen zijn nodig om tot een vollediger behandelplan te komen.
Veroordelen van arts en patient als het niet goed gaat (en dat gaat het dus vaker dan wel goed) is onjuist. Een oordeel vellen over eventuele factoren die een rol spelen in het ziektebeloop bij een patient is volgens mij noodzakelijk. En het oordeel van de arts is daarbij het kompas. En wie is vrij in zijn handelen? Volgens mij haal je het filosofische paard van Troje binnen als je 'vrij-zijn' betrekt in je oordeel.
Verder weten we allen dat de duisternis alleen door afwezigheid van licht kan bestaan, en doordat de mens een zingevend organisme is, is hoop een belangrijke driver om lichtpuntjes te (willen) zien. Zo zitten we in elkaar. Of die lichtpuntjes er echt zijn of niet.
M.D. Oosterhoff
psychiater, Thesinge
Ik heb niet willen zeggen dat secundaire ziektewinst of ongemotiveerd zijn niet voorkomt, maar dat er te snel in die termen wordt gedacht.
Wat de menselijke neiging lichtpuntjes te zien betreft: Dat klopt helemaal, maar we moeten beseffen dat we daa...rmee patiënten soms tekort doen.