Laatste nieuws

Verloskunde uit eerste lijn

Plaats een reactie

Verschuiving in taakopvatting van huisartsen



Vijftien jaar geleden vonden huisartsen nog veel verloskundige taken tot hun pakket behoren. Nu is daar weinig meer van over.

In de afgelopen decennia is het percentage verloskundig actieve huisartsen sterk teruggelopen. In 1983 begeleidde 43 procent van alle huisartsen zelf bevallingen,1 in 1990 was dat naar schatting 26 procent2 en in 1999 nog maar 16 procent.3


Deze terugloop hangt samen met twee ontwikkelingen: de capaciteitsproblemen binnen de beroepsgroep van huisartsen, en de vraag/aanbodproblematiek in de verloskundige zorg als geheel.3-8 Onder de capaciteitsproblemen vallen het tekort aan huisartsen, de hoge werkdruk en het niet kunnen vinden van een waarnemer of opvolger. Bij de vraag/aanbodproblematiek gaat het om het dalende aantal geboorten tot 19979 en de sterke geboortetoename daarna, de toename van het aantal gynaecologen en verloskundigen10 en de beperkte mogelijkheid van huisartsen om voldoende routine op te bouwen in het begeleiden van bevallingen. Het doel van dit artikel is, na te gaan of de terugloop in de afgelopen vijftien jaar van het aantal verloskundig actieve huisartsen zich weerspiegelt in de manier waarop huisartsen aankijken tegen hun verloskundige taken. Hierbij is gebruikgemaakt van de data van de eerste en de tweede Nationale Studie naar Ziekten en Verrichtingen in de Huisartspraktijk, die in respectievelijk 1987-1988 en 2000-2002 hebben plaatsgevonden.11-13 Het basistakenpakket van de huisarts bestaat onder andere uit algemeen verloskundige taken en specifiek verloskundige taken.6 14 Met betrekking tot de specifieke taken richtten de nationale studies zich alleen op het begeleiden van thuisbevallingen en poliklinische bevallingen zonder medische indicatie. De huisartsen werd gevraagd aan te geven in hoeverre zij de volgende zeven taken tot hun takenpakket rekenen, ongeacht of zijzelf die taken ook uitvoeren:


- vaststellen van de zwangerschap (eenmalig onderzoek voor de 11de week);


- algemeen medisch onderzoek van de zwangere (rond de 32ste week);


- begeleiden kraambed na een bevalling in de tweede lijn;


- begeleiden kraambed na een bevalling die is begeleid door een verloskundige;


- onderzoek baby ongeveer drie dagen na de bevalling;


- afsluitend medisch onderzoek van de moeder ongeveer zes weken na bevalling;


- aanvragen dan wel uitvoeren van echografisch onderzoek.

Verschillen


De tabel toont dat de meeste huisartsen vijftien jaar geleden het begeleiden van een thuisbevalling, van een poliklinische bevalling zonder medische indicatie, van een kraambed na een bevalling in de tweede lijn alsmede het afsluitend medisch onderzoek circa zes weken na de bevalling als hun taak zagen, terwijl dat in de periode 2000-2002 niet meer het geval is. Integendeel: in die laatste periode zijn de meeste huisartsen van mening dat de bovengenoemde verloskundige taken juist niet tot hun takenpakket behoren. Bijvoorbeeld slechts 15 procent van de huisartsen rekende het begeleiden van thuisbevallingen tot hun taak, dat is bijna 60 procent minder dan in de periode 1987-1988.


Verder vindt in de periode 2000-2002 iets meer dan de helft van de huisartsen het vaststellen van de zwangerschap hun taak tegenover 88 procent in de periode 1987-1988. De categorie ‘onzeker’ is toegenomen met iets meer dan 25 procent.


De opvatting over het verrichten van het algemeen medisch onderzoek van de zwangere rond de 32ste week blijkt weinig te zijn veranderd. Vijftien jaar geleden was bijna 40 procent van de huisartsen van mening dat deze taak tot hun pakket hoorde, terwijl krap 30 procent in 2000-2002 dat nog steeds vond. Voorts blijkt dat in die laatste periode ruim driekwart van de huisartsen het begeleiden van een kraambed na een bevalling door een verloskundige en bijna de helft het aanvragen dan wel uitvoeren van echografisch onderzoek niet tot hun takenpakket rekent.

Niet toevallig


Uit de vergelijking van de gegevens uit beide perioden kan men concluderen dat huisartsen de volgende verloskundige taken tegenwoordig aanzienlijk minder vaak tot hun taak rekenen: begeleiden van een thuisbevalling, begeleiden van een poliklinische bevalling zonder medische indicatie, vaststellen van de zwangerschap, begeleiden van een kraambed na bevalling in de tweede lijn, en het afsluitend medisch onderzoek van de moeder ongeveer zes weken na de bevalling.


Alleen het vaststellen van de zwangerschap vindt iets meer dan de helft van de huisartsen nog steeds in takenpakket vallen. Bij de resterende taken ligt dit percentage onder de 30.  Oudere huisartsen vinden iets vaker dat het begeleiden van een thuisbevalling tot hun takenpakket behoort.12 Voor de rest zijn er wat betreft de leeftijd geen verschillen.


De aangetoonde verschuiving in taakopvatting loopt parallel met de terugloop van het percentage verloskundig actieve huisartsen. Op basis van een aantal ontwikkelingen kan men beargumenteren dat dit geen toevallige samenloop is.


Allereerst geven huisartsen te kennen dat de huisartsenopleiding te weinig aandacht aan verloskunde besteedt.3 Verder zijn huisartsen die niet verloskundig actief zijn (in 1999 was dat 84 procent van alle huisartsen3) van mening dat het begeleiden van bevallingen een te grote druk op de praktijk legt. Huisartsen die wel verloskundig actief zijn, begeleidden in de loop der jaren steeds minder bevallingen. In 1960 lag het percentage bevallingen onder begeleiding van een huisarts op 46, in 1980 op 16, en in 1999 op 10,4.1 3


Het zal voor verloskundig actieve huisartsen steeds moeilijker worden om de deskundigheid in het verlenen van verloskundige zorg op te peil te houden. Verder zal de invoering van grootschalige dienstenstructuren in de toekomst zeer belemmerend werken voor de voortzetting van verloskundige zorgverlening door huisartsen.

drs. D.S.V. Coffie,


onderzoeker


dr. T.A. Wiegers,


psycholoog, onderzoeker-epidemioloog


dr. F.G. Schellevis,


huisarts-epidemioloog

Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel) te Utrecht

 

Correspondentie-adres: d.coffie@nivel.nl

SAMENVATTING


l De terugloop van verloskundig actieve huisartsen in de laatste decennia wordt weerspiegeld in een verschuiving in de taakopvatting.


l Huisartsen geven bovendien aan dat in de opleiding te weinig aandacht aan verloskunde wordt besteed.


 l Het verlenen van verloskundige zorg belast de praktijk te zwaar.


l Door het dalend aantal bevallingen wordt het steeds moeilijker om de deskundigheid op peil te houden.

Literatuur


1. Hamers RTJ, Boerma WGW. Het dienstenaanbod van huisartsen in verschillende praktijkvormen. Studies naar samenwerking 9. Utrecht: Nivel, 1985.  2. Riteco JA, Hingstman L. Evaluatie invoering ‘Verloskundige indicatielijst’. Utrecht: Nivel, 1991.  3. Wiegers T, Hingstman L. Inventarisatie ‘verloskundig actieve huisartsen’. Utrecht: Nivel, 1999.  4. Flikweert S, Lagro-Janssen T. Kind en badwater: metafoor voor huisarts en verloskunde? Huisarts en Wetenschap 2000; 43 (2): 55-7.  5. Wiegers TA, Hingstman L. Verloskundig actieve huisartsen. Zwangerschap & kraambed. Huisarts en wetenschap 2000; 43 (10): 430-3.  6. Hingstman L, Riteco JA. Huisarts en verloskunde: taakuitoefening en taakopvatting. Huisarts en Wetenschap 1993; 36 (3): 99-101. 7. Boerma WGW. Verschuivingen in de verloskundige zorg. Wat doet de dokter? Medisch Contact 1983; 38 (32): 985-90.  8. Hoekstra HI. Verloskundig actieve huisarts met uitsterving bedreigd? Medisch Contact 1998; 11.  9. Statisch Jaarboek. Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen; 1980-2002.  10. Hingstman L. Afgenomen aandeel van huisartsen in de verloskundige zorg: een regionale verklarende analyse. Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg 1988; 66 (11): 25.  11. Bensing JM, Foets M, Velden J van der, Zee J van der. De Nationale Studie naar Ziekten en Verrichtingen in de Huisartspraktijk: achtergronden en methoden. Huisarts en Wetenschap 1991; 34 (2): 51-9.  12. Velden J van der, Bakker DH de, Claessens AAMC, Schellevis FG. Een nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Basisrapport: morbiditeit in de huisartspraktijk. Utrecht: Nivel, 1991.  13. Schellevis FG, Westert GP, Bakker DH de, Groenewegen PP, Zee J van der, Bensing JM. De tweede Nationale Studie naar Ziekten en Verrichtingen in de Huisartspraktijk: aanleiding en methoden. Huisarts en Wetenschap 2003; 46 (1): 7-12.  14. Springer MP. Basistakenpakket van de huisarts. Utrecht: Landelijke Huisartsen Vereniging, 1983.


Andere MC-artikelen:

zwangerschap bevalling
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.