Laatste nieuws
Wouter van der Horst
9 minuten leestijd
ouderen

'Het ergste wat je als arts kan overkomen'

Plaats een reactie

Medische fouten werken lang na                                           

Wat gebeurt er met een arts als hij een fout maakt waardoor een patiënt overlijdt? Als hij wordt aangeklaagd? Betrokkenen vertellen hoe dit soort gebeurtenissen henzelf en hun carrière beïnvloedden.

Volgens het jaarrapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg overlijden er jaarlijks tussen de vijftienhonderd en zesduizend mensen als gevolg van een medische fout. Dat is een grove schatting.
Zonder twijfel gaan achter deze cijfers grote drama’s schuil. Bij de nabestaanden van de patiënt, maar zeker ook bij de arts die het overkomt.  

Weggestopt


‘Het is een enorm geestelijk trauma geweest. Twee jaar heeft het geduurd voordat ik ermee kon omgaan. En nog steeds word ik emotioneel als ik eraan terugdenk. Daarom praat ik er liever niet over. Het is het ergste wat je als arts kan overkomen. Het gebeurde vlak voor de kerst. Toen de patiënt overleed, was ik niet in het ziekenhuis. Ik werd er thuis over gebeld. Mijn eerste reactie was dat ik het niet kon geloven. Ik maak geen fouten, hield ik mijzelf alsmaar voor, want ik ben erg zorgvuldig, een Pietje precies. Maar het is duidelijk: iedereen maakt fouten.’


Hij is nu een ervaren longarts met een uitstekende staat van dienst. Voor hetzelfde geld was hij nooit longarts geworden, want door een fout die hij tijdens zijn opleidingsperiode maakte, overleed een patiënt die bij hem onder behandeling was. Het is de eerste keer sinds jaren dat hij erover wil praten. En dat veroorzaakt ongemak. Omdat hij liever niet met naam en toenaam genoemd wil worden, gebruiken we een andere naam: Henk Gerardsen.


‘Het was mijn handschrift’, begint hij. ‘De vrouw die ik moest behandelen met CDE-chemotherapie had een kleincellig longcarcinoom. Ik denk dat ze nog negen maanden te leven had. Ik had een cijfer in het getal dat de dosering moest aangeven onduidelijk op het formulier geschreven. In plaats van het cijfer 4 las de apotheekmedewerker het cijfer 11. En zo kreeg de patiënte een overdosering. Zodanig dat we haar niet meer konden redden. Achteraf gezien, denk ik dat ik de fout heb gemaakt door hoge werkdruk. Hoewel ik daar wel aan gewend was. Tijdens je opleiding stond je soms dag en nacht op je benen. Dat hoorde er gewoon bij.’


Gerardsen maakte de fout begin jaren negentig. Hij was toen arts in opleiding. Ook al vertelt hij er nu rustig over, het blijft moeilijk voor hem. ‘Ik heb het weggestopt. Ik heb er na die tijd nooit meer over gesproken. Het is een soort geheim waar ik liever niet over praat.’


Nooit meer dezelfde


Een patiënt die onnodig overlijdt in een ziekenhuis. Tijdens mijn werk als televisie-journalist zat ik er een keer met mijn neus bovenop. We maakten opnamen van een operatie. 's Ochtends tijdens de overdracht op de afdeling Intensive Care, ontstond er een enorme commotie. Het verplegend personeel liep onrustig heen en weer. Al fluisterend vroegen ze aan elkaar wat er was gebeurd. Na het korte antwoord van het dienstdoend hoofd gingen de verpleegkundigen zichtbaar aangeslagen aan het werk.


De ramp had zich voltrokken op de IC. Een bejaarde patiënt had stikstof toegediend gekregen in plaats van zuurstof. De betrokken verpleegkundige werd in shocktoestand de koffiekamer binnengebracht. De chirurg kwam naar mij toe in de wetenschap dat er een journalist op de afdeling was. Hij vroeg: ‘Wat gaat u hiermee doen?’ Ik antwoordde: ‘De vraag is niet wat ík hiermee ga doen. De vraag is: wat gaat ú hiermee doen.’ Mijn  tegenvraag verbaasde hem volledig. Een antwoord kwam er niet.


De verpleegkundige die de fout had gemaakt, kwam ik maanden later tegen in de kroeg. Ze vertelde me dat ze had overwogen te stoppen met haar werk als IC-verpleegkundige. Ze had er zelfs aan gedacht de zorg te verlaten. Maar na lang nadenken, besloot ze op een andere af-deling te gaan werken.


De familie van de patiënt werd pas vier weken na het voorval op de hoogte gesteld van de werkelijke doodsoorzaak. ‘In ieder geval zijn ze eerlijk geweest’, zei de verpleegkundige. ‘Maar ik weet zeker dat ik nooit meer dezelfde word. Ik ben volledig kapot. Ik heb het gevoel dat ik er niet meer bij hoor.’ 


Hetzelfde gevoel overheerste bij Gerardsen nadat hij de fout met de chemotherapie had gemaakt. ‘Sommige staf-artsen vonden dat ik gewoon moest doorhollen. Niet zeuren jongen, dit gebeurt’, zeiden ze. Ze konden zich niet voorstellen waar ik doorheen ging. Maar het ergste was dat er niemand belde om te vragen hoe het met mij was. Je hebt het gevoel dat je een slechte dokter bent. Je wilt eigenlijk gewoon stoppen.’


Gerardsen stelde zijn opleidingsplaats ter beschikking, wat zou betekenen dat hij nooit longarts zou worden. ‘Je gaat je afvragen of je wel geschikt bent als longarts. Het verantwoordelijk hoofd van mijn afdeling accepteerde niet dat ik mijn plek zou opgeven. Hij heeft mij erdoor gesleept en al snel heb ik weer chemotherapie toegediend. Dat was heel erg eng. Je controleert alles met je collega’s. En zelfs nu, zo lang erna, denk ik er nog vaak aan. Toch zeker wel één keer per week. Het is een gevoel van binnen.’

Zelfmoord


Soms loopt een situatie volledig uit de hand. Een arts uit het noorden des lands werd tegelijkertijd twee keer aangeklaagd bij het tuchtcollege. In de twintig jaar daarvoor was er nog nooit een klacht tegen hem ingediend. Bij de eerste zaak - gekenmerkt door doorlopend afzeggen van onderzoek en polikliniekbezoek door verzorgers van een zwakzinnige patiënt  -  werd de diagnose ‘ernstige hepatitis’ te laat gesteld. De patiënt overleed. De arts werd hiervan vlak voor de behandeling van de tweede aanklacht vrijgesproken. De tweede klacht betrof een patiënt die overleed na uitdroging.


Beide zaken werden een jaren durende martelgang. Het bleek voor de internist zo belastend te zijn dat hij enkele dagen voor de behandeling van de tweede tuchtzaak zelfmoord pleegde. En dat daags na een bezoek aan zijn advocaat. Een wat jongere generatiegenoot, die 23 jaar met hem samenwerkte, wil - eveneens op anonieme basis - wel over dit drama praten. Ook hier gebruiken we een andere naam: Stijn Hanssen.


‘We wisten dat er twee tuchtzaken tegen hem liepen en hebben hem in de nazit van de maatschapvergadering nog moed ingesproken. We verzekerden hem dat hem niets of bijna niets te verwijten viel.’


Op zijn werk liet de internist qua inzet en functioneren niet blijken hoe diep de persoonlijke crisis was waarin hij verzeild was geraakt. Dit paste, zegt Hanssen, bij zijn sensitieve karakter. Hanssen: ‘Hij was, denken we nu nog, niet van plan om zelfmoord te plegen. Het moet een impuls zijn geweest. Zijn vrouw vertelde op de crematieplechtigheid dat hij altijd briefjes achterliet als hij ergens naartoe ging. Maar niet deze keer. Er was geen afscheidsbrief. We wisten dat hij onder de zaken leed. Maar achteraf hoorden we pas dat hij gedurende deze periode zo depressief was dat hij onder behandeling van een psychiater was en antidepressiva slikte.’


Het feit dat de internist enig kind was uit een huwelijk van twee artsen, was volgens Hanssen een van de redenen dat hij zo gebukt ging onder de situatie. ‘Het feit dat je naam in verband wordt gebracht met het medisch tuchtcollege. Dat is een ernstige zaak. Dat overkomt je als fatsoenlijk arts gewoon niet.’


De zelfmoord heeft de maatschap diep geraakt. De reacties van de artsen liepen na het drama uiteen. Hanssen: ‘We hebben het misschien weggedrukt. De trein dendert gewoon door. Het is de terreur van het spreekuur en de praktijk. Het spul moet doordraaien. Door uitval van een collega worden de anderen immers nog zwaarder belast. Ik had toevallig vakantie en was thuis. Nadat ik mijn collega - kort nadat zijn echtgenote hem had gevonden - thuis dood aantrof, heb ik zijn spreekuur overgenomen. Een andere collega heeft een tijd heel anders tegen patiënten aangekeken. Hij zag in iedere patiënt een potentiële aanklager. Maar dat is later weer gesleten.’


Dan, na een korte pauze, zegt Hanssen aarzelend: ‘Ik droom wel eens over hem. Het is vaak dezelfde droom. Kortgeleden had ik hem weer. Hij komt zomaar ineens de afdeling of de poli oplopen. Dan denk ik in mijn droom: “Dit kan toch niet, hij is er niet meer, hij is dood!” Maar ik begin meteen tegen hem te praten en ik ben blij dat hij er weer is. Het laat zien dat de zaak nog steeds in mijn onderbewustzijn speelt en emotioneel nog niet helemaal is verwerkt.’


Het van dichtbij meemaken van deze trieste zaak heeft Hanssen de sterke overtuiging gegeven dat het afronden van tuchtzaken over het algemeen veel te lang duurt.

Psychologische hulp


Opvallend genoeg is het geen gewoonte bij artsen om psychologische hulp te aanvaarden nadat ze een ernstige fout hebben gemaakt. Het wordt in veel gevallen ook niet aangeboden.


Longarts Gerardsen herinnert zich nog goed dat hij het wél kreeg aangeboden. ‘Dat was uitzonderlijk. Maar ik weigerde. Nu realiseer ik me dat je het wel moet accepteren. Bij een politieman die een verdachte in zijn been schiet, staat er onmiddellijk een team psychologen klaar. Dat zou bij ons ook zo moeten zijn. Maar artsen zijn een slag apart. Ze willen  meestal geen hulp. Eigenlijk zou het niet eens slecht zijn om het met zachte dwang op te leggen als het nodig is.’


Internist Hanssen is het daarmee eens: ‘Veel artsen laten zich na het maken van een grote of kleinere fout de steeg inlokken van ‘het goed praten’. Die steeg wordt vervolgens nauwer en nauwer. Het wordt dan steeds moeilijker om ruiterlijk toe te geven wat er fout is gegaan. Voordat je het weet, zit je dan vast. Je móet erover praten. De patiënt heeft daar recht op.’

Bloeden


Artsen onderling kunnen doorgaans probleemloos praten over ernstige fouten die zijn gemaakt. Tegen een patiënt zeggen dat je een fout hebt gemaakt, wordt moeilijker. De verzekeraars hebben daar grote bezwaren tegen. Want een fout toegeven, zo redeneren zij, betekent dat een arts aansprakelijk kan worden gesteld.


Het wordt een arts dus niet makkelijk gemaakt om eerlijk te zijn over een gemaakte fout. Dat heeft als gevolg dat er om de hete brei wordt heengedraaid en dat kan patiënten aanzetten tot woede en het indienen van een klacht. ‘Want iemand zal en moet hiervoor bloeden.’ Het zijn woorden die ik regelmatig hoor van mensen die naar hun mening slecht behandeld zijn na een medische fout.


De voorzitter van de Orde voor Medisch Specialisten Pieter Vierhout heeft zichzelf aangeleerd om het gevoel dat een patiënt heeft te ‘adopteren’: ‘Als er een fout wordt gemaakt, voelt de patiënt zich in de steek gelaten. Het verwachtingspatroon is niet waargemaakt. En als je leert om begrip te krijgen voor de enorme teleurstelling van de patiënt, kun je ook goed uitleggen wat er is gebeurd.’


Vierhout maakte in zijn eigen carrière ook een fout, die hij zich na lange tijd nog herinnert als de dag van gisteren. ‘Ik had een patiënt geopereerd aan zijn hals. Halsoperaties zijn een hobby van me. De kunst is om dat met zo min mogelijk bloedverlies te doen. Het is heel nauwkeurig werk. Mooi werk ook.’


De patiënt kwam na de operatie terug. Er was tot Vierhouts grote schrik iets fout gegaan. ‘Het was vreselijk. De patiënt ontwikkelde een zwelling in zijn hals. Nadat er röntgenfoto’s waren gemaakt, had ik een gevoel van enorme opluchting omdat het iets simpels bleek te zijn. Er was een gaasje blijven zitten. Maar er was ook een gevoel van beklemming want dit had natuurlijk nooit mogen gebeuren! Het betekende dat ik de patiënt opnieuw moest opereren. Je voelt je verantwoordelijk en dat is een enorme belasting. Je hebt een bal in je buik vooral als je de patiënt daarna weer tegenkomt.’

Beter


De fout had geen grote gevolgen voor het functioneren van Vierhout. Zelf heeft hij het gevoel dat hij er een betere arts door is geworden. ‘Het maakt je scherper, zodat je het nóg beter wilt doen. Emotie in je vak is goed. Als je arts wilt worden, zit er toch een roeping achter. Je wilt mensen graag beter maken.’


Voor longarts Henk Gerardsen pakte het effect van zijn fout met de toediening van chemotherapie weer heel anders uit. De nu 45-jarige arts zegt dat hij een speciale interesse heeft ontwikkeld voor de begeleiding van patiënten.


Gerardsen: ‘Het heeft mijn carrière wél beïnvloed. Ik ben een dokter van de patiëntenzorg geworden. Iemand zo goed mogelijk begeleiden naar de dood bijvoorbeeld, dat vind ik belangrijk. Door de dood van de vrouw die ik moest behandelen, realiseerde ik me hoe belangrijk die laatste maanden vóór iemands dood zijn. Het kan een tijd zijn waarin je conflicten kunt oplossen, een tijd waarin je nog net een aantal dingen kan regelen. Dat is heel kostbare tijd. Dan is het des te erger als mensen, zowel de patiënt als de familie, dat moeten missen. Ik ben niet bang voor het tucht-college geworden, iedereen maakt fouten. Maar er moet wel een vangnet zijn. Als je er alleen voor staat, is dat moeilijk. Gelukkig was daar mijn leraar, op dat moment de verantwoordelijke voor de afdeling. Ik wilde stoppen, maar hij vond dat niet nodig. Aan hem heb ik te danken dat ik mijn opleiding heb afgemaakt en longarts ben geworden.’  n


W. van der Horst,


televisiejournalist


ouderen medische fouten
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.