Laatste nieuws
Ilse Kleijne
Ilse Kleijne
3 minuten leestijd
Nieuws

Foetaal weefsel ook benut voor oplossing zedenmisdrijf

Plaats een reactie

Foetaal weefsel van zwangerschappen die een gevolg zijn van een ernstig zedenmisdrijf, moet kunnen worden benut voor de opsporing en vervolging van daders van dergelijk misdrijven. Dat wil VWS-minister Hugo de Jonge regelen via een wetswijziging.

De Jonge heeft onlangs dit voorstel voor wijziging van de Wet foetaal weefsel ingediend, waarvan de Tweede Kamer deze week bepaalt hoe het deze wijziging verder zal behandelen. De huidige wet staat gebruik van foetaal nu alleen toe voor geneeskundige doelen, en medisch en biologisch wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. En dat gebruik mag alleen als de betrokken vrouw daar toestemming voor heeft gegeven aan een arts.

De Jonge wil de mogelijkheden verruimen zodat het weefsel ook bewaard en benut kan worden voor opsporing en vervolging bij ernstige zedenmisdrijven waarbij vrouwen zwanger zijn geraakt. De Jonge wil daarnaast regelen dat bij vrouwen jonger dan zestien jaar, vrouwen die wilsonbekwaam zijn en vrouwen die zijn overleden die toestemming bovendien niet nodig is, zodat artsen bij hen zelf kunnen beslissen of ze weefsel bewaren en willen afgeven voor opsporing van verdachten.

Dat ondervangt volgens de minister de situatie dat een meisje of vrouw in afhankelijke situaties zich niet vrij voelt om toestemming te verlenen, of dat niet mogelijk is omdat zij is overleden. Ook ondervangt dit volgens de minister situaties waarin personen die namens een vrouw toestemming zouden moeten geven, dit weigeren omdat zij zelf dader zijn of een schuldig familielid in bescherming willen nemen. De Jonge stelt dat wilsonbekwame meisjes of meisjes jonger dan zestien zo worden beschermd tegen ‘mogelijke repercussies van de persoon die ervan wordt verdacht haar te hebben misbruikt’, bijvoorbeeld in incestzaken of misbruik binnen instellingen.

Volgens De Jonge behelst zijn voorstel ‘uitdrukkelijk géén verplichting’ voor artsen tot het aanleveren van weefsel, maar biedt het artsen wel de gelegenheid om bij een ‘conflict van plichten’ op die manier mee te werken aan opsporing van verdachten als het Openbaar Ministerie daarom verzoekt of als een arts zelf vermoedt dat een meisje of jonge vrouw slachtoffer is van een ernstig zedenmisdrijf. Hij is het om die reden niet eens met kritiek van de Autoriteit Persoonsgegevens, die zich afvraagt of het kleine aantal zaken waar de wijziging relevant voor is, wel rechtvaardigt om die toestemmingsvereiste los te laten.

In geval van aangifte door een slachtoffer kan het weefsel dus in principe aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) worden overgedragen, of door de politie in beslag worden genomen. Bij een vermoeden van een misdrijf door een arts zal deze eerst de stappen rond de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling moeten doorlopen, wat dan mogelijk leidt tot opsporingsonderzoek door de politie.

De Jonge wil geen vastomlijnde bewaartermijn voor het weefsel vastleggen, maar stelt dat de termijn afloopt zodra duidelijk wordt dat het weefsel niet zal worden ingezet voor opsporing. De minister acht de kans gering dat jonge of wilsonbekwame vrouwen door zijn voorstel zorg zullen mijden, mede omdat hij niet verwacht dat zij op de hoogte zullen zijn van de wettelijke mogelijkheid die hij wil scheppen.

Het wetsvoorstel regelt ook dat het weefsel herleidbaar naar een vrouw mag worden bewaard, wat juist nu nog niet mag voor de huidig toegestane doeleinden. In geval van doodslag vormt de huidige wet geen belemmering, merkt De Jonge nog op. Want bij een overledene die een vrucht in zich draagt die ook niet meer in leven is, is volgens hem niet meer sprake van foetaal weefsel in de zin van de wet, omdat deze niet ‘ter wereld is gekomen’. Dat maakt volgens de minister de weg vrij om in zo’n casus een lichaam in beslag te nemen en DNA-onderzoek te laten doen met behulp van de vrucht, om te bezien of de vrucht aanwijzingen bevat over het misdrijf.

Het voorstel vloeit voort uit een uit 2013 daterend voornemen van toenmalig VWS-minister Edith Schippers. De Jonge zegt dat er met de KNMG, de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) en de Nederlands Genootschap van Abortusartsen (NGvA) is overlegd over dit voorstel en dat deze hun steun hebben uitgesproken voor het voorstel. De KNMG bevestigt dit. Ook het NGvA is akkoord, licht voorzitter Annet Jansen toe. Het feit dat meewerken aan opsporing niet verplicht is, maar dat een arts ‘op eigen gevoel’ een beslissing kan nemen, is volgens Jansen reden om te kunnen instemmen. Ook noemt Jansen het ‘zinnig’ dat de wijziging het mogelijk maakt om weefsel in te zetten voor opsporing als een vrouw dat zelf wil (want in de huidige situatie kan dit dus helemaal niet).

Lees ook:

Nieuws KNMG Hugo de Jonge
  • Ilse Kleijne

    Ilse Kleijne-Thoonsen werkt sinds 2016 als journalist bij Medisch Contact. Ze werkte eerder als verslaggever voor regionale dagbladen en een energiekrant.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.