Laatste nieuws
Wemos
3 minuten leestijd
over de grens

De magic bullets van Sachs

Plaats een reactie



Eind december lanceerde de WHO-Commission on Macroeconomics and Health, onder leiding van Harvard-econoom Jeffrey Sachs, haar langverwachte rapport Investing in health for economic development (

zie Medisch Contact 1/2002: p. 23

). De commissie slaat alarm voor de miljoenen mensen die jaarlijks onnodig sterven. Er is inderdaad veel meer geld voor gezondheid nodig, vindt Wemos, maar niet op de manier die Sachs voorstelt.


De kracht van de commissie is dat deze bestaat uit economen. Hun rapport moet andere economen en politici duidelijk maken waarom investeren in gezondheid zo verschrikkelijk belangrijk is. Gezondheidszorg is nog te vaak een sluitpost op de begroting, zeker voor de zuinige boekhouders van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Als in landen als Tanzania een begrotingstekort dreigt, zegt het IMF dat het verlagen van de kindersterfte maar over een langere periode moet worden uitgesmeerd. De commissie vindt dit een onzinnige redenering, omdat investeringen in gezondheid zichzelf dubbel en dwars terugbetalen. Dit is een belangrijke steun in de rug voor de ministers van gezondheid, die moeten werken met een budget van 5 dollar per jaar per persoon.


Anders dan het IMF, spreekt de commissie donoren wel ondubbelzinnig aan op hun verantwoordelijkheid. Zij mogen ontwikkelingslanden niet langer laten aanmodderen. Tot zover is het verhaal van de commissie sterk.

Mede door het ontbreken van public health-expertise in de commissie hebben de aangedragen oplossingen een hoog magic bullet-gehalte. Uiteindelijk gaat het niet om het verbeteren van de gezondheid van armen, maar om het aanpakken van ziekten die de meeste - economische - schade opleveren. Volgens de commissie kost het ongeveer 34 dollar per persoon om de belangrijkste ‘ziekten van de armen’ te bestrijden: infectieziekten (aids, malaria en tuberculose), perinatale aandoeningen en kindersterfte. De commissie erkent dat ongelukken en chronische ziekten als diabetes ook onder armen veel voorkomen, maar vindt dat deze zorg niet uit publieke middelen hoeft te worden betaald.
Het komt in feite neer op een pleidooi voor een tweedeling in de zorg: publiek gefinancierde diensten voor de infectieziekten en moeder- en kindzorg, en private voorzieningen voor de rest. Armen kunnen in het stelsel van Sachs nog steeds maar beter geen been breken of een hartaanval krijgen.

Het plan van Sachs is een stap terug in de verhouding tussen donoren en ontwikkelingslanden. Ontwikkelingslanden ontworstelen zich langzaam aan al te dwingend opgelegde beleidsvoorschriften en doen pogingen het bestaande mozaïek aan losse donorprojecten in één beleid te integreren. De commissie loopt het risico dit proces te ondermijnen. Landen mogen weliswaar zelf plannen maken, maar die moeten dan wél gaan over de bestrijding van aids, malaria of tuberculose. Een land dat geld voor gehandicaptenzorg nodig heeft, vangt bot. Zo blijven donoren de prioriteiten stellen, los van de vraag waar lokaal behoefte aan is.


De commissie toont zich een warm voorstander van publiek-private samenwerking in de strijd tegen infectieziekten. Er moet een nieuw onderzoeksfonds komen en bestaande initiatieven moeten meer geld krijgen, zoals het pas opgerichte Global Fund for AIDS, TB and Malaria. De vraag met dergelijke initiatieven is altijd hoe groot de (commerciële) invloed van de private partners is op de besteding van het geld en in hoeverre de bevolking in ontwikkelingslanden er uiteindelijk van profiteert. Sachs gaat zonder meer uit van de meerwaarde van een dergelijke aanpak en stelt dat dergelijke initiatieven niet te veel in de weg moet worden gelegd.


De selectieve blik van de commissie-Sachs blijkt ook uit het feit dat alleen is gekeken naar de bijdrage die gezondheid levert aan economische ontwikkeling, en níet naar de vraag hoe economische maatregelen op hun beurt gezondheid bevorderen dan wel ondermijnen. Die relaties zijn alleen nooit systematisch onderzocht, ondanks voorbeelden als de ingestorte gezondheidszorg in de voormalige Sovjet-Unie na de overhaaste pogingen een markteconomie te introduceren. Een proces waar Sachs overigens ook als adviseur bij was betrokken.


Het zou interessant zijn geweest als de economen van de commissie hadden nagedacht over de vraag hoe ‘gezond’ economisch beleid er kan uitzien. Maar helaas, de WHO wilde daar kennelijk haar vingers niet aan branden.

De hamvraag is natuurlijk of Sachs donoren zal aanzetten de portemonnee te trekken. De zuinige twee miljard dollar die met pijn en moeite voor het Global Fund is bijeengeschraapt, doet het ergste vermoeden. De 27 miljard dollar die Sachs op termijn van donoren verwacht, lijkt veel maar is het niet. Het is iets meer dan wat de 41 armste landen jaarlijks aan hun schuldenlast kwijt zijn (21,5 miljard). Het is een schijntje vergeleken bij wat ontwikkelingslanden jaarlijks aan exportinkomsten mislopen door de bescherming van westerse markten en dumping van zwaar gesubsidieerde Europese landbouwproducten.
Zolang dit niet verandert, blijven ontwikkelingslanden afhankelijk van donorgeld voor hun gezondheidszorg. Donoren moeten in de tussentijd nog een forse bijdrage leveren. Maar dan wel door programma’s te steunen die door landen zelf zijn ontwikkeld, op basis van lokale behoeften en oplossingen. n

Ellen Verheul,
projectmedewerker Wemos


Correspondentieadres:

www.wemos.nl

over de grens
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.