Cafeïne voor prematuren

Het wordt al lang gebruikt, maar nu is het bewezen veilig en effectief. Injecties met cafeïne bij prematuren verminderen het aantal ontwikkelingsstoornissen op langere termijn. Dat melden Barbara Schmidt c.s. van de 'Caffeine for Apnea of Prematurity'-onderzoeksgroep in NEJM van 8 november.

De onderzoekers kwamen tot deze bevinding door kinderen met een geboortegewicht tussen de 500 en 1250 gram cafe•ne- of placebo-injecties te geven tot apneus niet meer optraden. Eerder toonden ze al aan dat, vergeleken met placebo, babys die cafeïne krijgen minder vaak een abnormale longontwikkeling hebben.

In het nieuwe onderzoek beoordeelden ze de kinderen op een leeftijd van 18 tot 21 maanden. Van de 937 kinderen die cafeïne ontvingen, waren er 377 (40%) die overleden of een cognitieve ontwikkelingsstoornis hadden. In de placebogroep waren dit er 431 van de 932 (46%). In de placebogroep kampte een hoger percentage kinderen met hersenverlamming (4 respectievelijk 7%) en een cognitieve achterstand (34 respectievelijk 38%) dan in de interventiegroep. Het aantal kinderen dat overleed, blind of doof was, verschilde niet significant.

Bovendien konden de auteurs geen verschil vinden in lengte, gewicht en schedelomtrek tussen de groepen.

Volgens Schmidt zijn de effecten voor de helft te verklaren doordat baby's die cafeïne kregen, eerder van de beademing worden afgekoppeld. De onderzoekers gaan ook naar de ontwikkeling en de schoolprestaties van de kinderen kijken als ze vijf jaar oud zijn.

David Stevenson van de kinderafdeling van de Stanford Universiteit zoekt in zijn commentaar een verklaring voor de rest van het effect van cafeïne. Hij denkt dat gevonden te hebben in een stijging van het cathecholamineniveau, waardoor het hartminuutvolume toeneemt. << KG

NEJM 2007; 357: 1893-1902 en 1967-8