
Wachten op problemen of opereren ondanks de risico’s?
Het lijkt erop dat de patiënt niet goed doordrongen was van de redenen waarom een operatie nodig was: niet alleen vanwege zijn pijnklachten, maar ook om de reële kans op schade bij afwachten.
Het lijkt erop dat de patiënt niet goed doordrongen was van de redenen waarom een operatie nodig was: niet alleen vanwege zijn pijnklachten, maar ook om de reële kans op schade bij afwachten.
Deze week een zaak tegen een gz-psycholoog die een relatie aanknoopte met een ex-patiënt. Haar werkgever heeft een zaak aangespannen, waarin het draait om de vraag of zij een voldoende lange afkoelingsperiode in acht heeft genomen. Dat is ook interessant voor artsen.
Een arts is sinds zeven jaar uit het bedrijfsartsenregister uitgeschreven, maar gebruikt die titel nog wel. Als de patiënt naar de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd was gestapt, had de arts een boete kunnen krijgen van maximaal 6700 euro voor titelmisbruik.
Wie het leest, zal even met de ogen knipperen: het Centraal Tuchtcollege kan niet vaststellen of de aangeklaagde arts in deze zaak een fout heeft gemaakt tijdens een ooglidcorrectie, of dat er sprake was van een complicatie.
Een man moet op gesprek komen bij een verzekeringsarts. In de uitnodiging staat beschreven wat er tijdens dat gesprek zal gebeuren, en dat hij iemand mee mag nemen.
Hier wreekt zich de aard van het tuchtrecht: de patiënt klaagt over de huisarts en de neuroloog blijft voor zover bekend buiten schot. Daar kan het tuchtcollege niet zoveel aan doen, dus het oordeel is begrijpelijk. Maar wat meer begrip voor hoe artsen samenwerken had wel uit de uitspraak mogen blijken.
Een intensivist zorgde voor een ernstig zieke man met meerdere aandoeningen, die wegens respiratoire problemen op de intensive care lag. Verschillende detubaties mislukten. Overleg vond meermaals plaats tussen de intensivist en de familie van de patiënt.
Een arts die buiten een normale werkomgeving werkt, moet op zijn of haar qui-vive zijn. Wat in de dagelijkse praktijk routinematig goed gaat, vereist dan opeens improviseren. In deze tuchtzaak een voorbeeld van hoe dat mis kan gaan.
Een forensisch arts moet soms behandelaar en medisch adviseur tegelijk zijn. Dat is een ‘tamelijk gecompliceerde context’, schrijft het Centraal Tuchtcollege, als het gaat om het beroepsgeheim. Dat blijkt wel uit deze tuchtzaak.
Uit onderstaande tuchtzaak komt naar voren hoe belangrijk context is. Het gaat om een cardioloog die klaagt over een andere cardioloog. Cardioloog 1 was verwikkeld in een geschil met zijn maatschap, en cardioloog 2 trad op als een van de arbiters die waren ingeroepen om daaruit te komen.
Een cardioloog geeft de medisch adviseur van een verzekeraar informatie over een van zijn patiënten. De arts maakt daarbij een inschatting van het arbeidsvermogen van de patiënt.
Een 67-jarige man komt binnen anderhalve maand acht keer bij zijn huisarts en diens waarnemer, vanwege onder meer buik- en rugpijn. De man klaagt de waarnemer aan, die hem de laatste vier keer zag. Deze neemt geen volledige anamnese af, doet weinig of geen lichamelijk onderzoek en stelt geen differentiaaldiagnose op.
Deze zaak gaat om een vrouw die op een SEH komt met koorts, diarree en woordvindstoornissen. Na vrij uitgebreid onderzoek wordt ‘geen specifieke neurologie’ vastgesteld. Ze wordt wel opgenomen. De dagen daarna gaat ze achteruit, ze krijgt epileptische aanvallen, en kan uiteindelijk niet meer praten.
Op het moment dat de chirurg de galblaas uit de buik trekt, ontstaat bij de patiënt een asystolie. De chirurg weet dat dat kan komen door tractie aan het buikvlies en begint met hartmassage. Het hart komt gelukkig snel weer op gang.
Een vrouw met drukkende pijn op de borst komt naar de Eerste Harthulp. Na onderzoek stelt de arts-assistent – in overleg met de cardioloog – vast dat er sprake is van aspecifieke pijn en mag ze naar huis. Enkele weken later overlijdt ze.
Een 66-jarige man met alzheimer kan niet langer thuisblijven, vanwege agressief gedrag.
Hoeveel kleuters met een loopoor ziet een huisarts per week? En hoe vaak zou daar een cholesteatoom aan ten grondslag liggen?
De casus van deze week bespraken we eerder onder de titel ‘Spraakverwarring over intensive care die nu high care is’.
Een meisje van 15 komt via de neuroloog bij de cardioloog terecht vanwege collaps e.c.i., onder meer bij inspanning.
Een huisarts mist een zwangerschap omdat hij van zijn patiënte aanneemt dat ze al maanden geen seks heeft gehad. Hij weet dat ze een antipsychoticum slikt, maar ziet daarin geen reden om te twijfelen aan haar woord.
De boodschap om geen liefdesrelatie aan te gaan met een patiënt, was niet tot deze psychiater doorgedrongen. Hij onderhield zelfs intieme contacten met twee van zijn patiënten.
Een vrouw klaagt de psychiater aan die haar op verzoek van de verzekeringsarts heeft onderzocht. Hij zou de klaagster niet hebben uitgelegd dat haar Wajong-uitkering van het onderzoek afhing en dat ze medewerking mocht weigeren.
Een patiënte krijgt jarenlang lithium voorgeschreven door haar psychiater en houdt daar een renale diabetes insipidus en een beschadigde schildklier aan over. Als ze om een verklaring vraagt, geeft de psychiater niet thuis.
Bij een kijkoperatie van de knie loopt een vrouw zulke ernstige schade op aan de nervus femoralis, dat zij zich alleen nog met hulpmiddelen kan voortbewegen. Ze klaagt de anesthesioloog aan, maar het tuchtcollege kan er geen ‘misser’ van maken.
Een radioloog ziet op de echo van een man met bovenbuikklachten geen afwijkingen aan het pancreas. Maar dat is op een echo ook niet te zien; daarvoor is aanvullend onderzoek nodig. Dat had hij beter wél aan zijn verslag kunnen toevoegen.