Tuchtrecht
Uitspraak tuchtcollege

Uitgeschreven uit register, toch titel voeren

2 reacties

Een arts is sinds zeven jaar uit het bedrijfsartsenregister uitgeschreven, maar gebruikt die titel nog wel.

Als de patiënt naar de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd was gestapt, had de arts een boete kunnen krijgen van maximaal 6700 euro voor titelmisbruik.

Deze arts moet zich echter verantwoorden bij de tuchtrechter, doordat de patiënt onder meer hierover een klacht had ingediend. De arts zegt tegen de tuchtrechter dat hij zich door privéomstandigheden niet kon herregistreren. Dat doet er echter niet toe: feit blijft dat hij zich niet voor bedrijfsarts had mogen uitgeven. Dat is geen regelfetisjisme: een register staat voor kwaliteit.

Hetzelfde geldt voor codes, richtlijnen en protocollen: die zijn doorgaans door de beroepsgroep zelf opgesteld met het oog op kwaliteit. Zo zijn er regels voor wat bedrijfsartsen aan informatie mogen verstrekken aan de werkgever. De arts uit deze tuchtzaak hield zich daar niet aan: hij gaf te veel vrij over de vrouw die hij begeleidde, over haar thuissituatie bijvoorbeeld. Hij is het er niet mee eens, hij zegt dat de werkgever al op de hoogte was. Wederom: dat doet er niet toe. Het beroepsgeheim is van groot belang, legt het tuchtcollege bij paragraaf 5.6 nog eens uit. Adviserende en keurende artsen bevinden zich wat dit betreft in een moeilijk speelveld. Maar daar zijn dus die richtlijnen, codes en protocollen voor. De arts krijgt een berisping.

Sophie Broersen, arts niet-praktiserend/journalist

Robinetta de Roode, adviseur gezondheidsrecht

download de tijdschriftversie (pdf)

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 31 oktober 2017 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

arts,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

 

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het verweerschrift met de bijlagen;

-                     de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                     het proces-verbaal van het op 19 januari 2018 gehouden vooronderzoek.

 

De klacht is op een openbare zitting behandeld.

Klaagster was afwezig met bericht van verhindering. Verweerder was aanwezig.

 

2.         De feiten

2.1       Klaagster is sinds 9 oktober 2017 arbeidsongeschikt.

 

2.2       Verweerder staat sinds november 1997 als arts geregistreerd in het BIG-register en in de periode mei 2005 tot en met juli 2011 eveneens als bedrijfsarts. Verweerder is ZZP’er en in die hoedanigheid ingehuurd door de arbodienst van de werkgever van klaagster.

 

2.3       Op 27 oktober 2017 heeft verweerder op verzoek van de arbodienst klaagster thuis bezocht. Per brief van gelijke datum heeft de re-integratieadviseur de rapportage met probleemanalyse en re-integratieadvies (“rapportage”) aan klaagster toegezonden. Deze rapportage is ook naar de werkgever van klaagster verzonden.

 

2.4       Op de rapportage is de naam van verweerder ingevuld als bedrijfsarts. In de rapportage staat onder meer:

            “1.2 Probleem inventarisatie: Reden arbeidsongeschiktheid: mentale beperking

(…)

1.9 Samenvatting: Uitgebreid gesproken met man erbij. Intake begeleiding gehad en iedere week gesprekken. Reëel. Man ook thuis in WIA traject en EW is media december 2017. Is spannend voor hen. Speelt ook mee. Herbeoordeling na 3 gesprekken psycholoog. Tel ctc 2 weken.”

 

2.5       Klaagster heeft bij de arbodienst een klacht over verweerder ingediend.[1] Bij brief van 17 november 2017 heeft de arbodienst daarop schriftelijk aan klaagster gereageerd:

“(…) Uw klacht is tweeledig en volledig duidelijk. Derhalve is hoor- en wederhoor niet aan de orde.

            1. [Arbodienst] geeft aan te werken met BIG geregistreerde bedrijfsartsen; [verweerder] heeft deze kwalificatie niet.

2. [Arbodienst], in persoon van [verweerder], heeft vertrouwelijke informatie gedeeld wat niet mag.

Ad 1

[Arbodienst] werkt inderdaad alleen met BIG geregistreerde artsen. [verweerder] werkt al jaren als BIG-geregistreerde bedrijfsarts voor [Arbodienst] en altijd naar volle tevredenheid. Het afgelopen jaar is [verweerder], vanwege een administratieve fout van zijn kant, zijn BIG registratie als bedrijfsarts tijdelijk kwijt geraakt. Vanaf dat moment werkt [verweerder] onder de supervisie van [A], onze coördinerend bedrijfsarts. Met deze zogenaamde “verlengde arm” – constructie voldoen wij aan onze wettelijke verplichtingen en aan de beloftes die we doen aan onze opdrachtgevers. [verweerder] voert zijn werkzaamheden onder supervisie uit. Wij hebben daartoe besloten, omdat hij, zoals eerder gesteld, zeer veel ervaring heeft als bedrijfsarts.

Ad 2

Naar aanleiding van het bezoek van de bedrijfsarts bij u thuis, heeft [verweerder] een probleemanalyse opgesteld. In de samenvatting van de probleemanalyse heeft [verweerder] informatie gedeeld die mogelijk relevant is gezien uw situatie, maar niet op een dergelijke wijze had mogen worden gedeeld met uw werkgever. U heeft dit direct na de ontvangst van de probleemanalyse gemeld bij [B]. Hierna is een correctie gemaakt op de probleemanalyse waarmee de eerste versie als niet verstuurd kan worden beschouwd. Wij bieden onze oprechte excuses aan voor deze fout. Dit had niet mogen gebeuren.

(…)”

3.         De klacht van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1) zich ten onrechte heeft voorgedaan als bedrijfsarts met de daarbij behorende bevoegdheden, terwijl verweerder niet als bedrijfsarts staat geregistreerd in het BIG-register, en

2) zijn beroepsgeheim heeft geschonden.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college stelt voorop dat het volgens vaste rechtspraak bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het beroepsmatig handelen niet gaat om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig gestelde handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep als norm was aanvaard.

Klachtonderdeel 1 

5.2       Met het eerste klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij zich ten onrechte als bedrijfsarts (met de daarbij behorende bevoegdheden) heeft voorgedaan. Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt het college als volgt. Op grond van artikel 17 lid 2 Wet BIG is het degene aan wie het recht tot het voeren van een krachtens de Wet BIG erkende specialistentitel niet toekomt, verboden deze titel of een daarop gelijkende benaming te voeren. Verweerder staat in het BIG-register geregistreerd als arts en (sinds 2011) niet (meer) als bedrijfsarts. Desondanks wekt verweerder richting klaagster de indruk dat hij nog altijd bedrijfsarts is. Hij presenteert zich als zodanig en vermeldt zijn naam als bedrijfsarts op de rapportage.

5.3       Daarnaast miskent verweerder wat de functie van (her)registratie is. Ook ter zitting ziet verweerder niet, althans onvoldoende, in dat (her)registratie onder meer staat voor waarborging van kwaliteit. Zo is voor herregistratie vereist dat de geregistreerde aantoont aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen. Het college weegt bij zijn oordeel mee dat verweerder al sinds 2011 niet meer in het BIG-register geregistreerd staat als bedrijfsarts en dus meerdere oproepen en/of mogelijkheden moet hebben gehad om de deregistratie ongedaan te maken. Niettemin geeft hij zich al die tijd, inmiddels al gedurende om en na bij 7 jaar, ten onrechte uit als bedrijfsarts. Verweerder voert aan dat hij door privéomstandigheden niet in staat is geweest zijn herregistratie te behouden dan wel te behalen. Echter, bij de beoordeling van dit klachtonderdeel gaat het om het feit dat verweerder ten onrechte een specialistentitel voert.  De reden waarom verweerder niet als bedrijfsarts is geregistreerd acht het college in dit kader niet relevant. Klachtonderdeel 1 is gegrond.

Klachtonderdeel 2

5.4       Met het tweede klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden door het ziektebeeld van klaagster op te nemen in de rapportage die door verweerder aan de werkgever van klaagster is verstrekt en de thuissituatie daarin te beschrijven.

5.5       Het college overweegt dat de bedrijfsarts de medisch specialist is op het terrein van arbeid en gezondheid. Als zodanig rust op hem/haar de geheimhoudingsplicht op grond van artikel 88 Wet BIG. Die geheimhouding betreft niet alleen medische gegevens in engere zin, maar alles wat de bedrijfsarts bij de uitoefening van zijn/haar beroep als geheim is toevertrouwd en waarvan hij/zij het vertrouwelijke karakter moest begrijpen. Hij/zij heeft begeleidende, coördinerende en arbocuratieve taken (zoals omschreven in het Beroepsprofiel van de bedrijfsarts). Bij de ziekteverzuimbegeleiding/sociaal-medische begeleiding adviseert de bedrijfsarts werknemer en werkgever. Daartoe beoordeelt de bedrijfsarts op basis van het gesprek met de patiënt/werknemer en zorgvuldig onderzoek de medische gronden voor arbeids(on)geschiktheid van de werknemer en geeft vervolgens met de conclusies van zijn bevindingen een aan werknemer en werkgever gelijkluidend advies over medische belastbaarheid (eventueel met een beschrijving van de functionele mogelijkheden) c.q. medische mogelijkheid tot werkhervatting. Daarnaast is de bedrijfsarts ook te allen tijde de begeleider van werknemer/patiënt.

De bedrijfsarts brengt een advies uit op basis van binnen de vertrouwensrelatie met de patiënt/werknemer verworven informatie. Dit advies wordt verwoord naar patiënt/werknemer en werkgever in termen van belastbaarheid. Bedrijfsartsen respecteren daarbij de regels van het gezondheidsrecht.

5.6       Op grond van artikel 7:457 BW dient de hulpverlener ervoor te zorgen dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt worden verstrekt. Met het belang van geheimhouding mag niet lichtvaardig worden omgesprongen. De geheimhouding beoogt immers niet alleen de belangen van de patiënt te beschermen, maar ook het (algemeen) maatschappelijk belang van de toegankelijkheid van de zorg; eenieder moet zich vrijelijk tot hulpverleners kunnen wenden zonder ervoor beducht te hoeven zijn dat hun in vertrouwen verstrekte gegevens met derden worden gedeeld. Als één van de uitzonderingen op het beroepsgeheim geldt dat de patiënt toestemming heeft gegeven tot het verstrekken van gegevens aan anderen. Van een toestemming van klaagster om de onder 5.4 beschreven gegevens aan haar werkgever te verstrekken is niet gebleken.

5.7       De bedrijfsarts heeft een vertrouwensband met de werknemer en is ten aanzien van de informatieverstrekking aan de werkgever gebonden aan het beroepsgeheim ingevolge de wetgeving. Dat impliceert dat hij alleen die gegevens mag verstrekken die de werkgever daadwerkelijk nodig heeft om te bepalen of de werknemer recht heeft op loondoorbetaling, en informatie in het kader van verzuimbegeleiding en re-integratie van de patiënt/werknemer. De bedrijfsarts moet de patiënt/werknemer vooraf informeren over deze informatieverstrekking. De bedrijfsarts verstrekt dus niet zonder meer (sociaal-)medische gegevens aan de werkgever, maar zet de verkregen gegevens om in een beschrijving van uitsluitend de noodzakelijke en relevante informatie voor de werkgever. Alleen met uitdrukkelijke toestemming van de werknemer kan de bedrijfsarts (aanvullende) informatie aan de werkgever verstrekken. Uiteraard is het aan de werknemer zelf óf en welke (medische) informatie hij aan de werkgever of leidinggevende over zijn ziekte of persoonlijke omstandigheden wenst te geven.

5.8       Klachtonderdeel 2 ziet op de in het kader van arbeidsverzuimbegeleiding verstrekte informatie van verweerder aan de werkgever van klaagster. Op die informatieverstrekking is, onder andere, de door de KNMG opgestelde Code Gegevensverkeer en samenwerking bij arbeidsverzuim en re-integratie (2006) van toepassing. Deze code behelst een richtlijn voor de gegevensuitwisseling tussen werknemers, bedrijfsartsen, werkgevers, behandelend artsen en verzekeringsartsen bij arbeidsverzuim van een patiënt/werknemer. Met betrekking tot de relatie bedrijfsarts – werkgever is, meer in het bijzonder, het navolgende opgenomen:

“(…)De bedrijfsarts mag alleen gerichte informatie c.q. advies aan de werkgever verstrekken over:

−  de werkzaamheden waartoe de werknemer nog wel of niet meer in staat is (functionele beperkingen,
restmogelijkhedenenimplicatiesvoor het soort arbeid dat de werknemer nog kan verrichten)

−  deverwachte duurvan het verzuim

−  dematewaarin de patiënt/werknemer arbeidsongeschikt is (gebaseerd opfunctionele beperkingen,restmogelijkhedenenimplicatiesvoor het soort arbeid dat de werknemer nog kan verrichten)


−  en de eventueleaanpassingen of werkvoorzieningendie de werkgever in het kader van de reïntegratie moet treffen.(…)”

5.9       Verweerder behoorde een oordeel uit te spreken over de beperkingen door ziekte in termen van belastbaarheid met gebruikmaking van de daarvoor in de arbeids- en bedrijfsgeneeskunde ontwikkelde standaarden en richtlijnen. Daarbij diende hij het beroepsgeheim in acht te nemen. Uit het aan de werkgever toegezonden evaluatieverslag blijkt dat hierin meer opgenomen is dan conform het vorenstaande is toegestaan. Door de werkgever van klaagster te informeren over haar thuissituatie, het feit dat klaagster gesprekken heeft (gehad) met een psycholoog, alsmede de WIA-status van klaagsters echtgenoot, heeft verweerder zijn beroepsgeheim geschonden. Dat de werkgever, volgens verweerder, al op de hoogte was van de thuissituatie van klaagster en hem uitdrukkelijk had verzocht de thuissituatie van klaagster in zijn oordeel te betrekken, doet daaraan niet af. De conclusie is dan ook dat ook klachtonderdeel 2 gegrond is.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met het verbod op het voeren van een beschermde specialistentitel zoals neergelegd in artikel 17 Wet BIG. Ook heeft verweerder gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten.

De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend. Het college weegt daarbij mee dat verweerder ter zitting heeft bevestigd zich sinds zijn deregistratie als bedrijfsarts in 2011 uit te geven als bedrijfsarts en dat tot op heden nog steeds te doen. Verweerder heeft er geen, althans onvoldoende, blijk van gegeven dat hij beseft dat dit uiterst onwenselijk en zelfs bij wet verboden is. Door zich ten onrechte uit te geven voor bedrijfsarts schaadt hij het vertrouwen dat in het algemeen kan worden verleend aan deze beroepsgroep.

Verweerder heeft voorts weliswaar zijn excuses aangeboden voor het feit dat het woord psycholoog in het evaluatieverslag is vermeld, maar hij heeft er geen blijk van gegeven dat hij met het – op verzoek van de werkgever – verstrekken van informatie over de thuissituatie eveneens zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Verweerder lijkt zich aldus onvoldoende bewust van de reikwijdte van zijn beroepsgeheim.

Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht gegrond;

-         legt op de maatregel van een berisping.

Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan de tijdschriften Tijdschrift voor Bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde (TBV) en Medisch Contact ter bekendmaking zal worden aangeboden.

Aldus beslist door:

mr. J.F. Aalders, voorzitter,

drs. P.G.J. Koch, mr. drs. E.G. van der Jagt, D.E. de Jong, leden-arts,

mr. drs. C. van Glabbeek, lid-jurist,

bijgestaan door mr. S. van Excel, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2018 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Maarten

    médico familiar e comunitario (Spaans voor huisarts), Vasbinder

    Hoewel een terechte uitspraak, vraag ik me wel eens af, wanneer we beginnen, rechters en politici aan een soortgelijke tucht te onderwerpen

  • Roel Melchers

    voormalig bedrijfsarts, Houten


    Tuchtrechter neemt loopje met scheiding van zorg en keuring.

    'De bedrijfsarts brengt een advies uit op basis van binnen de vertrouwensrelatie ... verworven informatie', schrijft de tuchtrechter.

    Beseft de tuchtrechter wel wat een advies is......: een suggestie hoe iemand anders zijn verantwoordelijkheid invult. En ook: aan een advies ligt altijd een oordeel ten gronde. Zo zou een passend advies aan de werkgever over een, niet om reden van ziekte, verzuimende medewerker kunnen wezen: 'Loonbetaling stoppen'.

    Maar erger is, dat de tuchtrechter de bedrijfsarts toestaat om informatie, die verzameld is in een vertrouwensrelatie, te gebruiken voor een verzuimkeuring. Dat is tegen de WGBO-regels. De WGBO rept van de doelgebondenheid van informatie. Met andere woorden: informatie die je voor het ene doel (zorg) hebt verzameld, mag je niet zomaar gebruiken voor een ander doel (zoals een verzuimkeuring).

    O ja... en vergeet niet, dat het, ex de wet cliëntenrechten, aan bedrijfsartsen verboden is om kennis te nemen van zorgdossiers. Op straffe van doorhaling in het BIG-register...!

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.