Tuchtrecht
Uitspraak tuchtcollege

Psychotherapeut geeft huisarts te veel informatie

Plaats een reactie

Mag het nou wel of mag het nou niet: behandelinformatie terugkoppelen naar een huisarts? Begin dit jaar stond in Medisch Contact een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege Eindhoven waarin werd geoordeeld dat een psychotherapeut alleen met expliciete toestemming van de patiënt informatie aan diens huisarts mocht verstrekken (MC 7/2012: 409). Impliciete toestemming was onvoldoende, omdat de huisarts niet rechtstreeks betrokken was bij de behandeling van de patiënt. Deze uitspraak lokte terecht verschillende reacties bij u uit.

Recentelijk speelde voor het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam dezelfde vraag, maar dit college oordeelt gelukkig anders. Natuurlijk mag de psychotherapeut informatie aan de verwijzende huisarts verstrekken. Als de patiënt instemt met de verwijzing naar de psychotherapeut, dan stemt hij er ook mee in dat de huisarts over die behandeling wordt geïnformeerd. Het mag dus, als de patiënt maar op de hoogte is van de gegevensverstrekking en daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt.

Maar zoals zo vaak zit het venijn in de staart. Er mag alleen informatie worden verstrekt die de huisarts nodig heeft. Deze psychotherapeut ging te ver naar het oordeel van het tuchtcollege. De vraag waar de grens van de hoeveelheid informatie die verstrekt mag worden ligt, zal ongetwijfeld nog tot discussie leiden. 

Hans van Santen, huisarts

Diederik van Meersbergen, jurist

Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam d.d. 3 april 2012

Beslissing in de zaak onder nummer 2011/087P. Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 17 maart 2011 binnengekomen klacht van A, wonende te B, klager, tegen C, psychotherapeut, wonende en werkzaam te B, verweerder, gemachtigde mr. P.H.A. Boshouwers, advocaat te Amsterdam.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift; de twee aanvullende klaagschriften met de bijlage resp. bijlagen; het verweerschrift met de bijlagen; de repliek met de bijlage; de dupliek met de bijlagen; de aanvulling op de dupliek van klager, binnengekomen op 15 juni 2011; de correspondentie betreffende het vooronderzoek; de brief van klager, binnengekomen op 17 januari 2012; de brief namens verweerder met bijlagen, binnen-gekomen op 24 januari 2012.

Partijen hebben geen gebruikgemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld. Partijen – verweerder vergezeld van de hiervoor genoemde gemachtigde – waren aanwezig.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 In april 2010 heeft klager, die onder andere op diens website informatie over verweerder had ingewonnen, zich bij verweerder gemeld met het verzoek of deze hem wilde behandelen. In juni 2010 vond een kennismakingsgesprek plaats. Klager heeft verweerder enige tijd nadien een verwijsbrief van zijn huisarts d.d. 22 juni 2010 overhandigd. Deze luidt, voor zover van belang: ‘Bovengenoemde patiënt is heden verwezen voor psychotherapie op medische grond. Gaarne uw evaluatie/behandeling’.

2.2 De huisarts had klager voor zijn klachten al enkele maanden vóór zijn behandeling door verweerder medicijnen (antidepressivum) voorgeschreven.

2.3 Op de website van verweerder is onder meer vermeld: ‘In principe vindt schriftelijke terugkoppeling plaats naar de verwijzend huisarts; bij aanvang, over de visie op de gepresenteerde problematiek alsmede het behandelplan, aan het einde, over het behandelverloop alsmede de bereikte resultaten.’ Verweerder heeft klager in het kennismakingsgesprek ook gezegd dat terugkoppeling aan de huisarts zou plaatsvinden.

2.4 Tussen partijen hebben in het kader van de behandeling ongeveer zeven gesprekken plaatsgevonden. Vervolgens heeft verweerder bij brief van 23 januari 2011 klagers huisarts –met kopie aan klager – geïnformeerd over de aanvang van de behandeling (productie bij repliek).

2.5 Na ontvangst van deze brief heeft klager de behandelrelatie beëindigd. Tussen partijen heeft vervolgens nog een mailwisseling plaatsgevonden.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder klagers huisarts in de brief van 23 januari 2011 op onzorgvuldige wijze heeft geïnformeerd. Klager is van mening dat verweerder in die brief zonder zijn expliciete toestemming ten onrechte zijn privacy heeft geschonden en onnodig privé-informatie over zijn partner heeft vermeld. Klager is het verder niet eens met
de daarin vermelde diagnose, die onvolledig op hem van toepassing is.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Ingevolge art. 7:457 lid 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek kunnen medische gegevens zonder toestemming van de patiënt door de hulpverlener worden verstrekt aan hen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst, voor zover die verstrekking noodzakelijk is voor de door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden. Uit de instemming van de patiënt met de verwijzing mag worden afgeleid dat de patiënt tevens toestemt met de gegevensuitwisseling tussen de verwijzend arts en de geconsulteerde hulpverlener met dien verstande dat niet meer gegevens worden verstrekt dan noodzakelijk is voor de behandeling die na de verwijzing (eventueel) volgt.

5.2 Op grond van het hiervoor overwogene, maar ook op grond van de vermelding op de website van verweerder en diens uitlatingen daarover aan klager, kan ervan worden uitgegaan dat klager ermee bekend was dat verweerder zijn huisarts zou informeren. Klager voert echter ook aan dat meer informatie is verstrekt dan noodzakelijk was voor de door de huisarts te verrichten werkzaamheden. Naar het oordeel van het college is dit verwijt terecht. Zeker nu niet gebleken is dat gedurende de behandeling overleg tussen verweerder en klagers huisarts heeft plaatsgevonden en diens betrokkenheid bij de behandeling gering was, dient bij die verstrekking terughoudendheid te worden betracht. De brief van 23 januari 2011 bevat meer informatie dan in het kader van de betrokkenheid van de huisarts noodzakelijk was. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk waarom in die brief klager letterlijk wordt geciteerd, waarom uitvoerig op (zijn beleving van) de klachten wordt ingegaan, waarom de geschiedenis van zijn persoonlijk leven in het gezin van herkomst wordt beschreven en waarom de gevolgen voor het psychisch welzijn van de lichamelijke ziekte van zijn partner expliciet worden genoemd. Overigens bevat de brief geen duidelijk behandelplan noch informatie over de behandelingsovereenkomst. Op grond van hetgeen partijen daarover in de stukken en ter zitting hebben aangevoerd is het voor het college evenwel onvoldoende aannemelijk geworden dat hetgeen verweerder vermeldt over de diagnose onjuist is, nu de standpunten van partijen hierover elkaar tegenspreken en niet duidelijk is geworden welke diagnose juist zou zijn.

5.3 Ambtshalve constateert het college nog dat de website van verweerder foutieve informatie bevat nu die vermeldt dat bij ‘zelfbetalers’ verslaglegging en rapportage achterwege kunnen blijven. In het kader van continuïteit van zorg alsmede ten behoeve van de financiële administratie is immers steeds noodzakelijk dat bepaalde gegevens worden vastgelegd.

5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten.

5.5 Hoewel het college verweerder zijn handelwijze ernstig aanrekent, temeer nu hij geen enkel inzicht heeft betoond in de onjuistheid daarvan, is het van mening dat met na te melden maatregel kan worden volstaan. Gebleken is namelijk dat hij naar aanleiding van deze klacht zijn werkwijze met betrekking tot het vragen van toestemming aan patiënten voor rapportage inmiddels heeft gewijzigd. Verweerder heeft ter zitting betoogd dat hij gewoonlijk steeds uitvoerig aan de huisarts rapporteert en dat hij heeft geconstateerd dat zulks in de beroepsgroep veelvuldig gebeurt. Die benadering is niet juist, indien – zoals in het onderhavige geval – de rapportage zich niet beperkt tot een strikt zakelijke vermelding van gegevens. Daarom zal om redenen, aan het algemeen belang ontleend, de beslissing – in geanonimiseerde vorm – zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.

6. De beslissing

Het regionaal tuchtcollege

- waarschuwt verweerder.

Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan het Tijdschrift voor Psychotherapie ter bekendmaking zal worden aangeboden.

<b>Integrale tekst van de uitspraak</b> <b>PDF van het tijsdschriftartikel</b> Lees ook
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.