Meer loon, zeggenschap en samenwerking om zorgverleners te behouden
Plaats een reactieMeer waardering van zorgverleners kan een remedie zijn tegen de leegloop van de zorg. Dat stelt de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) vandaag in haar rapport ‘Applaus is niet genoeg’. De raad focust zich hierin op verzorgenden, verpleegkundigen en huisartsen en heeft adviezen voor werkgevers, toezichthouders, de rijksoverheid, maar ook vakbonden en beroepsverenigingen.
In opdracht van VWS-minister De Jonge boog de RVS zich over de vraag hoe het werk in de gezondheidszorg aantrekkelijker kan worden gemaakt. Per jaar stopt bijna 10 procent van de medewerkers, vooral in de jeugdzorg, het sociaal werk, de kinderopvang, de wijkverpleging, verpleging en verzorging. Er is hoge uitstroom onder nieuwe zorgverleners. Uit onderzoek van RegioPlus blijkt dat van deze spijtoptanten 40 procent korter dan twee jaar in dienst is en ruim één op de vier (27,5%) zelfs korter dan een jaar. Ook studenten verpleegkunde vallen veel uit. Daarnaast spelen hoog verzuim, vergrijzing en deeltijdwerken de sector parten.
Huisartsen
In het advies concentreert de raad zich op de beroepsgroepen met de grootste tekorten: verzorgenden individuele gezondheidszorg (IG) in het verpleeghuis, verpleegkundigen in het ziekenhuis en huisartsen. Begin 2019 waren er meer dan twee keer zo veel vacatures voor huisartsen als een jaar eerder, een stijging van 0,4 naar 0,9 vacatures per honderd huisartsen. Eén op de tien vacatures voor artsen in Nederland is een huisartsenvacature.
Een beter carrièreperspectief noemen zorgverleners als belangrijkste verbeterpunt, zowel in de breedte van het vak (horizontaal) als in een doorstroom naar andere functies (verticaal). Ook moet het werk in verschillende levensfasen aansluiten bij wensen op persoonlijk vlak. Voor verzorgenden en verpleegkundigen zijn de werktijden en de contractvorm reden om de sector te verlaten. Een goed loon zou verpleegkundigen en verzorgenden kunnen binden. Vooral verpleegkundigen met een hbo-opleiding ervaren een ‘mismatch’ op dit gebied, omdat zij vaak in dezelfde schaal zitten als hun collega’s met een mbo-diploma, stelt het advies.
Ongelijke salarissen
De discussie over de hoogte van salarissen voor verpleegkundigen moet volgens de raad worden bezien in de context: ‘Een sector waarin de ongelijkheid in beloningen groot is en waarin niet altijd helder is hoe deze verschillen in beloning samenhangen met verschillen in taken en verantwoordelijkheden. Artsen verdienen vele malen meer dan verpleegkundigen en andere zorgprofessionals, terwijl het verschil in beloning niet altijd eenvoudig te rechtvaardigen valt’, aldus de raad
Minste grip
De raad benoemt daarnaast onderzoek waaruit blijkt dat zorgberoepen behoren tot de beroepen met het minste grip op het werk. Burn-out komt veel voor en de raad constateert dat er weinig ‘hersteltijd’ is om van ingrijpende gebeurtenissen bij te komen. ‘Gevolg is dat veel zorgverleners parttime werken om zelf hersteltijd te creëren’, aldus de raad. Ze verwijst naar conclusies van de LHV dat een huisarts met een fulltimedienstverband een 59-urige werkweek draait. ‘Veel, met name jonge, huisartsen werken tegenwoordig 0,7 fte om op een voor hen acceptabele 40 uur uit te komen’, aldus de raad.
Starten als waarnemer
De praktijkhouders onder de huisartsen kunnen weliswaar invloed uitoefenen op de manier waarop zij hun werk organiseren, ‘maar zij hebben wel regelmatig het gevoel klem te zitten tussen de wensen van de patiënt, die van de zorgverzekeraar en hun eigen mogelijkheden’, zo blijkt uit gesprekken met de raad. Deze merkt op dat maar liefst 95 procent van de recentelijk afgestudeerde huisartsen wil starten als waarnemer. ‘Als waarnemer hoeven zij zich niet bezig te houden met zaken als management en personeelsbeleid, zodat er meer tijd overblijft voor bijvoorbeeld een goede werk-privébalans. Hierdoor ontstaat een scheve verhouding van taken en verantwoordelijkheden binnen het team van huisartsen’, aldus de raad.
Samenwerking als kern
Tot slot buigt de raad zich over het knelpunt samenwerking. ‘Samenwerking is nodig om waardevolle relaties op te bouwen, gezamenlijk te leren en te verbeteren en de best mogelijke zorg te bieden. Samenwerking biedt niet alleen ‘sociale steun’ als buffer tegen werkstress en burn-out, maar vormt steeds vaker de kern van het werk’, aldus de raad. Maar het woud aan zorginstellingen maakt het voor huisartsen onmogelijk om met hen allemaal een goede samenwerking aan te gaan. Een knelpunt voor huisartsen is ook ‘dat zorgverzekeraars in onderhandelingen verschillende belangen lijken te hebben, doordat ze de financiering van zowel de eerste als de tweede lijn verzorgen’, aldus de raad. Bovendien is de samenwerking tussen huisartsen onderling lastig, omdat ze worden aangezet om te concurreren.
Het rapport eindigt met aanbevelingen aan organisaties om aan meer waardering gestalte te geven.
Lees ook- Er zijn nog geen reacties