Laatste nieuws
J.P. Glaser; C.M.M. Vleugels
3 minuten leestijd
arts en recht

Wel of niet autorijden

Plaats een reactie

Een moeilijke kwestie voor de behandelend psychiater

Behandelend psychiaters hebben een informatieplicht inzake de invloeden van ziekten en farmaca op het rijgedrag. Het is echter onduidelijk hoe zij hier inhoudelijk invulling aan moeten geven.

Regelmatig stellen patiënten de vraag: ‘Dokter, mag ik autorijden?’ Artikel 448 van de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst wijst hulpverleners op de verplichting patiënten adequaat te informeren.1 De vraag is welke eisen er kunnen worden gesteld aan de informatieplicht inzake de invloeden van ziekten en farmaca op het rijgedrag. Op zoek naar een passende handelwijze maakte één van ons een patiënt attent op de mogelijkheid zijn vraag voor te leggen aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).


Het CBR is belast met de beoordeling van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het rijbewijs en beslist aan de hand van bij ministeriële regeling vastgestelde eisen over het afgeven van een ‘verklaring van geschiktheid’.2 Zo nodig kan het CBR specialistisch onderzoek vorderen. Taken en bevoegdheden van het CBR zijn vastgelegd in het ‘Reglement rijbewijzen’.3


Dat een verwijzing naar het CBR vergaande consequenties kan hebben, werd spoedig op pijnlijke wijze duidelijk toen het rijbewijs van de betreffende patiënt onherroepelijk werd ingetrokken nadat hij een ingevulde vragenlijst (de zogenoemde Eigen Verklaring) aan het CBR had voorgelegd. De man was sedert zeven maanden psychosevrij, vertoonde vrijwel geen negatieve symptomatologie, en de behandeling bestond uit farmacotherapie (olanzapine 1 d.d. 5 mg) en resocialiserende dagbehandeling, die hij met de auto bezocht. Zijn reactie op het besluit van het CBR behoeft geen verdere uitleg.

Bronnen


Invloeden van ziekten en farmaca op het rijgedrag zijn beschreven in diverse bronnen. Het is echter de vraag of hiermee een sluitende richtlijn voor de informatieplicht van de behandelend psychiater kan worden geformuleerd. De gele sticker op de verpakking van medicatie (‘dit geneesmiddel kan het reactievermogen verminderen’) is bedoeld voor patiënten en waarschuwt hen weliswaar, maar geeft de psychiater geen aanwijzingen hoe te informeren.


De literatuurstudie ‘Invloed van geneesmiddelen op de rijvaardigheid’ uit 1999 van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid lijkt duidelijke richtlijnen te bieden aan artsen en apothekers voor adviezen inzake autorijden bij gebruik van verschillende (psycho)farmaca.4 De invloeden van geneesmiddelen op de rijvaardigheid worden echter veelal uitgedrukt in waarschijnlijkheden. 


De ‘Regeling eisen geschiktheid 2000’ (Regeling), een besluit van de minister van Verkeer en Waterstaat, lijkt als aanhangsel van de Wegenverkeerswet primair ontwikkeld voor het CBR. In tegenstelling tot de eerder genoemde bronnen heeft de regeling betrekking op medicatie én psychiatrische stoornissen. De Regeling is terug te voeren op literatuurstudie en consensusafspraken van de Gezondheidsraad in 1994. De literatuurstudie omvat met uitzondering van het ziektebeeld ‘dementie’ weinig onderzoek naar het specifieke verband tussen rijgedrag en psychiatrische stoornissen. Zowel Zitman5 als de Gezondheidsraad6 concludeert dat over deze samenhang weinig bekend is. De Regeling roept daarom vragen op over de wetenschappelijke validiteit van een aantal stellingen, bijvoorbeeld dat twee jaar na een psychose en een jaar na een manie altijd sprake is van ongeschiktheid. Daarenboven wordt geschiktheid niet of nauwelijks geëxpliciteerd: ‘Niet hoge’ doseringen psychofarmaca, een ‘hooguit licht van aard zijnde’ defecttoestand en een ‘zekere mate van’ ziekte-inzicht zijn als handvat voor de behandelaar niet duidelijk. In de keuringssituatie oordeelt de keurend arts over de interpretatiemogelijkheden.

Essentieel verschil


Geconcludeerd kan worden dat het voor de behandelend psychiater onduidelijk is hoe inhoudelijk invulling kan worden gegeven aan de informatieplicht inzake de invloeden van ziekten en farmaca op het rijgedrag. De ‘Regeling eisen geschiktheid 2000’ van het CBR kan de professionele behandelnorm niet bepalen vanwege het essentiële verschil tussen behandelen en keuren. De hierboven beschreven casus maakt dit pijnlijk duidelijk. n

drs. J.P. Glaser,


psychiater in opleiding, Riagg Midden-Limburg, Roermond


mr. C.M.M. Vleugels,


psychiater, eerste geneeskundige, Mondriaan Zorggroep, Heerlen


Correspondentieadres: Drs. J.P. Glaser, Riagg Midden-


Limburg, Postbus 21, 6040 AA Roermond; Mr. C.M.M. Vleugels, Mondriaan Zorggroep, Postbus 4436, 6401 CX Heerlen

Referenties


1. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Richtlijn Voorlichting Patiënten Geestelijke Gezondheidszorg, oktober 1999. 2. Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Regeling eisen geschiktheid 2000, 18 mei 2000.  3. Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Reglement rijbewijzen, 30 mei 1996.  4. Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid. Invloed van geneesmiddelen op de rijvaardigheid; literatuurstudie, april 1999.  5. Zitman FG. Kan de psychiater rijvaardigheid voorspellen? Ned Tijdschr Geneeskd 1993; 137: 2067-8.  6. Gezondheidsraad. Medische rijgeschiktheid; advies, 1994/04.

antipsychotica
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.