Samen tegen infectieziekten
Arts-microbioloog Marc Sprenger leidt Europees centrum voor ziektepreventie
Plaats een reactieDe Nederlandse arts Marc Sprenger staat nu drie jaar aan het hoofd van het Europese centrum voor ziektebestrijding in Stockholm. Geen eenvoudige baan, zeker niet nu de crisis de infectieziektebestrijding onder druk zet. ‘We bedienen heel Europa met een klein budget.'
Een tiental medewerkers beent het Emergency Operations Centre binnen en neemt plaats aan de vergadertafel naast Marc Sprenger, de Nederlandse directeur van het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) in Stockholm. De voertaal is Engels, met een veelheid aan accenten. Vier beeldschermen omringen het gezelschap, notulen en gekleurde Europese landkaarten wisselen elkaar af. Het eerste onderwerp is een onbegrepen longontsteking in Buenos Aires. ‘We waren bang dat het om het nieuwe coronavirus ging’, legt Sprenger achteraf uit. Omdat dit virus in Europa dodelijke slachtoffers maakt, wordt de verspreiding nauwgezet in de gaten gehouden. Inmiddels is bekend dat een legionellabacterie de Argentijnse longontsteking veroorzaakte.
Agendapunt twee betreft Wereldgezondheidsorganisatie WHO. Die heeft drie dagen geleden een surveillancerichtlijn uitgebracht voor het nieuwe coronavirus. Hierin wordt geen specifieke aandacht gevraagd voor reizigers van het Arabisch schiereiland, terwijl de meeste patiënten daarvandaan komen. Gezucht klinkt alom. Drie van de vier recentste gevallen zijn door Saoedi-Arabië gerapporteerd en het ECDC handhaaft dan ook de richtlijn om speciale aandacht aan reizigers van het Arabisch schiereiland te besteden. De botsing tussen politiek en feiten is een bekend probleem voor het ECDC, dat zich buiten de politieke discussies probeert te houden en feitelijke informatie wil geven. ‘De epidemiologische informatie is heel beperkt, om verschillende redenen zijn landen niet scheutig met informatie’, zegt Sprenger, ‘maar intussen wordt er wel druk getwitterd.’
Bezorgdheid
Sprenger steekt als rijzige Nederlander uit boven de meeste medewerkers van het ECDC. Zijn accent verraadt zijn Maastrichtse wortels; hij groeide er op en studeerde er geneeskunde. Zijn woorden kiest hij zorgvuldig, maar voor de goede verstaander klinkt de bezorgdheid door. Over de tuberculose in Oost-Europa, een infectieziekte waarmee Sprenger zelf als kind nog in een sanatorium heeft gelegen. Maar ook over de opkomst van E. coli’s en Klebsiella’s die steeds minder goed reageren op carbapenems, terwijl veel Europese landen nauwelijks infectiepreventiebeleid kennen. Als dat zo doorgaat zullen gewone operaties zoals een heupvervanging onmogelijk worden, vreest Sprenger. De economische crisis zet extra druk op deze problemen, want de gezondheidszorg moet in veel landen geld inleveren. En ook zijn eigen budget staat op de tocht. Sprenger moet veel masseren en praten om de ECDC-plannen voor de komende zeven jaar, die nu onder de hamer liggen, te mogen uitvoeren.
Het instituut is ontstaan in 2005. Parijs had een hiv-centrum, Groot-Brittannië wist alles over voedselinfecties en legionella, België had een databank met cijfers over antibioticagebruik en Nederland had het Europese register met antibioticaresistentie-data. Sprenger: ‘Al deze kenniscentra werden gefinancierd vanuit Brussel, maar het was een ratjetoe. Het was logisch om ze onder één dak te brengen.’
Uiteindelijk was het vanwege het coronavirus dat SARS veroorzaakt, dat zowel het Europees Parlement als de Raad van Volksgezondheidsministers besloot om het ECDC op te richten. Marc Sprenger trad aanvankelijk aan als voorzitter van het bestuur, dat functioneerde als een soort raad van toezicht. In 2010 is hij gekozen tot directeur. Het Europese centrum kreeg onderdak in een voormalig Zweeds blindeninstituut op de campus van het Karolinska Instituut, beroemd vanwege het toekennen van de Nobelprijzen voor fysiologie of geneeskunde. Het gebouw heeft de warme rode kleur die in Zweden veel wordt gebruikt, en steekt fel af tegen de maartse sneeuw.
Handvol mensen
Sprenger poseert voor de fotograaf op zijn werkkamer naast de typisch Zweedse keramieken kachel. Hij voelt zich thuis in Zweden. Met zijn vrouw en twee van zijn vier kinderen woont hij net buiten Stockholm, dicht bij de natuur. ‘Ik heb het voorrecht om mijn droom te leven’, zegt hij. Ten opzichte van zijn vorige functie bij het RIVM deed Sprenger overigens wel een stap terug wat betreft budget en menskracht. ‘We bedienen heel Europa met een relatief klein budget en driehonderd mensen van 27 nationaliteiten. Dat is een enorme uitdaging’, erkent Sprenger. ‘Mensen denken vaak dat er in Brussel veel ambtenaren zitten en dat er veel geld in omgaat. De feiten zijn anders. De meeste landen hebben een goed eigen public health-instituut, zoals het RIVM in Nederland. Juist door extra te investeren op Europees niveau kun je veel winst boeken. Dat proberen wij in Stockholm te doen, met een handvol zeer gemotiveerde mensen.’
De Europese Unie is op veterinair gebied vele malen machtiger dan op het gebied van de gezondheidszorg van mensen, legt Sprenger uit. Bij een uitbraak in een stal kan Brussel besluiten tot ruimen, maar op zorggebied gaan landen hun eigen weg. De gevolgen hiervan werden zichtbaar bij de grieppandemie twee jaar geleden. ‘Ieder land probeerde voor zichzelf vaccins in te kopen en te onderhandelen over de prijs, terwijl we beter op Europees niveau hadden kunnen kijken waar de infectiegraad het hoogst was en gezamenlijk hadden kunnen inkopen.’
Maar de samenwerking is aan het groeien, ziet Sprenger tot zijn opluchting. Denk aan de uitwisseling tussen ziekenhuizen van best practices op het gebied van hygiëne, maar ook aan een rapport over de vaccins tegen het humaan papillomavirus. ‘Op Europees niveau kan veel werk worden verzet, niet iedereen hoeft zelf het wiel uit te vinden.’
'Het is beter om betsaande labs te gebruiken, je moet niet alles dubbel doen'
Geen lab
Bij de start van het ECDC in 2005 noemde Sprenger het Amerikaanse Centre for Disease Control in Atlanta als voorbeeld voor het Europese centrum, maar dan zonder laboratorium. Er is veel kritiek op het feit dat het ECDC geen eigen lab heeft, maar Sprenger staat daar nog steeds helemaal achter: ‘Het is beter om bestaande labs te gebruiken, je moet niet alles dubbel doen. Het laboratorium van de Erasmus Universiteit in Rotterdam neemt nu bijvoorbeeld bepalingen van het nieuwe coronavirus voor zijn rekening. Een dergelijk baanbrekend lab had je toch nooit in Stockholm kunnen bouwen.’
De grotere labs mogen dan vooral in de rijke landen staan, dit wil niet zeggen dat de meest kundige mensen daarvandaan komen. Sprenger laat de lijst zien met de herkomst van medewerkers. Zweden staat onvermijdelijk op nummer 1 en grote landen volgen, maar op plaats 5 staat Roemenië. ‘Mensen uit Oost-Europa voldoen relatief vaak aan de strenge selectiecriteria, ze komen door de competitie. Ik heb daardoor een heel positief beeld van Oost-Europeanen, in tegenstelling tot berichten die ik via de Nederlandse media zie.’
Naast het ontbreken van een lab is een ander groot verschil met de Amerikaanse Centers for Disease Control dat het hier niet om één land gaat, maar om 27 EU-lidstaten plus 9 (potentiële) kandidaat-lidstaten, plus Noorwegen en Liechtenstein. Leiding geven aan een bonte verzameling aan nationaliteiten is voor Sprenger persoonlijk ook een leerweg. ‘Ik ben als Nederlander gewend om initiatief te nemen en het in diplomatieke bewoordingen duidelijk te maken als iets mij niet bevalt. In veel landen is dat – zacht gezegd – lange tijd niet gestimuleerd. Ik spreek daarom uit dat ik deze gewoonten wel van mijn medewerkers verwacht, met name het zelf initiatief nemen. Anderzijds heb ik zelf geleerd dat er meerdere manieren zijn om naar een probleem te kijken.’
Antibioticagebruik
Een wandeling door de lange gangen laat zien wat hier wel allemaal gebeurt, zonder lab. Sprenger wijst in diverse kamertjes waar mensen druk zijn met surveillance, epidemiologie, wetenschap, communicatie en zeven ziekteprogramma’s zoals influenza. Er heerst een internationale ‘expatsfeer’, al zoeken mensen met dezelfde moedertaal elkaar wel op, zegt Sprenger.
We nemen een buitendeur en wandelen over de besneeuwde heuvels rond het gebouw naar een barak waar een twittersessie gaande is in het kader van Wereldtuberculosedag. Hoofd van het tuberculoseprogramma is ook een Nederlandse arts: Marieke van der Werf. Ze tuurt naar een groot scherm waar de tweets overheen rollen en geeft aanwijzingen. Een medewerker vertaalt een Russische tweet over toenemende resistentie van tuberculose. Een probleem dat in Oost-Europa vele malen groter is dan in de Westerse landen, waar de ziekte zich vooral in grote steden ophoudt.
Ook het antibioticagebruik varieert sterk; in zuidelijke landen ligt dat veel hoger dan bijvoorbeeld in Nederland, en resistenties gaan daarmee hand in hand. Een kwestie van cultuur, zegt Sprenger. ‘Zelfs een internationale medewerker van ons instituut komt ontevreden terug van een Zweedse huisarts, als hij alleen een recept meekrijgt voor paracetamol of het advies om het nog eens aan te kijken.’
Sprenger reist veel door Europa en heeft het zelf geprobeerd in een Zuid-Europees land. ‘Officieel krijg je geen antibiotica zonder recept, maar als je een verhaal ophangt over een ziek kind, dan krijg je het gewoon mee.’ Gevolg is dat het systemisch gebruik van antibiotica een factor vier verschilt tussen Estland (laagst) en Griekenland (hoogst). Het antibioticagebruik in de ziekenhuizen verschilt een factor drie tussen Nederland (laagst) en Letland (hoogst). De diversiteit in Europa is in het algemeen veel groter dan hij bij zijn aantreden had verwacht. Sprenger: ‘Er zijn landen met laboratoria waar een enkele microscoop staat, met maar één kijker. Je moet als ECDC rekening houden met de zwakste schakel, en landen steunen die het niet kunnen bijbenen.’
Gidsland
Verstandig gebruik, surveillance en hygiëne, dat zijn de prioriteiten om de opkomende antibioticaresistentie onder de duim te krijgen. Nederland is gidsland, zegt Sprenger. Op veel terreinen doen we het geweldig goed. Hygiëne-richtlijnen zoals van de Werkgroep Infectiepreventie en antibioticarichtlijnen zoals van de Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid zijn uniek in Europa.
Het Nederlandse systeem van vaccineren is ook een succesnummer. Vrijwel alle kinderen krijgen via de consultatiebureaus op vaste momenten hun prikken. Toch is dit niet zomaar te kopiëren naar andere landen. Sociale achtergrond is wezenlijk bij bestrijding van infectieziekten, volgens Sprenger. Bij het ECDC werken daarom niet alleen microbiologen en epidemiologen, maar ook sociale wetenschappers. Recentelijk speelde bijvoorbeeld de vraag: hoe krijgen we de Roma-bevolking zo ver dat ze zich laten inenten tegen mazelen? De oplossing bleek dat iemand uit de gemeenschap werd omgeschoold tot health mediator. Die spoorde vervolgens mensen aan om zich te laten vaccineren.
'Je zou van Nederland meer transparantie verwachten'
Openheid
Nederland is overigens niet op álle fronten het beste jongetje van de klas. Op het gebied van openheid over uitbraken kunnen we een voorbeeld nemen aan Engeland, waar alle ziekenhuizen hun uitbraken delen via een website. De bedachtzame Sprenger krijgt een fermere toon: ‘Je zou van Nederland meer transparantie verwachten. Het is nu al duizend keer besproken, dezelfde excuses worden al twintig jaar genoemd. Kom maar op met die cijfers, laat maar eens zien wat er gebeurt.’
Ziekenhuizen moeten niet verplicht worden om de uitbraken te publiceren, vindt Sprenger, ‘ze moeten het gewoon gaan dóen’. Hij was onder de indruk van de inspectierapporten na de uitbraak in het Maasstadziekenhuis. Die lieten zien dat infectiepreventie niet vrijblijvend is. ‘Onderling is bij chirurgen bekend wie de hygiënerichtlijnen goed naleeft en wie minder. Het gaat erom dat je de cijfers publiceert en elkaar erop aanspreekt. Zo kun je het infectiepercentage van je ziekenhuis samen omlaag krijgen.’
Wat in Nederland ook beter kan: het veiligheidsdenken. Niks Nederlandser dan schaatsen, zegt Sprenger, maar hoe denk je dat je hier in Zweden op weg gaat? Met een rugzak met droge kleren in een waterdichte tas, een leeflijn en twee ijzeren priemen om het ijs open te breken als je eronder terechtkomt. Een Nederlander zal snel meewarig kijken bij zoveel veiligheidsmaatregelen, maar Sprenger heeft een maand geleden aan den lijve ondervonden wat het nut is. ‘Ik ging schaatsen op de zee, na het ijs de dag ervoor verkend te hebben. Nederlanders denken altijd: donker ijs is goed ijs, maar dat is op zee-ijs precies andersom.’ Sprenger zakte door het ijs en kon dankzij zijn priemen uit het wak klauteren. Met de droge kleding beschermde hij zich daarna tegen de vrieskou. ‘Anders was ik er zeker geweest.’
Marc Sprenger
(1962)2010-heden directeur European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC), Stockholm
2004-2008 bestuursvoorzitter ECDC2003-2010 directeur-generaal Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
1999-2003 hoofd zorg, College voor zorgverzekeringen (CVZ)
1993-1999 hoofd Centrum Epidemiologie en Surveillance van Infectieziekten, RIVM
1991-1993 hoofd van WHO influenzacentrum, Erasmus Universiteit Rotterdam
1990-1993 universitair docent virologie, Erasmus
1988-1993 opleiding tot arts-microbioloog en epidemioloog, Erasmus
links
Interview met Marc Sprenger in 2005, bij de start van het ECDC
Website over infectiepercentages in Britse ziekenhuizen
De website van het European Centre for Disease Prevention and Control
- Er zijn nog geen reacties