Laatste nieuws
Ben Crul
3 minuten leestijd
Hoofdredactioneel

Meer of minder euthanasiemeldingen?

Plaats een reactie

Het gonst al een tijdje in de wandelgangen van de Tweede Kamer. Daar moet immers vóór het zomerreces plenair de aangepaste euthanasiewet worden behandeld. Een deadline waardoor een legertje ambtenaren van VWS en van Justitie onder druk wordt gezet om hun ministers tijdig van antwoorden te voorzien. Antwoorden op de meer dan 500 vragen die de Kamer het duo Borst en Korthals tijdens een hoorzitting over dit onderwerp in december stelde.
Toen kreeg de specifieke euthanasieregeling bij 12- tot 16-jarigen veel aandacht. Onze minister-president heeft daar persoonlijk (te) snel de angel uit gehaald: ‘Die passage zou wel kunnen worden geschrapt.’ De nagestreefde en logische overeenkomst met de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) ging hierdoor verloren. Het komt inderdaad zelden voor dat ouders en hun zieke kind op díe leeftijd en in díe situatie een andere mening over euthanasie hebben, maar waarom toch niet de rechten van dat kind wettelijk vastgelegd? Waarom die angst? 

Angst die ook steeds de kop opsteekt als het gaat om het niet-melden door artsen van euthanasie. Voor het gemak wordt er daarbij steeds van uitgegaan dat artsen dan dus wel iets te verbergen zullen hebben, iets dat het daglicht niet kan verdragen. Of dat ze als de dood zijn voor justitie. Daarom zijn anderhalf jaar geleden de intermediaire toetsingscommissies euthanasie in het leven geroepen. Op 9 mei komen ze met hun eerste jaarverslag. Hebben die commissies nu wel of niet voor meer meldingen gezorgd? In dit nummer van Medisch Contact zorgen twee artikelen voor verwarring daarover.


Albert Klijn hanteert een andere berekeningswijze dan Van der Wal en Van der Maas in 1995. Als teller neemt hij niet het in ‘90 en ‘95 door artsen subjectief geduide aantal euthanasiegevallen, maar het objectieve jaarlijkse aantal sterfgevallen. De noemer blijft het aantal officieel gemelde euthanasiegevallen. Klijns (strategische?) conclusie: het percentage meldingen van euthanasie neemt wel degelijk toe, ondanks wat anderen (zullen gaan) zeggen; schaf de toetsingscommissies dus niet te snel af.


Op dat punt slaat hij mijns inziens de plank mis. Waar is het bewijs dat het aantal meldingen toeneemt dóór die toetsingscommissies? Is het ‘door’ of ‘ondanks’? Zou niet de betere kwaliteitsborging vóóraf de reden zijn? Doordat artsen er openlijker met elkaar over praten, door nascholing en door ondersteuning via SCEA en SCEN? Bregje Onwutae-Philipsen beschreef in december 1999 in haar proefschrift aan de VU hoe juist consultatie vooraf zorgde voor een bijna 100 procent melding van euthanasie en hulp bij zelfdoding.

Een belangrijk argument om wél te melden geeft Reijnders op bladzijde 663 van dit nummer: de niet-meldende arts wordt in de spreekkamer manipuleerbaar voor kwaadwillende en eisende nabestaanden - zij zijn er immers van op de hoogte dat de arts de door hem gepleegde euthanasie onjuist heeft afgehandeld. Reijnders vraagt zich terecht af of wij artsen de beoordeling door een onafhankelijk arts (SCEN) én een forensisch geneeskundige (GGD) én een toetsingscommissie én, in bijzondere gevallen, het Openbaar Ministerie, niet te veel van het goede vinden. Zijn SCEN en forensisch geneeskundige niet voldoende? Zullen de toetsingscommissies zich dan niet vanzelf overbodig maken?
Ik geef toe, al deze vragen zullen het tempo van de invoering van de nieuwe wet geen goed doen. Maar als we nu onvoldoende oog hebben voor wat er in de praktijk al gebeurt, missen we voorlopig de kans om het goed te regelen.

Kwaliteit van zorg beperkt zich gelukkig niet alleen tot het levenseinde. De uitdagende zorg voor mensen met een verstandelijke handicap zal door extramuralisering steeds meer op het bordje van de huisartsen belanden (blz. 656). Om daarbij goede kwaliteit te kunnen leveren, zijn extra scholing, aandacht en samenwerking nodig.


Net zoals voor het instellen van diabetes type 2-patiënten op insuline. Het boeiende van het vergelijkende pilotonderzoek van Freriks c.s. is dat door meer aandacht voor een kleine deelpopulatie de groep als geheel er ook beter vanaf komt. Verhoogde aandacht loont dus. In medische zin althans.


Of gezondheidsonderzoek loont? Helaas in Nederland steeds minder. Lees de door onze journalisten opgetekende verhalen van de hoogleraren Klasen en Löwenberg (blz. 648). Het is toch doodzonde dat excellente jonge onderzoekers geen redelijke honoreringskans voor hun projectaanvragen wordt geboden? Dat er ongelooflijk veel kostbare tijd en energie verloren gaat aan hun acquisitie, maar ook aan de beoordeling door NWO en ZON? Een welvarend land met zoveel wetenschappelijk potentieel zou zich moeten schamen.

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.