‘Ik ben soms vol ongeloof over wat iemand een ander kan aandoen’
Bij hulp aan slachtoffers van seksueel misbruik komen veel emoties kijken
Plaats een reactieHet aantal meldingen van slachtoffers bij het Centrum Seksueel Geweld is de afgelopen jaren flink gestegen. Wat voor hulp krijgen deze slachtoffers eigenlijk? En wat doet het met de artsen die erbij betrokken zijn? Medisch Contact laat vier artsen aan het woord.
Wie een ongewenste seksuele ervaring heeft meegemaakt, kan voor advies en (medische) hulp aankloppen bij het Centrum Seksueel Geweld (CSG). Na een melding staat een multidisciplinair team van zorgprofessionals van een van de zestien regionale CSG’s in een van de aangesloten ziekenhuizen paraat om de nodige zorg te verlenen aan het (vermeende*) slachtoffer.
* Voor de leesbaarheid staat er slachtoffers waar ook gesproken kan worden over vermeende slachtoffers.
Zo’n team kan bestaan uit een verpleegkundige, psycholoog en medisch specialist zoals een SEH-arts, gynaecoloog of kinderarts. Tijdens de acute opvang op de SEH is de zorgverlening gericht op het in kaart brengen of behandelen van eventueel letsel, het voorkomen en behandelen van soa’s en het voorkomen van zwangerschap. Als het slachtoffer dit wenst kan de zedenpolitie erbij worden betrokken en zal forensisch bewijsmateriaal worden verzameld door een forensisch arts. Dit laatste gebeurt bij iets minder dan de helft van de slachtoffers.
Intimiderend
Het lijkt misschien intimiderend: al die zorgverleners die op hetzelfde moment aanwezig zijn in de behandelkamer. Toch is het juist heel waardevol dat het slachtoffer in één keer wordt gezien door verschillende zorgverleners uit een disciplinair team, benadrukt kinderarts Ingrid Russel van het UMCU. ‘Zo hoeft het slachtoffer maar één keer zijn of haar verhaal te doen en zich maar één keer uit te kleden.’
‘We proberen het aantal mensen dat daadwerkelijk meekijkt bij het onderzoek wel tot een minimum te beperken’, zegt forensisch arts Guido Reijnen. ‘De forensisch arts en een SEH-arts, eventueel een gynaecoloog of kinderarts zijn erbij en een (forensisch) verpleegkundige. Maar bijvoorbeeld de zedenrechercheur staat aan de andere kant van het gordijn. Die hoeft alleen maar te horen wat er wordt gezegd over bijvoorbeeld het letsel of wat het slachtoffer tijdens het onderzoek vertelt over het voorval. Hoewel er tegelijkertijd meerdere artsen betrokken zijn, is er een duidelijk onderscheid tussen de medische zorg en de forensische zorg. De forensisch arts bemoeit zich niet met het medisch onderzoek en de medici niet met het forensisch onderzoek.’
Aantal meldingen stijgt, maar blijft topje van de ijsberg
In 2022 vroegen 15.241 personen om hulp of advies bij het Centrum Seksueel Geweld (CSG). Een stijging van maar liefst 54 procent ten opzichte van 2021, zo meldt het CSG in het jaarverslag over 2022. Uit eerdere jaarverslagen blijkt dat het aantal hulp- of adviesvragen sinds 2016 – toen het CSG een landelijk netwerk werd – ieder jaar flink toeneemt. Het CSG zelf legt een verband tussen de stijging van het aantal hulpvragen en de aandacht voor seksueel grensoverschrijdend gedrag in de media. Maar, benadrukt CSG-oprichter en psycholoog Iva Bicanic, de ruim 15 duizend meldingen uit 2022 zijn nog steeds slechts het topje van de ijsberg. Veel slachtoffers van seksueel geweld komen er niet mee naar buiten.
Het CSG verleent hulp in de acute fase: binnen zeven dagen na het voorval. Ook het aantal slachtoffers dat in deze acute fase zorg krijgt, stijgt bijna ieder jaar. Bij deze hulp zijn artsen betrokken, zoals forensisch artsen voor het doen van sporenonderzoek, SEH-artsen, gynaecologen en/of kinderartsen. Daarnaast kunnen mensen er, ook als het voorval zich langer geleden heeft afgespeeld, terecht voor psychologische hulp. Van de slachtoffers die zich melden is bijna 90 procent vrouw en iets meer dan een kwart jonger dan 18 jaar.
Emotionele belasting
Eigenlijk zijn de medische handelingen betrekkelijk eenvoudig, zegt kinderarts Russel, en de andere artsen beamen dit. De werkwijze is vastgelegd in een helder protocol. Maar dit werk brengt wel emotionele belasting met zich mee, zeggen de betrokken artsen. Russel: ‘Er is natuurlijk geen hiërarchie in het lijden, maar er is gevoelsmatig wel een verschil tussen een ziekte die een patiënt overkomt en een onveilige situatie die een slachtoffer is aangedaan door iemand anders. Soms kan ik me daar echt ontredderd door voelen, vol ongeloof over wat mensen een ander aandoen. Het confronteert je met hoe onveilig de maatschappij soms kan zijn. We zien ook relatief vaak slachtoffers die niet voor het eerst te maken hebben met seksueel geweld. Dat zijn vaak kinderen in een kwetsbare situatie, die sneller opnieuw verzeild raken in een onveilige situatie. Dat frustreert me soms – waarom is de wereld niet wat veiliger voor hen?’
De ‘klassieke’ verkrachting, waarbij het slachtoffer onverhoeds de bosjes ingetrokken wordt terwijl hij of zij ’s avonds of ’s nachts op weg naar huis is, komt veel minder vaak voor dan seksueel geweld in de relationele of familiare sfeer, vertelt gynaecoloog Janneke den Hartog van het MUMC+. Toch zijn het deze casussen die haar het meest raken. Den Hartog: ‘Het is echt de minderheid: het slachtoffer dat puur op het verkeerde moment op de verkeerde plek is. Dat grijpt me aan, omdat het mijzelf ook zou kunnen overkomen. Ik ben niet bangig aangelegd, dus ik stap ’s avonds laat gewoon op de fiets. Maar de verhalen van andere slachtoffers laten me ook niet koud. Je krijgt soms best trieste verhalen te horen.’
‘Waarom is de wereld niet wat veiliger voor kinderen?’
kinderarts Ingrid Russel
Kinderen
Het raakt kinderarts Russel het meest als het om jonge kinderen gaat. Russel: ‘Bijvoorbeeld als ouders hun kind in goed vertrouwen hebben achtergelaten bij een oppas en daarna ontdekken dat hun kind is misbruikt. Hoe kun je dan ooit nog iemand vertrouwen? Ik vind het ook heel naar als je de gevolgen van de gebeurtenis ziet: striemen, blauwe plekken, krassen of wonden aan de genitaliën. Nogmaals: er is geen hiërarchie – het is niet zo dat de ene gebeurtenis erger is dan de andere. Maar naast het verhaal horen ook de fysieke gevolgen zien, raakt mij nog harder.’
Relatief vaak gaat het bij jonge slachtoffers om ouders die misbruik melden, terwijl er ook sprake is van echtscheidingsproblematiek, vertelt Russel. ‘Het is dan bijvoorbeeld de moeder die zegt dat de vader het kind heeft misbruikt toen het bij hem was. Of de vader die de nieuwe partner van de moeder beschuldigt. Soms lijkt de aanleiding voor deze verdenking zo mager, dat je je afvraagt of het echt nodig is dat het kind het fysieke onderzoek moet ondergaan. We zorgen ervoor dat het onderzoek op zichzelf geen traumatiserende ervaring wordt.’
‘Er is nog veel te winnen met goede voorlichting over grenzen aangeven’
forensisch arts Guido Reijnen
Schuldgevoel
Veruit de meeste slachtoffers die zich melden bij het CSG zijn tieners en jongvolwassenen die te maken kregen met seksueel geweld, terwijl het contact met de dader initieel vrijwillig was. Dat kan in de relationele sfeer zijn of bijvoorbeeld een date die verkeerd eindigt, vertellen de artsen. SEH-arts Marie Louise Moors van het Radboudumc ziet deze slachtoffers het meest op de spoedeisendehulpafdeling: ‘Een jonge vrouw of man heeft een date met iemand en hoopt een leuke tijd te hebben. Of ontmoet iemand tijdens het uitgaan. Gaat mee naar huis. Er wordt gezoend, gevrijd, maar dan gaat het vrijen over in iets anders: er wordt dwang gebruikt of geweld, er wordt niet geluisterd als er nee wordt gezegd. Hij of zij wordt vastgegrepen. Vooral jonge vrouwen zijn het slachtoffer van dit soort seksueel geweld, dat ik schaar onder machtsmisbruik. Deze slachtoffers voelen zich daarna vaak schuldig en schamen zich. Ze verwijten het zichzelf dat ze zijn meegegaan of het contact hebben gelegd. Het maakt me vaak boos: er wordt hen tegen hun wil iets aangedaan en daarna zijn alle gevolgen ook voor hen. Je wordt verkracht en daarna moeten er allerlei dingen bij je gebeuren, je moet je verhaal vertellen aan de politie, aan zorgverleners, je bent bang dat je een soa hebt opgelopen of zwanger bent geworden, je zit met de psychische gevolgen – soms nog lange tijd. En de kosten zijn ook nog eens voor het slachtoffer, want de hulp van het CSG gaat af van het eigen risico. Dat voelt heel oneerlijk.’
‘Ontschuldigen’
De psychosociale hulpverlening is een van de belangrijkste onderdelen van de hulp die het CSG biedt. Moors: ‘We proberen het slachtoffer meteen te “ontschuldigen”. We leggen uit dat het niet zijn of haar eigen schuld is, dat de ander dat niet had mogen doen en had moeten stoppen nadat dat gezegd was. Slachtoffers vinden het moeilijk als ze van hun ouders en hulpverleners waaromvragen krijgen: “waarom ben je dan meegegaan?”, “waarom ben je niet weggerend?”. Zij vragen zichzelf dit ook af en begrijpen niet waarom ze bevroren. Ze hebben meer aan iemand die meeleeft dan aan iemand die zegt wat ze hadden moeten doen. Soms willen minderjarige slachtoffers liever niet dat ouders worden geïnformeerd om ze niet ongerust te maken, maar ook omdat ze weten dat ze al die waaromvragen gaan krijgen. En jongeren willen gewoon graag kunnen blijven uitgaan. Ze zijn bang dat ze die vrijheid kwijtraken.’
Den Hartog: ‘Het is belangrijk dat slachtoffers de best mogelijke zorg krijgen in een heel kwetsbare situatie. Dat ze ondanks de situatie de zorg zo prettig mogelijk ervaren en zich niet beoordeeld voelen tijdens het consult. Ze voelen zich vaak al heel schuldig, het is belangrijk dat wij als zorgverleners dat gevoel niet versterken.’
‘We bemonsteren geregeld ook de verdachten’, vertelt forensisch arts Reijnen. ‘Bij kwaadaardige verkrachtingen en aanrandingen, hoop ik dat mijn werk een DNA-match oplevert en de politie verder kan. Maar ook zijn er situaties dat ik me in stilte weleens afvraag: is dit nu echt de situatie waarin je terecht wilde komen? Soms lijkt het meer een uit de hand gelopen intieme situatie dan een kwaadaardige keuze. Het zit soms heel dicht bij elkaar. Het begint vrijwillig, tot het niet vrijwillig meer is en het een zedendelict wordt. Ik denk vaak dat dat voorkomen had kunnen worden. Er is denk ik nog veel te winnen met goede voorlichting over het aangeven van grenzen, die respecteren en erover leren communiceren. Dat blijft een lastige discussie: wat is de grens? Soms vind ik dat ook moeilijk uit te leggen aan een puber of jongvolwassene die ervaring aan het opdoen is met seksualiteit.’
Tekort aan forensisch artsen
Hoewel het aantal hulpvragen ieder jaar stijgt, kunnen alle slachtoffers worden geholpen. Capaciteitsproblemen zijn er wél als het gaat om de forensische zorg. Er is in Nederland een tekort aan forensisch artsen. Forensisch arts Guido Reijnen kan hierover meepraten als voorzitter van het Forensisch Medisch Genootschap en als medisch directeur van LOEF (Landelijk Onderzoeks- en Expertisebureau Forensisch medisch (zeden)onderzoek bij minderjarigen). Reijnen: ‘Door het tekort aan forensisch artsen bij de GGD’s komt het incidenteel voor dat slachtoffers niet bij een van de regionale CSG’s terechtkunnen. Het is dan niet gelukt om een forensisch arts in te roosteren. Dit speelt nu met name in Oost-Nederland en Limburg. Het slachtoffer wordt dan verwezen naar het dichtstbijzijnde regionale CSG. Dit kan ertoe leiden dat slachtoffers ervan afzien om te komen. Ik denk dat dit met name geldt voor de 16- à 17-jarigen die hun ouders er niet bij willen betrekken. Tot nu toe heb ik nog niet gehoord dat slachtoffers niet zijn geholpen.’
‘Het forensisch onderzoek bij minderjarige slachtoffers tot en met 15 jaar werd tot maart 2022 uitgevoerd door het NFI. Daar was een dusdanig tekort aan forensisch artsen dat het NFI heeft besloten het onderzoek bij deze groep af te stoten. Maar ook bij de GGD’s was er geen capaciteit voor. Samen met anderen heb ik toen een alternatief centrum opgericht, LOEF, zodat er wél forensisch onderzoek bij kinderen kan plaatsvinden. Er zijn nu tien forensisch artsen actief. Dit heeft binnen de GGD’s wel tot discussie geleid. Maar we hebben een vuist gemaakt, omdat dit forensisch onderzoek hoge prioriteit heeft. Sinds maart 2022 hebben we alle ruim tweehonderd kinderen van 0 tot 12 jaar en vanaf januari van 0 tot 15 jaar gezien over wie de zedenpolitie een verdenking heeft op misbruik. Zonder uitzondering.’
‘De hulp van het CSG gaat af van het eigen risico. Dat voelt heel oneerlijk’
SEH-arts Marie Louise Moors
Normaliseren
Er moeten nog grote stappen worden gezet. Kinderarts Russel: ‘Er moet beter worden gereageerd op seksueel geweld. Victimblaming komt nog te vaak voor. Gelukkig komt er wel meer awareness, ook dankzij de aandacht voor thema’s als #metoo en het seksueel grensoverschrijdend gedrag bij bijvoorbeeld The Voice. Het is belangrijk dat we deze vorm van zorg zoveel mogelijk normaliseren. Iedereen moet weten dat het CSG er is, dat je je er niet voor hoeft te schamen als je bij ons komt. We stralen naar de slachtoffers ook uit dat het normaal is om over de seksuele handelingen te praten die hebben plaatsgevonden. We willen het onderwerp seks normaliseren.’
Het aantal meldingen bij het CGS neemt toe. Den Hartog: ‘Ook in Maastricht zien we dat. Het komt door de toegenomen aandacht voor grensoverschrijdend gedrag. Meer slachtoffers melden zich, maar het is nog steeds een klein deel van de mensen wie het overkomt. Slachtoffers zoeken vaker géén hulp dan wel. Ze stoppen wat gebeurd is diep weg, uit schaamte en schuldgevoel. Het is belangrijk en moedig dat mensen wél hulp zoeken. Daarmee kunnen heel veel problemen op korte en langere termijn worden voorkomen. Veel slachtoffers hebben er nog lang last van. Dat kan zich uiten in seksuele of psychologische problemen. Pijn bij het vrijen kan bijvoorbeeld een gevolg zijn van een negatieve seksuele ervaring. Slachtoffers van seksueel geweld kunnen ook bij het CSG terecht als het lánger dan zeven dagen geleden is gebeurd. Soms kloppen ze na jaren nog aan voor hulp.’
‘Slachtoffers zoeken vaker géén hulp dan wel’
gynaecoloog Janneke den Hartog
Loslaten
Den Hartog belt met elk slachtoffer over de uitslag van de soa-tests. Ze verwijst ze dan door naar de huisarts of GGD voor de behandeling. Het CSG biedt de psychosociale nazorg. ‘Daarna is de behandelrelatie ten einde en volg ik de patiënt niet meer. Een enkele casus haalt het lokale nieuws, maar ik ben daar niet op gespitst. Ik laat het los.’
Ook voor Reijnen houdt zijn betrokkenheid bij een casus meestal op nadat hij het verslag met betrekking tot het forensisch onderzoek heeft afgerond. Dat verslag wordt onderdeel van de processtukken als het tot een strafrechtelijke vervolging komt. Reijnen: ‘Je kunt als forensisch arts worden opgeroepen om als getuige-deskundige gehoord te worden tijdens de rechtszaak. Maar meestal is het verslag duidelijk genoeg, dus ik kom zelden in de rechtszaal. Als de media aandacht hebben voor een casus waarbij ik betrokken ben, volg ik dat met interesse. Geregeld verbaas ik me dan over wat er allemaal over de zaak wordt gezegd. Het klopt vaak niet.’
Lees ook:
-
Simone Paauw
Simone Paauw interviewt het liefst de ‘gewone arts’ met een bijzonder verhaal. Ze heeft aandacht voor diversiteit en inclusie in de breedte, discriminatie en grensoverschrijdend gedrag (op de werkvloer) en de positie van vluchtelingen en vluchteling-artsen. (Gezondheids)recht en medisch tuchtrecht hebben haar bijzondere interesse.
- Er zijn nog geen reacties