Laatste nieuws
Henk Maassen
Henk Maassen
9 minuten leestijd

Vrij entree

Plaats een reactie

Wetenschap



Medisch publiceren op het internet

Rechtstreeks publiceren op het internet, zonder tussenkomst van uitgevers, maar verder volgens de regels die gelden voor hooggekwalificeerde wetenschappelijke tijdschriften. En vervolgens direct en gratis toegang tot die publicaties. Dat wil de Amerikaanse Nobelprijswinnaar Harold Varmus. Een revolutionair idee of is scepsis op zijn plaats?



Henk Maassen

Het probleem is bekend. Medisch-wetenschappelijke (en andere) onderzoekers publiceren hun werk in medische (top)tijdschriften waarvoor de betrokken uitgeverijen hoge, soms zelfs exorbitante abonnementskosten bedingen. En dat, terwijl de onderzoekers niet worden betaald voor hun bijdrage, hun auteursrecht kwijtraken en de overheadkosten niet eens zo hoog hoeven zijn: het zogeheten proces van peerreview, waarbij anonieme vakgenoten de kwaliteit van een artikel beoordelen, gebeurt bijvoorbeeld zonder enige vergoeding. Willen de auteurs reprints van hun eigen stukken, dan moeten ze daar per print een aardig bedrag voor neertellen, gemiddeld tien euro. Intussen strijken de uitgevers de revenuen op - die maar blijven stijgen, want tijdschriften zijn de laatste jaren steeds prijziger geworden - en blijft het grote publiek verstoken van al deze informatie, terwijl het nota bene via de fiscus bijdroeg aan het onderzoek dat de grondslag vormde voor de publicatie. De bladen zitten niet alleen achter het slot van de dure abonnementen, maar ook achter de grendel op internet: ze zijn niet onmiddellijk vrij toegankelijk.
Er bestaat een antwoord op deze ‘misstand’ en dat luidt: open access publishing of publiceren met vrije toegang, en dit is uitgegroeid tot een heuse ‘beweging’. Een van de aanstichters er-van is de Amerikaan Harold Varmus, fameus kankeronderzoeker en Nobelprijswinnaar. Hij richtte samen met anderen de Public Library of Science (PLoS) op, dat de komende jaren nieuwe, via het internet vrij toegankelijke biomedische tijdschriften wil lanceren. PLoS Biology is er al, PLoS Medicine volgt binnenkort. De tijdschriften zijn gratis, alleen auteurs betalen voor elke publicatie 1500 dollar aan PLoS. ‘Geen bedrag om van wakker te liggen’, aldus sympathisant en geneticus Ronald Plasterk, ‘als je bedenkt dat je maar een keer per jaar publiceert en dat je die publicatie deelt met meer auteurs.’

Naïef


In 2000 lieten Varmus en twee collega-wetenschappers een open brief circuleren waarin ze wetenschappelijke uitgeverijen opriepen om de inhoud van hun tijdschriften zes maanden na verschijning volledig openbaar te maken. Meer dan 30.000 wetenschappers ondertekenden de oproep. Varmus begon


vervolgens geheel in de geest van die circulaire met Pubmedcentral (niet te verwarren met de medische zoekmachine pubmed): een fulltext-database op internet met biomedische tijdschriften. Maar het verwachte succes bleef uit. Harold Varmus, kortgeleden even in Nederland om de jaarlijkse ‘Anatomische les’ te geven, kijkt enigszins teleurgesteld terug: ‘De duizenden bladen waarvan we hadden verwacht dat ze zouden meedoen, zijn er niet gekomen.’ Misschien was hij destijds nog wat naïef. ‘In 1999 heb ik het allemaal al eens opgeschreven: hoe je internet kunt gebruiken voor het bekendmaken van ongepubliceerde resultaten, voor opslag van kritiek, voor debat tussen auteurs en critici.’ Hij staat nog steeds achter die ideeën, maar hij heeft geleerd niet te veel tegelijk te willen.


Bij de oprichting van PLoS brengt hij die ervaring in de praktijk. Dat betekent: horde voor horde nemen, alvorens succes te claimen. Zo moeten wetenschappers volgens Varmus eerst maar eens af van ‘het vooroordeel’ dat publiceren volgens de principes van open access automatisch betekent dat hun artikel niet serieus wordt genomen. Varmus: ‘Je moet niet alleen letten op de hoge impactfactor van een tijdschrift, maar je ook afvragen wat het bereik is: hoeveel mensen krijgen het stuk onder ogen?’


John Overbeke, hoogleraar medisch-wetenschappelijk publiceren aan de Nijmeegse universiteit, ziet hier de achilleshiel van Varmus’ project: ‘Zolang de prestaties van wetenschappers worden beoordeeld met behulp van de bestaande citatiesytemen, zullen Varmus’ tijdschriften niet kunnen rekenen op grote belangstelling van onderzoekers.’

 


Harold Varmus wil via internet biomedische tijdschriften lanceren

Foto: Peter Lowie, AMC

Fondsen


Maar Varmus laat zich daardoor niet uit het veld slaan: volgens hem zou het al helpen als (opinie)leiders van invloedrijke instituten en fondsen het idee van open access zouden onderschrijven. De laatste tijd wordt hij op zijn wenken bediend: gezaghebbende instellingen als het Amerikaanse Howard Hughes Medical Institute, het Britse Wellcome-


institute en de Duitse Max Planck-Gesellschaft hebben hun steun gegeven aan zijn initiatief. Zo kunnen medische onderzoekers van wie de Wellcome trust het werk financiert, de kosten van de publicaties declareren bij het fonds.


Steun van deze en soortgelijke instellingen zal wellicht ook in financieel opzicht niet overbodig zijn. Want kritische experts betwijfelen of PLoS een economisch levensvatbare onderneming is. Zeker omdat het in het kwalitatief hoogste segment van de wetenschappelijke bladen wil meedraaien. Dat betekent immers dat ongeveer 90 procent van de manuscripten wordt afgewezen, hetgeen de redactionele kosten per gepubliceerd artikel hoog maakt, veel hoger in ieder geval dan de 1500 dollar die de auteurs op tafel moeten leggen.


Daarom is, zegt Varmus, fundraising momenteel misschien wel zijn belangrijkste opdracht: ‘Ik ben daar eerlijk in: we hebben geld nodig. Gelukkig hebben we voor de komende jaren filantropische ondersteuning.’ Varmus bedoelt dat PLoS ‘leeft’ van een gift van de Gordon and Betty Moore-foundation, die de komende vijf jaar kan oplopen tot 9 miljoen dollar; mits een aantal welomschreven doelen worden gehaald. Welke dat precies zijn, wil Varmus niet zeggen.

Bias


Brian Crawford van John Wiley Publishing beschouwt de betaling door auteurs als de primaire zwakte van open access: ‘Als auteurs of sponsors betalen, zal het systeem het doel van die auteurs - publicatie van hun stuk - bevoordelen.’ Crawford spreekt letterlijk van ‘bias’ en dat is een woord dat wetenschappers niet graag horen.


Varmus reageert bits: ‘Nonsens! In de eerste plaats omdat auteurs ook nu al vaak betalen om in een ‘gewoon’ tijdschrift te komen. Dat kan in de honderden dollars lopen. Ten tweede: met PLoS Biology laten we zien dat ook wij degelijk en rigoureus kunnen reviewen. De kwaliteit daarvan verschilt absoluut niet van bestaande tijdschriften. Ook bij ons wordt dit gedaan door onafhankelijke en onbezoldigde academici, die er geen rekening mee houden of de uitkomst van hun beoordeling financieel positief of negatief uitvalt voor onze organisatie.


‘Derde punt is dat we inderdaad nooit zullen loskomen van externe financiering, zoals de publieke omroep daarvan ook nooit vrij zal zijn. Maar de financiële basis zou wel erg smal worden als we afhankelijk zouden zijn van wat de auteurs ons betalen. Filantropische instellingen blijven belangrijk. Uiteraard zijn we bezig met het opstellen van een businessplan dat beschrijft hoe we onszelf kunnen bedruipen. Advertenties moeten een belangrijke bron van inkomsten worden. Maar ik verzeker u, er komen geen pop-up advertenties en junk is uit den boze. We zijn op zoek naar zinvolle reclame, zoals advertenties voor banen en voor wetenschappelijke bijeenkomsten en congressen, maar ook naar mogelijkheden om door te klikken op merknamen van in onderzoek gebruikte materialen.’

Prestige


De lancering van PLoS Medicine vindt naar verwachting komend voorjaar plaats. Het tijdschrift wordt in opzet en onderwerpenkeuze geen kopie van vooraanstaande bladen als The Lancet of The New England Journal of Medicine. Varmus: ‘Het is bekend dat je in de geneeskunde aan prestige wint als je een grote klinische trial gepubliceerd krijgt in één van die bladen. Wij zouden natuurlijk ook voor dat type publicaties kunnen kiezen, maar we beseffen ook dat er op dit terrein behoorlijke competitie bestaat. Dus gaan we het zeer waarschijnlijk anders aanpakken. We denken daar nog over na. Misschien gaan we een blad maken naar het voorbeeld van de Proceedings of the National Academy of Science (PNAS). Elke medische subdiscipline zal daarin aan bod kunnen komen. En steeds zal het gaan om publicaties die zijn te omschrijven als klinisch onderzoek dat verschil maakt, dat een stap vooruit zet. Aanvankelijk zullen we maandelijks verschijnen, maar die frequentie kan hoger worden.’


De cruciale vraag is: wat schieten dokters op met PLoS Medicine? Over het antwoord hoeft Varmus niet lang na te denken. ‘Artsen die niet in een academische setting werken, hebben veelal geen of veel minder mogelijkheden om wetenschappelijk literatuur over een wijd spectrum van onderwerpen te raadplegen. Wij zullen op den duur alle dokters voorzien van gegarandeerd goede wetenschappelijke informatie die ze zo vanaf hun bureaublad kunnen inzien. Artsen hebben het druk, ze kunnen niet alle relevante literatuur bijhouden, dus moeten ze goed kunnen zoeken. Ze kunnen daarvoor nu al gebruikmaken van goede maar dure digitale compendia, bij ons zal het gratis zijn. En vergeet de patiënten niet. Die gaan ook op zoek naar informatie op het net en treffen vaak rotzooi, want begrijpelijke artikelen van hoge kwaliteit zijn voor hen meestal niet in te zien. In PLoS Biology gaat elk artikel vergezeld van een samenvatting in gewoon Engels. Iedereen met een beetje biologische basiskennis moet die stukjes kunnen lezen. We huren wetenschapsjournalisten in om ze te maken. We gaan dat doen voor al onze tijdschriften, zeker voor de medische vakbladen.’ Niet echt een nieuw idee overigens: Annals of Internal Medicine bijvoorbeeld kent die service al enige jaren.


Hoogleraar Overbeke is geen fan van het publiceren van samenvattingen voor patiënten. Hij noemt het een typisch Amerikaanse zienswijze: de burgers hebben voor het onderzoek betaald, daarom hebben ze recht op informatie. ‘Dat is mooi als het over zwarte gaten gaat. Bij medische data ligt dat anders. Het bezonken oordeel over een nieuw geneesmiddel of de uitkomst van een trial is er nog niet, en toch zit de wachtkamer bij wijze van spreken al vol.’ Hij wijst er op dat zelfs dokters door het bos van alle trials de bomen met de relevante uitkomsten lang niet altijd meer zien.

Global health


Harold Varmus is ervan overtuigd dat hij een revolutie heeft ontketend. En Richard Horton, hoofdredacteur van The Lancet, een van de paradepaardjes van het grote uitgeversconcern Reed-Elsevier, zegt het hem na, maar hij heeft ook kritiek. ‘Het is een revolutie die de meeste medische uitgevers uit de weg willen gaan. Ze willen niet begrijpen welke vervormingen zij op dit ogenblik introduceren in geneeskunde en gezondheid. Krijgen de ziekten die samenhangen met armoede voldoende aandacht in onze bladen? Het antwoord is nee. We maken ons schuldig aan geïnstitutionaliseerd racisme: onze tijdschriften zijn vrijwel uitsluitend bestemd voor de rijke wereld. Ik geef toe: publicaties weerspiegelen in de eerste plaats de stand van zaken in de wetenschap. En toch zouden uitgevers en tijdschriften als opinieleiders meer kunnen doen. Mijn kritiek op Varmus is dat hij daarvoor onvoldoende aandacht heeft.’


Maar Varmus ontkent dat. ‘In de ontwikkelingslanden werken veel artsen die moeilijk toegang hebben tot wetenschappelijke informatie. Vandaar dat we zo veel nadruk willen leggen op een onderwerp als global health.’ Varmus treedt op als adviseur voor de Bill and Melinda Gates foundation: ‘Door de inzet van dit en andere fondsen zal, verwacht ik, het onderzoek op het gebied van global health aanzienlijk toenemen. Een breed opgezet PLoS tijdschrift, dat aan de resultaten van zulk onderzoek aandacht besteedt en deze data vrijelijk toegankelijk maakt, behoort daarom zeker tot de mogelijkheden.’

Vijf procent


Zullen over tien jaar dankzij Varmus’ revolutie de bladenmarkt en het denken van uitgevers wezenlijk zijn veranderd? De kankeronderzoeker wil bij al zijn enthousiasme met beide benen op de grond blijven staan. ‘Er zijn meer dan 6000 tijdschriften in de biologie en de geneeskunde; als we erin slagen om voorlopig 5 procent van wat daarin wordt gepubliceerd in onze bladen te krijgen, beschouw ik ons initiatief reeds als geslaagd. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat gezaghebbende bladen als Nature en Science zullen verdwijnen. Die vervullen namelijk een heel specifieke rol. We zullen weliswaar met enige regelmaat wetenschappelijke artikelen publiceren die ook in die bladen hadden kunnen staan, maar hun nieuwsfunctie zullen we nooit overnemen. Ze zullen de New York Times van de wetenschap blijven.’ Zijn hoop is wel


dat alle tijdschriften van wetenschappelijke verenigingen tegen die tijd op een open access-basis zullen verschijnen. Maar ook hier, zo moet Varmus erkennen, stuit hij op weerstand: de tijdschriften van de grote medical societies brengen namelijk veel geld in het laatje, waarmee die verenigingen allerlei andere activiteiten (congressen, nascholing) financieren. Ze zijn weinig genegen deze bron van inkomsten los te laten.


Varmus is niettemin optimistisch. Hij zegt de komende jaren te rekenen op open access-bladen in de belangrijkste medische basisvakken. Is Varmus misschien een tikkeltje te optimistisch? ‘Ja’, zegt John Overbeke. Hij wijst op het eerdere initiatief, Pubmedcentral, dat niet goed van de grond is gekomen, en op het feit dat uitgevers zich nu al teweerstellen door de mogelijkheid te bieden om via de universiteitsbibliotheken centrale abonnementen te nemen op de elektronische versies van tijdschriften. ‘Er zal best iets veranderen, maar heel geleidelijk, en of het ooit zo wordt als Varmus zich voorstelt, betwijfel ik.’


‘Nee, Varmus is niet te optimistisch’, reageert Richard Horton. ‘Maar misschien onderschat hij de tegenkrachten die zijn initiatief om zeep willen helpen. Ik voel me in ieder geval door hem aangemoedigd. Meestal wijzen we naar de farmaceutische industrie als we vaststellen dat er veel aan ziekte wordt verdiend. Maar The Lancet maakt ook winst: we verkopen bladen, advertenties, reprints. We moeten die winst maken om redactioneel onafhankelijk te kunnen opereren. Varmus roept mij, mijn collega’s en vooral de uitgevers ter verantwoording. Want  op de vraag of The Lancet inhoudelijk voldoende teruggeeft aan de geneeskunde kan ik niet een goed antwoord geven. Ik hoop en denk dat we dat doen, maar ik kan het niet bewijzen.’


Voor Varmus staat vast dat PLoS repercussies zal hebben voor de bedrijfsvoering van alle grote (medische) uitgevers. ‘Mogelijk kiezen ook zij voor open access, en zullen auteurs op den duur daarvoor hoge rekeningen moeten betalen. Hoe dan ook, het aantal tijdschriften dat ze uitgeven, zal drastisch slinken. Het zal niet zo lang meer duren - misschien maar een paar jaar - of biomedische onderzoekers zullen zich nog eens achter de oren krabben alvorens zij een artikel opsturen naar een Elsevier-tijdschrift.’

Links:

Interessante websites:

  • Henk Maassen

    Henk Maassen is sinds 1999 journalist bij Medisch Contact, met speciale belangstelling voor psychiatrie en neurowetenschappen, sociale geneeskunde en economie van de gezondheidszorg. Hij stelt wekelijks de Media & Cultuur-pagina’s samen.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.