Virusinfecties van decor tot drama
Plaats een reactieInfectieziekten zijn, met dank aan de vogelgriep en de dreiging van een grieppandemie, niet van de nieuwspaginas weg te denken. Ach, nieuws kent dezelfde pieken en - diepe - dalen als epidemieën. Maar wat is de rol van infectieziekten in de schone letteren? Van oudsher is de eerste functie van infectieziekten louter decoratief, met als bakermat de middeleeuwse raamvertelling van de Italiaanse dichter Giovanni Boccaccio, die zijn Decamerone voltooide in 1353. Het is een verzameling van honderd verhalen die zich afspelen tegen het decor van de pestepidemie in Florence.
Een epidemie noopt tot isolement, een isolement dat tot nadenken stemt. Deze dubbelfunctie - van decor en scherm van reflectie - schuilt in de grote romans die tot de canon van de wereldliteratuur behoren, zoals De dood in Venetië en De Toverberg van Thomas Mann, en De Pest van Albert Camus. In de laatstgenoemde roman entameert een epidemie bovendien de bewustwording van een arts over de diepste aard van zijn werk als ziektebestrijder en menszorger. Daarnaast zijn er heel wat auteurs die infecties gebruiken als vehiculum voor emoties, zowel verdriet (De melaatse en zijn metgezellen van Julia Blackburn) als liefde (Liefde in tijden van cholera van Gabriel García Márquez).
Isolement, reflectie en vehiculum: dat is het klassieke beeld van literaire infecties. De moderne literatuur vormt een uitbreiding daarvan. Hierbij denk ik aan twee genres: de dystopische roman en de (medische) thriller. In dystopische romans is een virus vaak verantwoordelijk voor het bijna letterlijk uitroeien van de mensheid, zoals in Oryx en Crake van Margaret Atwood, waarin overigens genetische manipulatie door wetenschappers de feitelijke oorzaak is van de rampspoed (zie MC 32-33/2003: 1219). Mogelijke rampspoed is ook in thrillers de leidraad, hetgeen besloten ligt in de raison dêtre van het genre: spanning! Neem Virus van het schrijversduo Preston & Child. In het diepste geheim werken wetenschappers aan een finale oplossing voor griep. Een permanent vaccin zoals het heet, want een griepvaccinatie is niet meer dan een cocktail van drie of vier stammen, een gokje van de epidemiologen over de stammen die de komende zes maanden kunnen optreden. Dat gokje kan verkeerd uitvallen, waardoor mensen alsnog ziek worden. In het laboratorium isoleert men een gen (het X-FLU-gen) van de bonobo, de enige aap die resistent is voor alle griepvarianten. Dat gen willen de wetenschappers in het menselijk lichaam brengen, met als resultaat dat die mens niet alleen immuun is voor griep, maar ook zijn kinderen die immuniteit erven. We gaan de kiemcellijn van het menselijk ras voorgoed wijzigen. Het grootste struikelblok daarbij is het inbrengen van het X-FLU-gen: Dat moet natuurlijk gebeuren via een virus. Welk virus men gebruikt? Het griepvirus zelf, dat als een paard van Troje wordt ingezet. Gentherapie dus. Hierbij doet zich nog een laatste, groot probleem voor: X-FLU maakt in de experimenten het griepvirus vooralsnog alleen virulenter. Om dit probleem op te lossen moet de hoofdpersoon, de jonge onderzoeker Carson, de eiwitlaag van het virus wijzigen. Het loopt natuurlijk volledig uit de hand, een ramp dreigt, maar uiteindelijk loopt het goed af (wat is een thriller zonder troostrijke happy ending?).
Bijna hooghartig minachten literatuurliefhebbers thrillers vaak. Amusement van voorbijgaande aard, denken ze, het herlezen niet waard (de lezer weet nu hoe het verhaal afloopt), redelijk, matigjes of slecht geschreven, zonder dat er iets beklijft. Vooral dat laatste waag ik te betwijfelen. Romans - goede en slechte - zijn, naast andere dingen, ook gedachte-experimenten. Elke roman is te beschouwen als een studie in vitro. Gewild of ongewild geeft een auteur zijn lezer een al dan niet verholen boodschap mee. Het maakt daarbij niet uit dat dit vaak slechts vooroordelen betreft - zoals het vage onderbuiksgevoel dat sleutelen aan genetisch materiaal eigenlijk niet mag - want de lezer is bewust of onbewust gevoelig voor de boodschap. En de hoge oplagecijfers van thrillers doen vermoeden dat dit type roman van veel grotere invloed is op de morele oordeelsvorming - bijvoorbeeld inzake gentechnologie - dan menige serieuze roman waarvan er met moeite zon tweeduizend exemplaren worden verkocht.
Goede of slechte literatuur, ware romanciers of thrillerauteurs: zij zetten aan tot denken en zij brengen essentiële vragen voor het voetlicht. In Virus gaat het om vragen als: Mag de mens sleutelen aan het genetisch materiaal? Welk doel legitimeert gentherapie? Wat zijn de risicos? In hoeverre mogen experimenten worden uitgevoerd buiten medeweten van de maatschappij? Virus en andere romans geven geen finale antwoorden op de gestelde vragen. Natuurlijk niet. Daarom noem ik een roman ook een gedachte-experiment. Wetenschap en fictie delen dus de experimentele vorm. De verschillen zijn daarnaast uiteraard evident. Wetenschap zoekt koortsachtig naar zekerheden. Zo niet fictie. Fictie doet juist twijfelen. En omdat fictie veel verder kan kijken in mogelijke toekomsten dan wetenschap ooit vermag, lijkt de volgende conclusie gerechtvaardigd: fictie muteert veel sneller dan elk willekeurig virus.
Frans Meulenberg, onderzoeker aan de afdeling Medische Ethiek, Erasmus MC, Rotterdam
Klik hier voor het PDF van dit artikel
Elke roman is te beschouwen als een studie in vitro
- Er zijn nog geen reacties