Laatste nieuws
8 minuten leestijd

Verliefd op de juffrouw

Plaats een reactie

Amor neemt jonge dokter onder vuur



De nieuwe arts-assistent heeft een overdonderende invloed op de jonge dokter. ‘Als ze in de artsenkamer tegenover me komt zitten, wordt tweehonderdduizend jaar evolutie in één klap tenietgedaan en daalt mijn IQ met zo’n veertig punten.’

Vakantiedia’s. Het is uiteraard niet de meest treffende vergelijking, maar wel de eerste die in je opkomt als je bij de radiologiebespreking op maandagochtend de foto’s van het afgelopen weekend voorbij ziet flitsen.


‘Man, 65 jaar, benauwd, koorts, opname A4 met decompensatio cordis’, draagt Ester voor van een briefje. ‘En dan nog wat, maar dat is onleesbaar.’


‘Hartfalen’, zegt de radioloog, ‘evident.’


Een co-assistent schuifelt naar voren om de foto beter te bekijken, maar er hangt alweer een nieuwe.


‘Vrouw, 52 jaar, benauwd, koorts, opname A5 met pneumonie’, leest Ester op.


‘Infiltratieve afwijkingen rechts’, antwoordt de radioloog, ‘pneumonie niet uit te sluiten, longembolie niet uit te sluiten, mogelijk wat pleuravocht en decompensatie.’ Alles is dus nog mogelijk.


De co-assistent verplaatst zich nog iets dichter naar de lichtkast, zet zijn bril af en knikt.


‘Man, 84 jaar ...’ Ester knijpt de ogen samen. ‘Wat staat hier?’, vraagt ze mij.


‘Algehele verkacheling’, zeg ik, ‘opname longafdeling.’ De longassistent, die naast me staat, slaakt een diepe zucht.


‘Ze moeten toch érgens naartoe’, fluistert Ester, ‘en jullie hadden nog bedden.’ Ze haalt de schouders op. ‘Sorry.’


Om in dit ziekenhuis te kunnen overleven is het essentieel dat je direct leert hoe je patiënten zonder duidelijke diagnose zo snel mogelijk opgenomen krijgt. Gelukkig is dat niet zo moeilijk: simpelweg een kwestie van het selectief waarnemen van symptomen. De achterwacht moet het toch hebben van ónze beschrijvingen. Als er bedden zijn op de longafdeling horen we rhonchi, zien we een beginnend infiltraat en sturen ze met exacerbatie COPD naar A5. Als er bedden zijn op de cardiologie horen we crepitaties, zien we longvaatstuwing en sturen ze met hartfalen naar A4. (Pijn op de borst is ook goed, maar dan moeten ze wel aan de nitro.) In principe kun je ook uitdroging constateren en ze op de interne plaatsen, maar daar zijn toch nooit bedden.


‘Slecht geïnspireerd’, zegt de radioloog. De co-assistent knikt instemmend. Volgende foto.


‘Man, 59 jaar, bekend met hypertrofi-sche obstructieve cardiomyopathie, pijn op de borst’, leest Ester op, ‘opname cardio.’


‘Vergroot hart, mogelijk longvaatstuwing, spoor oedeem, infiltraat niet uit te sluiten’, zegt de radioloog. De co knikt nog steeds.

Blitzkrieg


Na de overdracht is het tijd om langs de bedden te gaan. Ik hobbel achter mijn supervisor aan die vandaag blitzkrieg-visite loopt. Een kwartier geleden is zijn poli begonnen, dus hij heeft haast. Hij beoordeelt de patiënten en roept dan ‘fietsproef’, ‘scinti’, ‘ACE-remmer’, ‘ontslag’, ‘brief’, ‘ontwateren’. Ik probeer het allemaal te onthouden. Hij bekijkt het ECG van een man die zaterdag is opgenomen met een infarct. Grote vlaggen over de voorwand. ‘Dat zal wel verdomd veel pijn gedaan hebben’, merkt hij op en hij sprint de kamer weer uit. Hij mompelt iets wat klinkt als: ‘en gods kont rolt in de zee’.


‘Echo en controle ECG’, herhaal ik voor de verpleegkundige die meeloopt.


Aan het eind van de gang marcheert Meike achter een andere cardioloog aan, vrolijk de statuskar meeduwend. Ze zwaait naar me en op slag ben ik alles vergeten wat mijn supervisor net heeft besloten.


‘Zorg jij daarvoor?’, vraagt mijn baas. Het blijft even stil voor ik begrijp dat hij het tegen mij heeft.


‘Vanzelfsprekend’, antwoord ik.


‘Consult chirurgie’, fluistert de ver-pleegkundige me toe als de baas inmiddels in de volgende kamer staat te schreeuwen tegen een stokdove 80-jarige.


‘DOET DE BORST NOG VAN AU?’ galmt het over de afdeling. Interessant, de laatste keer dat ik het checkte was ze al wel doof, maar nog niet debiel.


Nog even over Meike dus, onze nieuwste collega. Net uit de school-banken en vorige week begonnen bij mij op de cardio. Meike moet zo veel mogelijk worden ontlopen, want ze heeft bijzonder negatieve effecten op me: als ze in de artsenkamer tegenover me komt zitten, wordt tweehonderdduizend jaar evolutie in één klap tenietgedaan en daalt mijn IQ met zo’n veertig punten. Dan wordt mijn vocabulaire teruggebracht tot monosyllabische oerkreten en leggen de kaakspieren die normaal gesproken mijn mond dichthouden, het af tegen de zwaartekracht.


Sinds zij zich vorige week maandag aan ons voorstelde op de overdracht, moet ik mezelf in toenemende mate dwingen geconcentreerd te blijven op mijn werk en voorkomen dat ik wegdroom in obsessief romanticisme. Zo gauw mijn aandacht ook maar even verslapt, loopt mijn hoofd leeg en komt zij erin binnenwandelen.


Verdomme, daar ging ik dus weer ... ‘Pieter, blijf je wel opletten!’, vermaant de baas me.


‘Ja, ja’, knik ik. ‘Vandaag fietsen, morgen naar huis’, herhaal ik zijn laatste woorden, die nog net in mijn achterhoofd zijn blijven hangen.


‘Je weet dat het liefde is, als het je een hoop kost en niets oplevert’, legde mijn supervisor vorige week uit. ‘Zoals voor mij de cardiologie, die me twee huwelijken heeft gekost, al mijn vrienden en drie jaar therapie.’


‘Dat is dan wel betaalde liefde’, antwoordde ik, wijzend op de twee ton die hij elk jaar mee naar huis sleept. Uit zijn reactie maakte ik op dat de cardiologie hem tevens zijn gevoel voor humor had gekost.

Scherp


De baas is naar de poli en ik tracht zo veel mogelijk zijn lijst met opdrachten ten uitvoer te brengen. Als eerste de patiënt met de diabetische voet, waar een chirurg naar moet kijken. Via de centrale kom ik aan het nummer van de assistent die de chirurgische consulten doet.


‘Met Carlos’, wordt de pieper aangenomen.


‘Hoi, met Pieter van de cardio. Ik heb hier een patiënt met een diabetisch ulcus dat er flink ontstoken uitziet.’


‘Nou, daar ben je mooi klaar mee.’


‘Misschien kun je er even naar komen kijken.’


‘Misschien’, zegt hij. ‘Zit er nog gevoel in de voet?’


‘Geen idee, maar het ziet er niet uit en het stinkt ook.’


‘Wat je eigenlijk zou moeten doen, is iets scherps zoeken, daarmee in de voet prikken en kijken of de patiënt begint te klagen.’


‘Iets scherps zoeken?’


‘Ja, een scherp stokje of een zakmes of zo ...’ Aan de andere kant van de lijn wordt de situatie even afgewogen. ‘Weet je wat, laat ook maar. Ik kom wel langs op de afdeling.’

Flashback


Meike is klaar. Ze schuift de statuskar tegen het bureau en komt tegenover me zitten. ‘Weer een hoop te doen vandaag’, begint ze enthousiast. Ze pakt de eerste status van haar kar en krabbelt er wat losse woordjes in. ‘Die man van vanochtend op de overdracht, met pijn op de borst’, vraagt ze, ‘wat had die ook al weer?’


 ‘ Pijn op de borst ... 59 jaar ... bekend met ... Cardio ... myo ... eh ... fluctuatie’, zeg ik.


‘Cardiomyofluctuatie ... ?’, herhaalt Meike. Heel even denkt ze na, maar dan moet ik wegduiken voor de status die naar mijn hoofd wordt geslingerd. ‘Man, dat is niet eens een woord!’, roept ze verontwaardigd.


Als ik weer durf op te kijken, lacht ze me toe vanachter haar tafel. Ze hangt achterover in de stoel met het hoofd gekanteld en de handen gevouwen voor haar decolleté. Haar ogen schitteren in het koude tl-licht en ik krijg een flashback naar de tweede klas van de basisschool, toen ik verliefd was op de juffrouw.

Fietsen


’s Middags mogen we de fietsproeven begeleiden op de poli. We laten patiënten zich inspannen op de ergo-meter, een luxe hometrainer, en wachten af of ze klachten ontwikkelen of afwijkingen op hun ECG gaan vertonen. Waarom wij daar per se bij moeten blijven, is me niet helemaal duidelijk. Het kost een hoop tijd, er gebeurt nooit wat en als er al wat gebeurt, zijn er genoeg échte cardiologen in de buurt.


We zijn ruim een uur bezig, als het de beurt is aan de vijfde en laatste fietser voor vandaag. Een erelidmaatschap van de BZN-fanclub op zich mag dan al een indicatie zijn voor een hersenscan, maar hij ís hier dus voor zijn hart. Pas als hij al op de ergometer zit, met de voeten op de trappers en de handen aan het stuur, begint hem iets te dagen: ‘Ik hoef toch niet te fietsen dokter?’


Bradyfreen is geen woord dat ze hebben opgenomen in de Van Dale, maar wel het eerste dat zo in je opkomt.


Na vier minuten trappen op stand twee - inspanning gelijk aan helling af fietsen met de wind in de rug - heeft hij er genoeg van. ‘Ik stop ermee’, besluit hij, ‘hier word ik moe van.’


‘Dat is juist het hele idee.’


‘Nee, dat kan nooit goed zijn. Straks krijg ik nog wat aan m’n hart.’


‘Dat heeft u misschien al en daarom moeten we juist deze test doen.’


‘Dit soort proeven hoefde ik van mijn vorige dokter niet te doen. Die vond dat onzin.’


Ik word in mijn overreding onderbroken door de pieper. Het is Meike, die vraagt of ik even wil meekijken op de spoedeisende hulp. Daar staat een familie heel moeilijk te doen. Haar verstommende invloed op mij begint gelukkig af te nemen en ik ben in staat één volledige, coherente zin uit te spreken: ‘Ja, oké.’


‘Laat de test maar zitten verder’, zeg ik. ‘We doen wel een scintigrafie met dobutamine. Daarbij hoeft niet gefietst te worden.’


‘Gelukkig maar’, verzucht hij, ‘ik heb een hekel aan fietsen.’


Nee, je hart chemisch laten opjagen - dat is leuk.


Ik zeg de polizusters gedag en begeef me naar de SEH. Even onthouden voor een volgende keer: eerst deur opendoen, dan pas lopen.

Laseren


Op de eerste hulp ligt een vrouw met instabiele AP. Meike wordt belaagd door de familie die wil dat ze wordt overgeplaatst naar een academisch centrum. Daar doen ze aan lasertherapie, heeft de echtgenoot gelezen in de krant. Inderdaad, de ochtendkrant. Bij Meike heeft inmiddels de totale ontreddering toegeslagen.


Ik haal mijn stethoscoop tevoorschijn en luister: de twee prachtigste harttonen ooit. Met een ernstig gezicht kijk ik op naar de echtgenoot aan en zeg: ‘De toestand van uw echtgenote vereist onmiddellijk ingrijpen.’ Een kuch. ‘We zouden haar kunnen doorsturen naar een academisch ziekenhuis voor laserbehandeling, maar daarmee zouden we slechts kostbare tijd verspillen.’


De man is bijna om.


‘Bovendien is laseren niet meer dan een mooi woord voor verbranden’, leg ik uit, ‘en daar is uw vrouw natuurlijk nog veel te jong voor.’


Het moge duidelijk zijn: deze patiënte wil nergens anders meer naartoe.

Held


Hoe hoger je komt met de lift, des te dieper zakt het intellectuele niveau van de opgenomen gasten. Neuro op de tweede verdieping, interne op de derde, cardio op de vierde, longziekten op de vijfde en psychiatrie op de zesde. Op de zevende verdieping huist de ziekenhuisdirectie.


Terwijl ik de vrouw met instabiele AP naar de hartbewaking begeleid, passeren we de kamer waar de man met de diabetische voet ligt. De assistentchirurgie is net begonnen met het schoonsnijden van de wond. ‘Maakt u zich maar geen zorgen’, spreekt dokter Carlos, ‘voor mij is dit ook de eerste keer.’


In ons werkhok is Meike brieven aan het dicteren: ‘Sociale anamnese - dubbele punt - patiënt is getrouwd, heeft twee kinderen en een hond - punt.’


‘Zoals het hoort’, vul ik aan en ik plof neer op mijn stoel.


‘Mijn held’, zwijmelt Meike vals. Ze staat op, loopt om naar mijn bureau, schuift de statussen opzij en gaat op het werkblad zitten. ‘Dat was heel aardig van je zonet’, zegt ze. ‘Je was echt een redder in de nood.’


‘Zoals in sprookjes.’


‘Dan zou ík een prinses zijn’, bedenkt ze. Ze slaat haar loshangende haar naar achteren en knipoogt.


‘Misschien ben je dat ook wel’, gooi ik eruit voordat ik het zelf doorheb, en ik baal meteen al omdat ik geen betere zin heb bedacht. Mijn hart klopt in m’n keel en mijn lichaamstemperatuur stijgt een paar graden.


Langzaam brengt ze haar gezicht dichter bij het mijne. Ze blaast zachtjes tegen mijn voorhoofd en wrijft haar onderbeen tegen mijn knie. ‘Warm hier, vind je niet?’ Ze opent het bovenste knoopje van haar blouse.


Net als ik op het punt sta iets heel doms te doen, wordt er op de deur gebonsd en steekt een leerling-verpleegkundige zijn hoofd naar binnen. Hij kijkt naar mij: ‘Dokter?’


‘Ja?’, vraag ik.


‘Uw vrouw belde net. Of u niet vergeet dat uw oudste zoon morgen jarig is.’


‘Dank je.’


Stilte.


‘Ik had me jou nooit voorgesteld als een vader’, zegt Meike uiteindelijk, als de deur weer dicht is. Ze springt op van de tafel, loopt naar haar statuskar en duwt deze tussen ons in, alsof ze er bescherming achter zoekt. ‘Ik zal mijn voorzorgsmaatregelen moeten nemen, want natuurlijk is niets spannender dan een jonge vader.’


Ergens ben ik opgelucht dat tenminste een van ons tweeën om na te denken nog steeds het hoofd gebruikt, in plaats van een willekeurig ander orgaan.

 

Van Miquel Bulnes verscheen eerder de roman Zorg. Vassalluci, ISBN 90 5000 530 6.

 

koorts
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.