Laatste nieuws
Frans Meulenberg
3 minuten leestijd
Ziektebeelden

Aasgieren, pitbulls en hyena’s azen op organen

Plaats een reactie

Waarom lukt het alsmaar niet om meer organen te verwerven voor transplantatiedoeleinden? In zijn proefschrift Geven en nemen - De praktijk van postmortale orgaandonatie schreef Erwin Kompanje: ‘Algemeen wordt verondersteld dat een deel van de familieweigeringen te wijten is aan het feit dat de toestemmingsvraag op ontactische wijze, te snel of bot wordt gesteld.’ Het lijkt aan-nemelijk dat - los van welk wettelijk systeem dan ook - gespreksvoering belangrijk is. Onlangs verscheen de novelle Zonder mij van Philippe Claudel (auteur van het prachtige Grijze zielen). Deze fraai uitgegeven novelle is te lezen als een gevalsbeschrijving ‘gespreksvoering rond orgaandonatie’. Hoofdpersonen zijn de verteller en zijn collega. Twee mannen die elkaar verafschuwen, bijeen in de kleine arena van hun spreekkamer. Deze kamer noemen zij het ‘biechthok’ en de collega heeft dit kantoor opgefleurd met een cactus en een affiche van een vrouw in string. Hun collega’s in het ziekenhuis noemen hen... hyena’s.

Elke ochtend loten zij wie degene is die het betrokken familielid belt. Vandaag treft het lot de anonieme verteller. Er is een kind aangereden en overleden. ‘Ik zei wat we volgens afspraak altijd zeggen. We vertellen dat zijn of haar dochter, vrouw, man of zoon zojuist een ernstig ongeluk heeft gehad en of hij of zij zo snel mogelijk naar het ziekenhuis wil komen. We zeggen nooit dat het slachtoffer is overleden, hoewel dat altijd zo is wanneer wij gebeld worden en daarna zelf gaan bellen. Maar dat zeggen we nooit. Mijn collega noemt dat discretie. Het is gewoon een cynische strategie.’ De moeder zit nu huilend tegenover het duo en hoort voor het eerst dat haar dochter niet meer leeft: ‘We laten haar huilen. We zeggen niets. Laten huilen, dat is onze methode. We hebben de tijd.’ Het bewaren van afstand is essentieel: ‘Ik let al heel lang niet meer echt op de ‘cliënten’ die tegenover ons komen zitten. Ik doe mijn best om buiten hun verdriet te blijven en me niet in hun leven te mengen.’ En zij houden zich afzijdig, zwijgen meestal, maar weten tamelijk goed wat zich afspeelt in het hoofd van de vrouw (die zich bijvoorbeeld beeld voor beeld probeert te herinneren hoe haar dochter eruitzag in de slot--seconden van hun afscheid ’s ochtends en wat haar exacte laatste woorden waren). Maar zij blijven alert, getuige deze passage: ‘We hebben onze eigen gebaren en tekens: hij gebaart dat het nog te vroeg is, dat we beter nog even kunnen wachten als we een kans willen maken. Hyena’s hebben nooit haast. Urenlang draaien ze om hun prooi heen, in afwachting van het moment dat die zwak wordt en gaat liggen. We moeten ons verzoek doen als de ‘cliënt’ het einde heeft bereikt, het absolute einde van het pad dat de dood van zijn of haar beminde voor zijn voeten heeft ontsloten.’

Tot de stelregels van hun beroep hoort ook dat de vrouw het lichaam van haar dochter niet te zien krijgt vooraleer toestemming tot orgaandonatie is verkregen. Het aanschouwen van het lijk zal die toestemming namelijk bepaald niet bevorderen, zo weten zij. Natuurlijk, ook deze vrouw vraagt ernaar. Meermaals. Maar steeds krijgt zij het geijkte antwoord dat het lichaam nog niet ‘toonbaar’ is. Dat is het toverwoord in deze fase. De collega van de verteller vindt dat je cliënten moet ‘breken, verscheuren, urenlang murw laten worden...’ Dat zijn de ‘kneepjes van het vak’, het ‘vak van hyena’.
De verteller neemt gaandeweg deze sombermooie novelle afstand van zijn vak. Hij kan het niet meer. Hij baalt verschrikkelijk van de gedragscode van het vak: ‘De moraal is dood. (...) Sommige ‘cliënten’ zijn uren bezig; en wij zitten daar maar tegenover ze, zonder een woord van troost of een teken van ongeduld.’

Voorzover ik weet, bezigt men in de wandelgangen van de Nederlandse ziekenhuizen nergens de term ‘hyena’. Wel de term ‘gieren’, dat zijn de belanghebbende transplantatiechirurgen die soms wel zeer geïnteresseerd naar de donor komen kijken. Een dialoog uit een ziekenhuis - met dank aan de anonieme tipgever: ‘Net als de echte gieren en aasvliegen ruiken ze de lijkenlucht al van verre’, waarop een ander schamper opmerkt: ‘Ja, de airco van de IC staat waarschijnlijk in directe verbinding met de OK, dus vandaar.’ In Spanje hebben ze een heel actief (agressief) donatiedetectiesysteem. Donatiefunctionarissen lopen de IC’s af op zoek naar potentiële donoren. Daar worden deze wel ‘vultures’ (aasgieren) genoemd en door hun directe en vasthoudende naastenbenadering ‘colporteurs’ of ‘pitbulls’.


De vraag om orgaandonatie wordt in Nederland in principe gesteld door de behandelend arts en de voor de patiënt verantwoordelijke verpleegkundige. Sinds anderhalf jaar is er in Nederland een opleiding voor ‘requesters’: IC-verpleegkundigen die speciaal worden getraind voor het stellen van de vraag. Zij hebben nog geen bijnaam... maar dat zal vermoedelijk niet lang meer duren. Analoog aan Spanje lijkt ‘colporteur’ aantrekkelijk. Maar als we de metafoor tot de fauna beperken, zal het wel ‘bloedhond’ worden.



Frans Meulenberg,


onderzoeker aan de afdeling Medische Ethiek, Erasmus MC Rotterdam

Donatiefunctionarissen lopen de IC’s af op zoek naar potentiële donoren

Ziektebeelden orgaandonatie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.