Academisering van de verzekeringsgeneeskunde
Plaats een reactieWetenschappelijk onderzoek binnen de verzekeringsgeneeskunde is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat de beoordelingen van arbeids(on)geschiktheid gebaseerd zijn op betrouwbare, actuele en objectieve informatie. Dit draagt bij aan eerlijke en effectieve besluitvorming en bevordert het welzijn van individuen en de samenleving als geheel.
Het Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde
Diederike Holtkamp, die de afgelopen drie jaar voorzitter was van het bestuur van KCVG (Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde), is sinds de start van het KCVG bij deze academisering betrokken. ‘In alle eerlijkheid ben ik in 1992 geen geneeskunde gaan studeren om verzekeringsarts te worden’, zo geeft zij aan. ‘Maar het coschap verzekeringsgeneeskunde intrigeerde mij enorm. Ineens draaide het niet meer alleen om de diagnose, maar om wat de diagnose met de mens doet. Het ging niet meer alleen om de ziekte, maar ook om coping, mindset en de relatie tussen psyche en somatiek. Helaas genoot de verzekeringsgeneeskunde weinig aanzien bij andere specialismen. Één van de zaken die daarin niet hielp, was het feit dat ons vak geen wetenschappelijke onderbouwing had.’
‘De verzekeringsgeneeskunde is klaar voor de volgende stap’
Met de oprichting van het KCVG in 2005, eerst als samenwerking van UWV met VUmc en AMC, en later ook met UMCG, is dit inmiddels rechtgezet. ‘Ons vak heeft hierdoor hoe dan ook meer body, status en smoel gekregen. Maar vooral: academisering draagt bij aan een betere onderbouwing van ons verzekeringsgeneeskundig handelen’ , zegt Holtkamp. ‘Inmiddels zijn we klaar voor de volgende stap: hoe kunnen we bewegen naar een kennisinfrastructuur die voor zowel de bedrijfsarts als de verzekeringsarts meerwaarde heeft. Het kennisdomein van de verzekeringsarts en de bedrijfsarts kent immers een flinke overlap. Hierover zijn we in gesprek met de NVVG en de NVAB. De eerste stappen zullen dit jaar nog gezet worden.’
Bij het KCVG verrichten verzekeringsartsen die in de praktijk werken tevens wetenschappelijk onderzoek als junior- of senioronderzoeker. Er lopen diverse promotieonderzoeken en inmiddels zijn er al vele proefschriften succesvol opgeleverd. Daarnaast zijn er kleinschalige projecten die artsen van UWV kortdurend de mogelijkheid bieden onderzoek te doen (vaak heel praktijkgericht). Ten slotte zijn er schilprojecten, waar onderzoekers van KCVG samenwerken met andere onderzoekers. In de kaders worden twee onderzoeksprojecten uitgelicht. Voor meer informatie: kcvg.nl.
Individual Placement and Support (IPS)
– drs. M. Vukadin, adviseur verzekeringsarts en promovenda
De arbeidsparticipatie van mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA) is wereldwijd laag. Individual Placement and Support (IPS) is een bewezen effectieve methode om mensen met EPA aan betaald werk te helpen, maar het blijkt complex om deze methode te implementeren. Een gebrek aan adequate financiering en samenwerking tussen organisaties die betrokken zijn bij IPS (ggz-instellingen, uitkeringsinstanties en zorgverzekeraars) zijn belangrijke belemmeringen. Om de implementatie van IPS te bevorderen, is er een samenwerkingsverband geïnitieerd tussen ggz-instellingen GGZ inGeest en Arkin, UWV, gemeente Amsterdam en zorgverzekeraar Achmea. Het doel was om de onderlinge samenwerking te verbeteren en IPS-financiering te waarborgen ten behoeve van een betere implementatie van IPS in de praktijk. De gekozen strategie bestond daarmee uit twee onderdelen: een financiële strategie, namelijk IPS-financiering en een organisatorische strategie waarbij er structureel overleg was tussen de professionals van de betrokken organisaties.
De doelstellingen van Vukadins onderzoek waren: evalueren van 1) de implementatie van IPS in de praktijk, werkuitkomsten van IPS-deelnemers met EPA en factoren die deze uitkomsten beïnvloeden, en 2) de effectiviteit en kosteneffectiviteit van IPS, geïmplementeerd met een financiële strategie op nationale schaal. Het uiteindelijke doel was de arbeidsparticipatie van mensen met EPA te verbeteren door relevante stakeholders te ondersteunen bij het nemen van beter geïnformeerde beslissingen over de implementatie, financiering en organisatie van IPS.
Uit een observationele cohortstudie van Vukadin blijkt dat 46 procent van alle IPS-deelnemers met EPA een betaalde baan vond binnen 30 maanden; 28 procent werkte 6 maanden of langer. Daarnaast toont haar economische evaluatie aan dat IPS, geïmplementeerd met een financiële strategie op nationale schaal, effectief is en kosteneffectief lijkt bij mensen met EPA. Ook laat haar onderzoek zien dat de organisatorische strategie een positieve impact heeft gehad op de implementatie van IPS. Er zijn echter nog aanzienlijke inspanningen vereist om de resterende belemmeringen die in dit onderzoek zijn geïdentificeerd aan te pakken om zowel de implementatie van IPS als de arbeidsparticipatie van mensen met EPA verder te verbeteren. Meerdere belemmeringen kunnen worden aangepakt door de samenwerking tussen ggz-behandelaren en sociaal geneeskundigen (verzekeringsartsen en bedrijfsartsen) te intensiveren, en door de betrokkenheid van deze specialisten binnen IPS te vergroten.
Het BAR-project
– projectgroep onder leiding van dr. Birgit Donker-Cools, adviseur verzekeringsarts en senior onderzoeker KCVG
BAR staat voor Beschrijving Arbeidsbelastbaarheid en Re-integratiemogelijkheden. Het BAR-projectteam houdt zich bezig met het ontwikkelen van een leidraad en multidisciplinair instrument met als doel om bedrijfsartsen, arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen een gezamenlijk referentiekader te bieden voor afstemming over arbeidsbelastbaarheid en re-integratiemogelijkheden. De aanleiding voor het project was de discrepantie tussen de arbeidsbelastbaarheid zoals vastgesteld in het Inzetbaarheidsprofiel (IZP) of functionele mogelijkhedenlijst (FML) door de bedrijfsarts en de FML ingevuld door de verzekeringsarts. Hoewel deze discrepantie te verklaren is vanuit de verschillende rollen van de professionals, gaf dit tegelijk ook vaker aanleiding tot verwarring bij de werknemer of soms tot een loonsanctie voor de werkgever. Bij het BAR-project zijn vele partijen betrokken: naast onderzoekers van het Amsterdam UMC, de HAN Hogeschool in Nijmegen en het UMCG in Groningen, zijn dit vertegenwoordigers van werknemers, werkgevers, maar ook bedrijfsartsen, verzekeringsartsen, arbeidsdeskundigen, de betrokken beroepsverenigingen, Kwaliteit op Maat (KoM) en het UWV.
In 2020-2021 werd onderzoek gericht op verbetering van de samenwerking en het meer eenduidig omschrijven van de belastbaarheid. De duidelijke wens kwam toen ook naar voren om te ‘denken in mogelijkheden’ ten behoeve van re-integratie, en niet in beperkingen. Er werd gekozen voor het ontwikkelen van een nieuw instrument gebaseerd op het ICF-classificatiesysteem (WHO, 2001). Middels een Delphistudie werd een eerste versie van het BAR-instrument ontwikkeld. Daarnaast werd een bijbehorende multidisciplinaire leidraad ontwikkeld, waarin adviezen zijn opgenomen met het oog op een verbeterde samenwerking en communicatie tussen de verschillende partijen betrokken bij de re-integratie van zieke werknemers. Momenteel voert Donny Kreuger, promovendus bij Amsterdam UMC een haalbaarheidsstudie uit om de bruikbaarheid, begrijpelijkheid van en de tevredenheid over het BAR-instrument en de bijbehorende multidisciplinaire leidraad te onderzoeken onder professionals. Aan het eind van de studie worden focusgroepen georganiseerd om de inzichten van de studie te bespreken. Vervolgens worden een advies- en een klankbordgroep met diverse andere stakeholders (zoals vertegenwoordigers van werkgevers, cliënten en patiëntenfederatie) gevraagd naar hun mening over instrument en leidraad. Op basis van de bevindingen zullen instrument en leidraad verder (digitaal) worden doorontwikkeld.
-> Voor meer informatie: bar-project.nl
- Er zijn nog geen reacties