Specialiseren, een logisch vervolg na je opleiding?

Ieder jaar onderzoekt De Geneeskundestudent welke specialismen de voorkeur hebben van geneeskundestudenten. Ook dit jaar liet de enquête geen verrassende resultaten zien: huisartsgeneeskunde staat op één met 38,5 procent. Daarna volgen interne geneeskunde (25,7%) en kindergeneeskunde (25,5%). Hekkensluiters zijn opnieuw bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde.

Geen verrassende resultaten op de inmiddels niet meer zo verrassende vraag: ‘wat wil je worden als je straks afgestudeerd basisarts bent?’ Tegenwoordig is deze vraag synoniem voor ‘welk specialisme ga je doen?’ Naast de populaire antwoorden – kinderarts, huisarts of internist – hoor je zelden iemand zeggen ‘ik word geen arts’ of ‘ik ga toch liever het onderwijs in’. Zeg je dit wel, dan word je door je medestudenten even vragend aangekeken, worden schouders opgehaald en wordt het rondje met beroepsvoorkeuren afgemaakt alsof dat antwoord niet is gegeven. Want na je studie word je toch medisch specialist?

Daarom stelde De Geneeskundestudent een vraag die minder vanzelfsprekend is na de opleiding tot basisarts: Overweeg je mogelijk ook een beroep in de niet-patiëntgebonden sector, naast of zelfs in plaats van het praktiseren als arts? En in hoeverre word je van deze mogelijkheden op de hoogte gebracht tijdens je studie? De resultaten laten zien dat we eigenlijk helemaal geen gekke vraag stelden. Ongeveer 70 procent van de studenten geeft aan interesse te hebben in de niet-patiëntgebonden sector, 45 procent geeft aan zelfs een beroep in de niet-patiëntgebonden sector te overwegen en 2,9 procent laat het artsenvak aan zich voorbijgaan.

Dit lijkt niet veel, maar dat zijn al gauw tien studenten uit elke jaarlaag. De voorkeuren in de niet-patiëntgebonden sector gaan met name uit naar onderwijs, ziekenhuismanagement en beleid. Ondanks deze opvallende interesse geeft de overgrote meerderheid van de studenten (82,4%) aan onvoldoende op de hoogte te zijn van de mogelijkheden buiten het praktiseren als arts. Dit geldt zowel voor bachelor- als voor masterstudenten en iedere faculteit scoort hierin ongeveer gelijk. Universiteiten lijken zich vooral te focussen op specialisaties met patiëntencontact. En dat terwijl de arbeidsmarkt steeds krapper wordt.

Het aantal basisartsen neemt toe en het aantal vacatures neemt af. Volgens een schatting van het Capaciteitsorgaan heeft dit inmiddels geleid tot een reservoir van 5600 basisartsen van wie er velen ongewild werkloos thuiszitten. Als er al een taboe ligt op het niet specialiseren, dan dient dat doorbroken te worden. Mogelijk is een oplossing van dit probleem om al tijdens de studie meer aandacht te geven aan niet-patiëntgebonden specialisaties. Studenten blijken immers opvallend geïnteresseerd in de niet-patiëntgebonden sector, terwijl de universiteiten daar geen weet van lijken te hebben. Door stages in deze sectoren aan te bieden of de mogelijkheid te creëren om tijdens de bachelor meer kennis te vergaren over vakken als ziekenhuismanagement, kunnen universiteiten bijdragen aan een bredere blik van de pas afgestudeerde basisarts.  

De Geneeskundestudent roept de faculteiten op meer aandacht te besteden aan de mogelijkheden naast het praktiseren als arts. Wie weet is dat een gat in de krappe arbeidsmarkt.

Ben je benieuwd hoe jouw specialisme van voorkeur scoort en staat het niet in bovenstaande top 10? Neem dan contact op met De Geneeskundestudent!

Voetnoten

1. Mesfum, E. (2016). Onderzoeksrapport De Geneeskundestudent enqueteresultaten beroepskeuze 2015. De Geneeskundestudent.

2. Anneveldt, K.J. (2016, juni 8). Basisartsen in het nauw: vind ik nog wel werk?