Op m’n plaats
Plaats een reactieNog niet zo lang geleden zag ik het ziekenhuis vanuit de wachtkamer. Op zich niet zo heel bijzonder, maar ik zat in die wachtkamer waarvan je hoopt er nooit te hoeven zitten. Waar alle gezichten gespannen zijn, niemand elkaar kent en toch iedereen van elkaar weet: die heeft het ook. Ik zat er met haar, die ik stiekem een beetje had gedwongen dat onderzoek toch maar te laten doen. Omdat ik geruststelling zocht. Maar ik vond het niet. Integendeel.
Die wachtkamer dus. Ik gun het geen enkele arts daar ooit plaats te moeten nemen. En tegelijkertijd raad ik het iedereen aan. Klinkt gek, maar ik meen het. Want daar moeten zitten, onderdeel zijn van de patiënt, meer zien dan die tien-vijftien minuten op de poli, voelen hoe het is om onzekerheid te krijgen in plaats van te geven, dat zet de dokter op z’n plaats. Tenminste: mij wel.
Van mijn nuchtere ik was weinig over. Mijn voeten verraadden al tikkend de spanning. Mijn hand zocht die van haar. Mijn ogen gleden onwillekeurig zo’n zes keer over de poster met patiëntinformatie over vergoedingen, die er waarschijnlijk hing zodat je achteraf niet voor verrassingen zou komen te staan. Verrassingen. Net als dat ene onverwachte telefoontje, dat alles op de kop zette, onze wachtkamerplek reserveerde en een lang, lang traject met zich meebracht. Een heel bijzonder traject ook, waarin ik veel heb gehoord, gevoeld, gehuild, gebeden, gedankt, getroost, gezien en bovenal: geleerd.
Ten voorbeeld. Ik hoorde – thuis – hoe veel zij steeds te vragen had. Hoe weinig ze dat durfde. Ik voelde hoe hard ze naar zekerheid zocht. Hoe niemand die kon bieden. Ik zag hoe sterk zij op de poli was. Hoe ingestort soms thuis. Ik ondervond hoe zij zo graag hetzelfde wilde blijven. Hoe veel er toch veranderde. Ik merkte hoe iedereen focuste op genezing. Hoe zij dat deed op leven. Ik besefte hoe een ingreep niet alleen verlost, maar net zo goed verminkt. Ik leerde hoe ziekte kan verdwijnen, maar de diagnose blijft.
Het aloude aforisme van de geneeskunst 'la médecine c'est guérir parfois, soulager souvent, consoler toujours' is misschien nog wel wat overdreven. De patiënt op het spreekuur is slechts een fractie van de mens erachter. De tranen een fractie van het verdriet. Het verhaal een fractie van de weg. En de mate van genezen, verlichten en troosten is daarmee een schilletje van wat ik dacht eens te kunnen doen.
Als iemand mij mijn plaats als dokter heeft geleerd, dan is zij het. Zij, mama.
Deze blog is uiteraard met toestemming van haar geplaatst.
ook van Trude- Er zijn nog geen reacties