Je eigen stijl
1 reactie‘Je coschappen vormen een ideale periode om je eigen stijl te ontwikkelen’, wordt door vele deelnemers van de hiërarchische eenheid die men het ziekenhuis noemt, gezegd. Klinkt idyllisch. Ik had er bijzonder graag mee ingestemd. Maar dat lukt niet. Niet altijd, tenminste.
Ont·wik·ke·len – een aanwezige aanleg tot bloei brengen. Deze definitie stelt de voorwaarde dat er al wel een aanleg is. In het begin van mijn coschapperiode dacht ik dat ik dat miste. En er met ‘na-apen’ zeker ook zou komen. Hoe zij, hoger op de ladder, het deden, zó moest het vast. Al snel heb ik dat losgelaten. Ik raakte mezelf kwijt: die eigen aanleg was er blijkbaar toch. Niet dat nu alles opgelost is; ik zoek mezelf nog steeds, iedere dag opnieuw. En soms, soms heb ik het idee mezelf nooit te vinden – of te mogen vinden.
‘Ik heb mevrouw zojuist beoordeeld. Buikpijn verminderd, maar het CRP is gestegen.’ Ik vertrouw het niet. Arts-assistent ook niet. Overleg met de specialist dan maar. We bespreken wat ik precies moet zeggen. Mijn vingers glijden over de toetsen van m’n telefoon. Met de assistent in mijn personal space probeer ik mijn verhaal te doen. In m’n nek hoor ik de dingen die ik echt niet moet vergeten, herhaald worden. Een blik doet vermoeden dat het allemaal wel wat sneller kan. Een vinger die dwingend naar de labuitslagen op mijn computerscherm wijst, probeert de volgorde van het gesprek te manipuleren. Ik krijg het gevoel dat er meer van mij in dit gesprek zit dan gewenst. Mijn woordkeuze. Mijn tempo. Mijn volgorde.
Dan de statusvoering. ‘Ja, dit schrijven we niet zo op hè, pijn linksboven in de buik is veel te lang, linkerbovenbuik is prima.’ [Dat de linkerbovenbuik feitelijk niet bestaat, ach, wat geeft dat.] ‘Dit ligt echt aan mij hoor, maar ik doe dat altijd zo.’ ‘Echt niemand is geïnteresseerd in het werk van deze vrouw, mag je vergeten.’ ‘Dit doen we ook niet. Iedereen die hier komt, is nerveus; schrap dat maar.’ ‘Aardige zin, maar ik haal hem er toch even uit.’ 76 gedeletete woorden en 12 gereviseerde zinnen verder: ‘Prima status, maar ik merk dat je nog moet wennen aan onze stijl.’
Nou, jóúw stijl, denk ik. Begrijp me niet verkeerd: ik wil heel graag leren, maar morgen is er weer een ander en begint het hele verhaal opnieuw. Want dan bestaat de linkerbovenbuik inderdaad niet en moet je altijd een sociaal stukje opnemen. Mag je niet te beknopt zijn en is het altijd goed om aandacht te besteden aan de emotionele aspecten van een ziekenhuisbezoek. Leuk hoor, letterlijk volgen. Maar die eigen stijl, die komt er zo niet. Of zou dat juist de bedoeling zijn? Wordt die eigen stijl door sommigen stiekem gezien als een van de beschermde privileges van de heilige traptrede boven die van de coassistent? Het zou mij niks verbazen.
lees ook
Sophie
Co-assistent, Utrecht
Erg hard moet ik dan ook altijd lachen als er dan nog achteraf wordt gezegd “tsja ieder zijn eigen stijl, maar doe het maar wel zo als ik het nu doe”.
Met name door de ANIOS die 6 maanden geleden is afgestudeerd.