Stille pijn
Plaats een reactieDepressieve studenten zoeken nauwelijks hulp
Geneeskundestudenten hebben evenals hun collega’s van andere studies wel eens last van een dip. Bij sommigen houdt die dip aan. Hulp zoeken is dan de beste optie, maar gebeurt meestal niet. Ingrid Lutke Schipholt
‘Studenten blijken minder gezond dan we dachten’
Ben je ingeloot voor de geneeskundestudie, heb je een aantal tentamens gehaald en dan komt de klad erin. De studie wil maar niet vlotten en je hebt last van een of meer klachten als slecht slapen, vermoeidheid, somberheid, hoofdpijn of neerslachtigheid. Veel studenten kennen zo’n periode. Maar bij sommigen duurt het wat langer.
Dan is het zeker verstandig eens bij jezelf te rade te gaan en hulp te zoeken. ‘Als mensen zich niet goed voelen, gaan ze naar de dokter, dacht je’, zegt de Amsterdamse studentenarts en onderzoeker Peter Vonk. ‘Maar veel studenten zoeken geen hulp.’
Zorgelijk
Vonk deed, met collega’s, onderzoek onder 3202 studenten, van wie 807 geneeskundestudenten. Alle studenten kregen een internetvragenlijst toegezonden met vragen over hun gezondheidsbeleving. Naast de gewone ziekten meldden de studenten veel klachten als overspannenheid, somberheid, hoofdpijn, stress en vermoeidheid.
Zo’n 75 procent van de studenten blijkt minder gezond te zijn dan niet-studenten. Van de studenten is 25 procent ernstig vermoeid, zit 15 procent niet lekker in zijn vel, is 20 procent somber, 40 procent eenmaal per maand dronken, een kwart twee tot drie keer per maand dronken, heeft 45 procent naar eigen idee studievertraging en heeft 52 procent vertraging volgens het studieprogramma. Ook geneeskundestudenten rapporteren dit, hoewel zij doorgaans iets onder het gemiddelde zitten.
Al met al gaat het niet goed met veel studenten. Dat was al wel bekend uit de internationale literatuur, maar het verbaasde Vonk en zijn collega’s dat zij zich niet meldden op het spreekuur. ‘Je zou zeggen dat studenten jong, slim en gezond zijn. Dit klopt gedeeltelijk, want studenten blijken minder gezond dan we dachten. De uitkomsten vind ik zorgelijk.’
Nog zorgelijker vindt Vonk dat veel studenten geen hulp zoeken. Zij lijden, zoals de onderzoekers het noemen, aan stille pijn: sociale problematiek die zich uit in psychische klachten en is gerelateerd aan studieachterstand. En wat de studenten rapporteren over hun studie, is minder erg dan hun feitelijke situatie. ‘Dan kun je wel raden hoe het met hun studie gesteld is en hoe snel ze zullen afstuderen.’
Handreiking
Vonk en zijn collega’s nodigden de hele sombere categorie uit voor een gesprek. En: zelfs dan kwamen ze niet. Uit deze gang van zaken hebben de artsen lessen getrokken, die volgens Vonk ook heel leerzaam zijn voor geneeskundestudenten: ‘Het is goed je te realiseren dat er een hele grote groep patiënten is – en dat zijn niet alleen studenten maar ook bijvoorbeeld ouderen – die je als arts niet ziet in het ziekenhuis of in de huisartsenpraktijk, maar waar het eigenlijk helemaal niet goed mee gaat. Als mensen niet naar de dokter gaan, wil het niet betekenen dat het dus goed met ze gaat.’
Naar aanleiding van deze kennis zijn de onderzoekers op zoek gegaan naar hulpzoekgedrag. Ze wierven veertig studenten met psychische klachten en studievertraging in kroegen en via billboards voor diepte-interviews. Aan de hand van deze gesprekken identificeerden ze zes profielen van studenten: schone schijn, gekoesterde eenzaamheid, mijn nieuwe ik, tussen twee werelden, troosteloze eenzaamheid en studeren met een beperking. Ze beschrijven de profielen in het boekje Studenten en stille pijn, wel problemen maar geen hulp zoeken. Het boekje is met name geschreven voor hulpverleners en ouders van studenten.
Voor studenten is er een handreiking in de vorm van www.ik-student.nl. Het is de bedoeling dat studenten met problemen of klachten zich herkennen in de verhalen van studenten op die site, zodat ze toch op zoek gaan naar hulp. Dat kan zijn bij een huisarts die hen helpt de hulpvraag duidelijk te krijgen en zo mogelijk te verwijzen. Bovendien kan de huisarts iets lichamelijks, zoals een traag werkende schildklier of diabetes, uitsluiten. Maar een student kan natuurlijk ook naar een studiebegeleider stappen. Op de website staan behalve verhalen van studenten links naar hulpverleners. Helaas zijn deze georiënteerd op Amsterdam. Vonk zegt dat er een uitbreiding komt naar andere steden met universiteiten of hogescholen.
Studie leuk houden
Vonk: ‘Als je bij anderen patronen kunt herkennen, dan zie je hoe het bij jezelf werkt. Je komt een stapje verder waardoor je tot het besef komt dat je moe bent, de studie niet lekker gaat en je niet goed in je vel zit. Het is goed te zien dat anderen het ook hebben en dat je er wel wat aan moet en kunt doen. Mensen denken dat een aanhoudende dip bij het studeren hoort, maar dat is niet zo. Daar moet je wat aan doen.’
Preventief is er ook van alles te doen, bijvoorbeeld door de studie leuk te houden. Vonk: ‘Er zit een wisselwerking tussen de studievoortgang en hoe het met je gaat. Ik denk dat voor alle studenten geldt: hoe leuker de studie, hoe makkelijker het gaat. Vermoeidheid is een belangrijk signaal, evenals vluchten in het studentenleven. En als je iets niet snapt of je tentamens niet haalt? Ga dan naar een studieadviseur of docent, vraag om uitleg en vraag hem ook maar wat hij zo leuk vindt aan de studie. Dat zijn per slot van rekening mensen die gaan voor het vak. ’
Hele onderzoek lezen? Nick Verouden e.a., Studenten en stille pijn, Elsevier Gezondheidszorg Amsterdam, 102 blz. 14,95 euro.
Masha: ‘Ik ben heel goed in alles opkroppen’
Masha (20) woonde in een bouwval met een vervelende huisgenoot, studeerde te hard en zat enorm met haar forse postuur. Genoeg voor een inzinking.
Masha wilde heel graag dokter worden, al moest ze altijd heel hard haar best doen met leren. Zodra ze ging studeren dook Masha het studentenleven in.
‘De contacten die ik opdeed in mijn studentenver-eniging waren allemaal heel leuk. Ook mijn studie heb ik meteen goed opgepakt en in het begin haalde ik mijn tentamens. Maar in het derde blok ging het helemaal mis, toen haalde ik niks meer. Ik vond het
heel moeilijk om hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden, dus leerde ik alles. Dat was te veel.’
‘Ik woonde in Zuidoost. De woonkamer was één grote bouwval. Ik moest alles doen in mijn kleine kamer: ontspannen, studeren en eten. Bovendien was mijn huisgenoot niet goed wijs. Die lag de hele dag in bed, tot wel drie uur.’
Ze had last van hoofdpijn en was heel erg moe. Ondanks de neerwaartse spiraal wilde Masha niet toe-geven dat er een probleem was. ‘Ik ben heel goed in alles opkroppen en wil mijn problemen altijd eerst zelf oplossen. Daardoor kon ik niet inzien dat andere mensen misschien best wel begrijpen wat ik bedoel.
‘Op een gegeven moment stortte ik in. Ik had net een blok waarbij ik iedere dag op de snijzaal aanwezig moest zijn. Daar stond ik emotioneel labiel op die zaal en kon mijn tranen amper binnenhouden. Ik moest zo huilen dat ik er niet mee kon ophouden.’
Een directe aanleiding voor die huilbui was er niet. Eigenlijk waren het heel veel dingen waar ze mee zat.
‘Door mijn postuur had ik heel weinig zelfvertrouwen. En de studie liep natuurlijk ook niet lekker. Toen ik
instortte had ik voor mijn gevoel wel honderd pro-blemen. Als er zoveel dingen tegelijkertijd zijn, kan je het ook niet meer oplossen.’
In eerste instantie wilde ze naar een vriendin gaan, maar die kende ze eigenlijk niet goed genoeg. ‘Ten slotte heb ik mijn ouders maar gebeld. Mijn vader is toen ‘s nachts nog naar me toegekomen.’
Op aanraden van een studentenarts is Masha uiteindelijk met een haptonoom gaan praten. ‘Dat heeft mij
zoveel goed gedaan. Ik kon bij haar mijn verhaal kwijt.’
Masha besloot om het eerste jaar geneeskunde over te doen en inmiddels gaat het veel beter met stude-ren: ‘Het moment waarop het helemaal misging was echt een breekpunt in mijn leven. Dat klinkt heel dramatisch, maar zo is het wel. Ik zeg niet dat die proble-men nu verdwenen zijn, maar ik heb mijn leven op orde. Ik woon nu veel beter en alles gaat heel goed met me. Ik haal mijn tentamens met een mooie acht en ook mijn postuur maakt me veel minder uit. Bovendien weet ik nu dat het helemaal niet gek is om je problemen bij anderen neer te leggen. Misschien kunnen ze er op dat moment niets aan doen, maar je bent wel je verhaal kwijt. Als ik nu iets moet oplossen dan vraag ik het gewoon aan mijn huisgenootje of bel ik een vriendin op. In die zin heb ik wel geleerd hoe ik hulp moet vragen.’
Dit is een ingekorte versie van Masha’s verhaal op www.ik-student.nl.
- Er zijn nog geen reacties