Laatste nieuws
Henk Maassen
Henk Maassen
9 minuten leestijd

Anatomie van een afscheid

Plaats een reactie

Ignace Schretlen, huisarts, schrijver, beeldend kunstenaar

‘In de geneeskunde gaat het om liefde voor mensen en voor het vak.’ Dat ideaal heeft voor Schretlen nog niets van zijn waarde verloren, ondanks de onverkwikkelijke beschuldigingen van een collega en ondanks zijn ziekte. ‘Ik pas ervoor op dat angst niet mijn leven bepaalt.’



Hij publiceerde vaak onder pseudoniemen die iets met hout of bomen te maken hebben: Alexander van Es, Patrick Bosboom, Sylvain van den Eijck of Michel van Hout. Maar de man die achter die namen schuilgaat, Ignace Schretlen (50), tot voor kort huisarts te Den Bosch, auteur en beeldend kunstenaar, blijkt zelf allerminst van hout. Hij heeft dat de laatste paar jaar bij wijze van spreken empirisch kunnen vaststellen. Een niet anders dan als dramatisch te omschrijven sequentie van gebeurtenissen, waarvan hij openhartig verslag doet in zijn nieuwe boek Voorbij en daarna, heeft hem en zijn vrouw uiteindelijk gedwongen hun vak vaarwel te zeggen. Hun patiënten hebben allemaal een exemplaar van het boek cadeau gekregen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Ingnace Schretlen: 'In Nederland zegt men: "Je hebt of een slechte dokter of een slechte schrijver', Foto: Zander Fotografie

Slechte gezondheid


Schretlen is geen geslagen hond. Hij maakt, op de bank in zijn ruime woonkamer in Rosmalen, zelfs een energieke indruk. Dat, zo zal hij later uitleggen, is maar schijn. Terwijl op de achtergrond een chansonnier zijn liedjes zingt, begint Schretlen zijn verhaal.


‘Dat ik ben gestopt met de praktijk’, zegt hij, ‘heeft vooral te maken met problemen met mijn gezondheid. In maart 1997 kreeg ik een schildklierontsteking met hypothyreoïdie als tijdelijk gevolg. Ik kreeg ook last van een halfzijdige coördinatiestoornis en kort daarna van spraakproblemen. Er werd een vasculitisachtig beeld geconstateerd; mogelijk is er ook sprake geweest van een lacunair infarctje. Ondertussen dienden zich cognitieve problemen aan. Aanvankelijk had ik dat niet in de gaten: ik merkte niet dat ik dingen vergat, als ik boodschappen deed. Toen ik besefte wat er aan de hand was, ging ik daar natuurlijk op anticiperen: dingen dubbel controleren. Dat kost veel energie.’


Daar bleef het helaas niet bij. In 2001 werd bij Schretlen een hypofysetumor ontdekt. ‘De tumor had een gaatje in de schedel veroorzaakt. Zo kreeg ik last van liquorroe, ik verloor hersenvocht en had met enige regelmaat barstende hoofdpijn. Ik heb doodsangsten uitgestaan. Ik ben bij een neurochirurg geweest. Een merkwaardige ervaring. Vrijwel zonder mij aan te kijken legde hij uit wat mijn opties en risico’s waren: kans op een meningitis en een bloeding.’


Schretlen beschrijft zijn conditie ogenschijnlijk onaangedaan. Formuleert soms in hoog tempo, bewandelt geregeld een zijpad, maar komt steeds weer uit bij de rode lijn van zijn verhaal.

Kafkaiaanse affaire


Een verhaal dat met zijn ziektegeschiedenis niet volledig is. Want ondertussen werden hij en zijn echtgenote het lijdend voorwerp van een ‘bizarre en kafkaiaanse’ affaire die uiteindelijk tot gevolg had dat ook zijn vrouw, met wie hij samen de praktijk deed, geen huisarts meer wil of kan zijn. De lange versie van de geschiedenis beschreef Schretlen in het bovengenoemde boek. De korte versie is in essentie gauw verteld. Schretlen: ‘Op een zaterdagmiddag in februari 2000 kregen we een brief van een collega, waarin deze meedeelde dat hij de inspectie had geïnformeerd over mijn disfunctioneren als huisarts vanwege - zo hoorde ik pas zes weken later - een manische depressiviteit. Maar ik disfunctioneerde niet en ik ben niet manisch depressief. Nooit geweest ook.’


Hij wordt nog steeds woedend als hij over de zaak spreekt: ‘Het is onmogelijk voor mij om precies duidelijk te maken welke impact die aantijging op ons heeft gehad. Ik ben achter mijn rug om en buiten medeweten van de andere leden van mijn waarneemgroep aangemeld zonder enige vorm van bewijs door een collega met wie ik nooit een ernstig conflict heb gehad. Een dergelijke melding wordt door de inspectie niet eens gevalideerd en de melder blijft geheel buiten schot. Het publieke belang weegt kennelijk zoveel zwaarder dan het belang van de aangemelde arts, dat een onderzoek door de inspectie het automatische gevolg is van zo’n beschuldiging. Dus werd ik ondervraagd en bezochten twee inspecteurs met een medewerker mijn praktijk. De inspectie gedroeg zich dreigend en intimiderend. Ik heb dat als vernederend ervaren. Het onderzoek duurde zeven maanden maar leverde uiteindelijk niets op. Er was helemaal geen sprake van disfunctioneren. Maar ondertussen kwam er, onder het motto ‘waar rook is, is vuur’, wel een negatief geruchtencircuit op gang. Ook dat was uitermate vernederend. Mijn vrouw en ik zijn door een hel gegaan.’


Een beetje begrijpen kan hij de inspectie overigens wel: ‘In onze branche gaat veel mis en er heerst nog altijd een conspiracy of silence. Dus als een collega een misstand rapporteert, dan moet de inspectie dat serieus opvatten. Maar ik voelde mij door hen niet serieus genomen. Ik heb gezegd: “Kom op mijn spreekuur meekijken, vraag mijn medische gegevens op en informeer bij collegae die in onze praktijk hebben waargenomen.” Maar ik kreeg geen kans om te laten zien dat er niets aan de hand was met mijn praktijkvoering. Nee, ik was gewoon schuldig, voelde mij als een crimineel behandeld: alleen, wat vervelend, het passende bewijs ontbrak!’

Excuusbrief


Inmiddels is de betrokken huisarts tuchtrechtelijk berispt door de KNMG (

zie MC 16/2002: 638-40

) en heeft de Nationale Ombudsman de handelwijze van de inspectie deels veroordeeld. Er kwam een excuusbrief namens de minister van VWS en eind vorig jaar kreeg de zaak nog een verrassende wending, die Schretlen niet meer kon opnemen in zijn boek. Hij en zijn vrouw werden uitgenodigd de zaak te bespreken met Inspecteur-Generaal voor de Gezondheidszorg Herre Kingma.


Schretlen zwijgt even. Dan: ‘Ik had niet verwacht dat hij zijn eigen personeel zou afvallen, dat deed hij ook niet. Maar het was toch het eerste moment waarop ik dacht: hier staat iemand met begrip voor de toestand waarin wij verkeren. Wat hij zei, was doorleefd. Hij nam ons serieus.’


Voldoende genoegdoening dus? Schretlen: ‘De zaak is nog niet afgerond. Mijn vrouw is zwaar getroffen door het hele gebeuren. Haar verbittering is groot, ook door het gedrag van onze collegae.’

Ongeschreven codes


Kan het zijn dat Schretlens collega diens neurologische problemen aanzag voor een psychiatrische stoornis? ‘Nee’, zegt hij resoluut. ‘ Hij wist ervan, ik ben eerlijk in die dingen. Maar mijn klachten hingen niet samen met mijn stemming. Bovendien kwamen we elkaar maar weinig tegen, dus is het sowieso onmogelijk dat hij manische depressiviteit kon diagnosticeren. Zijn bezwaren tegen mij gingen bovendien veel langer terug. Tegenover een collega heeft hij zich in een brief laten ontvallen dat hij zich al vijftien jaar zorgen maakte over mijn functioneren. Zoals ik over mijn vak schreef, was naar zijn eigen zeggen voor hem oninvoelbaar en zelfs een signaal van een verkeerde beroepskeuze. Ik zou volgens hem te veel activiteiten ontplooien. Daar ligt voor mij de ultieme reden dat hij mij in staat van beschuldiging stelde.’


De overeenkomst met sommige van de reacties die hij 25 jaar geleden kreeg, toen hij als Alexander van Es zijn ervaringen als co-assistent publiceerde in MC en later bundelde onder de titel Anatomie van het gevoel, is groot. Het boek - inmiddels een klassieker - werd niet door iedereen even positief ontvangen. Ook toen al kreeg Schretlen te horen dat hij beter een ander vak had kunnen kiezen dan de (huisarts-)geneeskunde.


‘Ja’, reageert hij fel, ‘die parallel valt mij ook op. Ik ben altijd geconfronteerd met zulke reacties op mijn publicaties over onderwerpen die in de taboesfeer liggen. De medische branche kent ongeschreven codes die je niet aan de orde mag stellen en die je vooral niet mag schenden. Als je, wat ik vaak heb gedaan, je nek toch uitsteekt heb je een probleem.’


In de Franse cultuur, die hij goed kent - hij heeft in Frankrijk gewerkt en is een groot kenner van het Franse lied - is het, zegt Schretlen, helemaal niet vreemd dat je een bepaald vak uitoefent en daarnaast als kunstenaar of als auteur actief bent. In Nederland wordt dat nog altijd met scheve ogen bezien. ‘Je bent of een slechte dokter of een slechte schrijver.’

Dienstbaarheid


Passie en compassie zijn de steekwoorden bij alles wat Schretlen doet en heeft gedaan. ‘Mijn vader was daarin mijn grote voorbeeld. Hij was hoogleraar kindergeneeskunde en oefende met een enorme toewijding zijn vak uit. Hij stelde zich dienstbaar op, ten opzichte van zijn patiënten, maar ook tegenover zijn assistenten en co-assistenten. Die dienstbaarheid heb ik van mijn vader geleerd. Ik vind dat het in de geneeskunde in de eerste plaats gaat om liefde voor de mensen en voor het vak. Ik geef toe: het is misschien een wat ouderwetse opvatting. Zeker, een goede beloning voor je werk is belangrijk, maar veel essentiëler is dat collegae gestimuleerd en niet gefrustreerd worden in datgene wat ze tot hun vak heeft gebracht.


Nu krijgen ze te veel en te vaak de duimschroeven aangedraaid, ook door hun collegae. Ik ken ze, de huisartsen die het zwaar hebben. Allemaal mensen van eind veertig tot medio vijftig. Gouden krachten. Wat zie je: de een na de ander geeft het op. Omdat ze zich willen toeleggen op een deelgebied van hun werk waar ze goed in zijn en plezier aan beleven, maar door bureaucratische instanties worden tegengewerkt. Of omdat ze een eigenzinnige persoonlijkheid hebben en er een wijze van patiëntenzorg op nahouden waarop directe collega’s kritiek hebben. Dan krijg je toestanden die je voor onmogelijk houdt: ruzie, scheldpartijen, intimidaties.’


Het is of Schretlen ook over zichzelf spreekt. ‘Dat is mogelijk. In ieder geval ben ik trouw gebleven aan een stijl van werken die ik mij tijdens mijn opleiding heb eigengemaakt. Ik houd vol dat in het huidige medische discours te weinig recht wordt gedaan aan een praktijk waarin het ‘pluis/niet-pluisgevoel’, de klinische blik, en het je inleven in de patiënt nog altijd hele wezenlijke zaken zijn. Ik ben weliswaar een groot voorstander van de wetenschappelijke onderbouwing van ons handelen, maar nu is de uniformiteit en het accent op standaarden en protocollen zo sterk dat daardoor waarden als compassie, betrokkenheid en verantwoordelijkheid ondergesneeuwd raken. De kritische geest die artsen heeft geïnspireerd tot het formuleren van de principes van evidence-based medicine is verdwenen. Evidence-based medicine is een soort keurmerk geworden. Het wezen van de arts-patiëntrelatie is en blijft toch, en ook dat klinkt ouderwets, de lijdende mens. Het is een gegeven dat in de westerse samenleving lijden meestal een medische kleur krijgt. Dat kun je als medicus niet negeren. Als arts moet je oor hebben voor de angsten van je patiënten. Angst is niet in maat en getal uit te drukken. Ik heb beleefd hoe het is om met doodsangsten te moeten leven.’

Kleine onvrede


Is Schretlens beroepsethos niet wat te hooggestemd gebleven? Zijn patiënten niet in toenemende mate ongeduldig? Ze hebben last van een of ander ongemak en willen daarvan zo snel mogelijk worden verlost. Dat kun je moeilijk ‘lijden’ noemen. ‘Ja, die consumptieve drang, die kleine onvrede, die herken ik’, beaamt hij. ‘Maar er kan wel degelijk angst en dus lijden achter schuilgaan. Een betrekkelijk kort gesprek kan al voldoende zijn om deze mensen het gevoel te geven dat je ze serieus neemt. Met patiënten die een medische verklaring van me wilden om een kamer aan de zonzijde van het hotel te krijgen, heb ik altijd verschrikkelijk veel moeite gehad. Daar heb ik indertijd ook over gepubliceerd in MC. Enkele patiënten, met wie de relatie écht problematisch werd, heb ik het advies gegeven een andere dokter te zoeken.’


Toch heeft Schretlen het vak nooit om die reden willen of hoeven opgeven. Integendeel, hij had na enkele moeilijke jaren een praktijk met doorgaans probleemloze patiënten. En als zijn gezondheid hem geen parten had gespeeld, dan had hij alles op alles gezet om, ‘wellicht in een andere setting’, zijn werk als arts voort te zetten. Inmiddels heeft hij zich ‘enigszins verzoend’ met zijn situatie. Hij heeft een paar uur per dag om zich aan zijn kinderen, de kunst of het schrijven te wijden, ‘dan is het op’. ‘Ik geneer me voor het feit dat ik zo weinig kan. Hoe lang leef ik nog? Dat is een vraag die ik me regelmatig stel. Rond Kerst ondervond ik een soort meningale prikkeling. Op reis naar het buitenland gaan ampullen met antibiotica mee voor het geval ik meningitis krijg. Hoe reëel is die kans? De angst zit er in ieder geval behoorlijk in, maar ik moet ervoor oppassen dat het niet mijn leven bepaalt.’

Ragfijn web


De Franse chanssonier is opgehouden met zingen.


‘Ik houd’, zegt Ignace Schretlen peinzend, ‘van de verhalen van Julio Cortázar. Ken je die? Die doen recht aan het bizarre van het alledaagse bestaan, dat zich moeilijk in woorden laat vangen. Wat er zich exact in de werkelijkheid voordoet, onttrekt zich in de grond van de zaak aan ons begrip. Dat ragfijne netwerk van alle dingen die elkaar beïnvloeden, dat u bijvoorbeeld hier heeft gebracht om mij te interviewen, dat web kunnen we niet doorzien. Het valt me op hoe weinig collegae zich voor dit soort vragen interesseren. Ik ben blij dat ik me daarover als auteur en als beeldend kunstenaar kan uitspreken. Al waren de woorden die ik uitsprak als huisarts misschien toch belangrijker.’



Ignace Schretlen, Voorbij en daarna

Enkele andere werken van Schretlen zijn: 


l Anatomie van het gevoel, dagboek van een co-assistent. Alexander van Es.


l Op uw gezondheid, dagboek van een huisarts in opleiding. Michel van Hout.


l Eet jouw dokter ook patat. Ignace Schretlen.


l Weekendleed. Patrick Bosboom.


l Een eindeloos bestaan. Patrick Bosboom.

Tijdens de Boekenweek in maart verschijnt van Schretlen : De dood leeft met je mee

Artikelen in MC:

De validiteit van een melding bij de inspectie - uitspraak nationale ombudsman in Medisch Contact 28 februari 2002

 -

deze uitspraak met discussie op ons besloten gedeelte 'Tuchtzaken' 

Link:

Brieven:

1. dr. A.J. Swaak


2. Ignace en Mia Schretlen-van der Vorst, huisartsen


depressie anatomie & fysiologie
  • Henk Maassen

    Henk Maassen is sinds 1999 journalist bij Medisch Contact, met speciale belangstelling voor psychiatrie en neurowetenschappen, sociale geneeskunde en economie van de gezondheidszorg. Hij stelt wekelijks de Media & Cultuur-pagina’s samen.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.