Voorspellen nieuwe virusepidemie is nu onmogelijk
Plaats een reactieBepalen wat het risico is op een nieuwe epidemische of pandemische uitbraak van een zoönotisch virus is momenteel vrijwel ondoenlijk. Dat betogen Michelle Wille e.a. in PLOS Biology.
Dat komt in de eerste plaats omdat er te weinig gegevens zijn. Waarschijnlijk is tot op heden slechts 0,001 procent van alle virussen geïdentificeerd. Daar komt bij dat de data die we hebben virussen betreffen die al bij mensen of landbouwdieren zijn vastgesteld, waarvan met andere woorden dus bekend is dat ze zoönosen (kunnen) zijn.
Verder zijn de meeste dieren in wier nabijheid mensen verkeren in het geheel niet op virussen onderzocht, en waren ze dat wel dan nog zullen deze virussen zo snel evolueren dat dergelijke gegevens betrekkelijk snel verouderen. Het komt erop neer dat voorspellen welke van de talloze dierlijke virussen bij mensen kunnen opduiken en een epidemie kunnen veroorzaken, gelijkstaat aan het ‘vinden van een bepaalde zandkorrel op een strand’, aldus Wille e.a.
Veel beter is het volgens hen daarom op plekken waar dieren en mensen naast elkaar leven voortdurend monsters te nemen, met andere woorden de uitwisseling van virussen continu te bewaken. Dat moet leiden tot realtime, empirische schattingen van de frequentie van virusspill-over tussen dieren en mensen.
We weten inmiddels dat vleermuizen aan SARS-CoV-2 gerelateerde coronavirussen huisvesten, die met zulke surveillance gevolgd zouden moeten worden. Maar er is veel meer: het is bijvoorbeeld pas kort bekend dat spitsmuizen gastheren zijn van virale zoönosen.
Dat roept de vraag op of we niet meer te weten zouden moeten komen over de mate waarin andere kleine zoogdieren of buideldieren fungeren als potentieel voor de mens gevaarlijke virusreservoirs. Neem het voorbeeld van de schubdieren, aldus Wille e.a.: die werden lange tijd genegeerd als virusreservoirs, hoewel nu duidelijk is dat deze dieren zijn geïnfecteerd door een aantal virussen, waaronder virussen die nauw verwant zijn aan SARS-CoV-2.
PLoS Biol 19(4): e3001135
Lees ook- Er zijn nog geen reacties