Inzet ‘zorgfraudearts’ levert nog weinig op
Plaats een reactieDe inzet van een onafhankelijke, deskundige arts (ODA) bij zorgfraudezaken heeft de voortgang van strafrechtelijke onderzoeken nog niet kunnen bespoedigen. Dat is de conclusie na de eerste ervaringen die hiermee zijn opgedaan. Toch wordt het bestaan van de ODA-functie voorgezet.
In 2017 werd de ODA-functie ingesteld: een hiervoor opgeleide arts die door het Openbaar Ministerie (OM) kan worden opgeroepen bij strafrechtelijke onderzoeken naar mogelijke zorgfraude, om als tussenpersoon relevante informatie uit medische dossiers te selecteren en aan te leveren voor dat onderzoek. Deze functie is vastgelegd in een convenant tussen het ministerie van VWS, het OM, opsporingsdienst FIOD, toezichthouder Nederlandse Arbeidsinspectie, de KNMG en de belangenorganisaties van tandartsen en fysiotherapeuten.
Weinig zaken
Een evaluatie door het ministerie van VWS van de eerste vijf ODA-jaren levert een aantal knelpunten op. Ten eerste zijn er maar bij weinig zaken ODA’s ingezet en is de opgedane ervaring beperkt. Toezichthouders en zorgverzekeraars deden ‘te weinig’ melding van geschikte artsenzaken, luidt een conclusie in het evaluatierapport. Er werden twee ODA’s ingezet rond een zaak waar een huisarts bij was betrokken. Dat was een ‘atypische’ zaak waarbij de verdachte arts zelf vroeg om ODA-inzet. Daarnaast zijn nog twee tandartsen ingezet in een tandartszaak.
Juridische houdbaarheid
Verder achtte het OM zelf weinig strafzaken geschikt om een ODA bij te betrekken. Het OM toonde zich voorzichtig uit vrees dat een rechter de werkwijze als onrechtmatig zou kunnen bestempelen en dat het verkregen bewijs dan niet kon worden benut in de strafzaak. Want er is nog geen jurisprudentie: deze werkwijze is nog steeds niet getoetst door een rechter, waardoor de ‘de juridische houdbaarheid onzeker is’.
Hindernissen
Voor de ODA’s zelf bleek het soms moeilijk hun werk uit te oefenen, omdat een onderzoeksvraag, dossierstukken of administratie niet geschikt bleken voor hun taak. De inzet van de twee artsen in de huisartszaak verliep verder met ‘praktische, administratieve en procesmatige hindernissen’. De inzet van ODA’s maakt fraudeonderzoeken die tegen het medisch beroepsgeheim aanlopen daardoor vooralsnog niet eenvoudiger en sneller, maar ‘eerder moeilijker en trager’.
Hoewel de ODA ‘weinig succesvol’ is gebleken, is in het najaar besloten de samenwerking met een pool van ODA’s nog eens met vijf jaar te verlengen. Zo kan er meer ervaring worden opgedaan.
Lees ook- Er zijn nog geen reacties