Tuchtrecht
6 minuten leestijd

Psychiater geeft te makkelijk informatie prijs

Plaats een reactie
Zaaknummer RTC Amsterdam 09/169 H 128, uitspraak 21 december 2010
Specialisme Psychiater
Uitspraak Waarschuwing
Klager Ex-echtgenoot patiënt
Relevantie volgens de inspectie In een rapportage over een patiënt medisch inhoudelijke opmerkingen maken over een andere persoon die je nog nooit gezien hebt, is niet alleen not done, maar zelfs onprofessioneel. De beroepsgroep van psychiaters is er zeer duidelijk in. Je rapporteert alleen over zaken waar om gevraagd wordt en niet meer dan dat. Dat wordt in de richtlijn over een rapportage aangeduid met parsimony (relevantie of zuinigheid).
Feiten Verweerster heeft op verzoek van een maatschappelijk werkende bij het AMK, na een verwijzing door een huisarts, een psychiatrische rapportage over de ex-echtgenote van klager verricht. De onderzoeksvraag aan verweerster behelsde niet meer dan te onderzoeken of bij haar sprake was van een persoonlijkheidsstoornis. Verweerster heeft in haar rapportage uitspraken gedaan over de geestesgesteldheid van klager.
Overwegingen tuchtcollege Het begrip relevantie of zuinigheid (parsimony) in de richtlijn psychiatrische rapportage van de NVvP houdt in: “dat de psychiater niet méér rapporteert dan voor het beantwoorden van de vraagstelling noodzakelijk is. Alles wat niet doorzichtelijk verband houdt met de classificatiecriteria, diagnostische overwegingen of afwegingen ten behoeve van de concrete beantwoording van de vraagstelling is “te veel”.” Door in haar rapportage uitspraken te doen over de geestesgesteldheid van klager, heeft verweerster deze norm overschreden.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 26 mei 2009 binnengekomen
klacht van:
A,  wonende te B,  k l a g e r,
tegen
C, psychiater, wonende en werkzaam te B, v e r w e e r s t e r,

1. Het verloop van de procedure.
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het antwoord met de bijlage;
- de repliek;
- de dupliek;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;
- de pleitnotities van mr. M.H.M. Mook verbonden aan ARAG Rechtsbijstand te D, door haar, namens verweerster, overgelegd ter terechtzitting.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.
Partijen waren aanwezig. Verweerster werd bijgestaan door mr. Mook voornoemd.

2. De feiten.
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
Verweerster heeft op verzoek van een maatschappelijk werkende bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), na een verwijzing door een huisarts, een psychiatrisch rapportage over de geestelijke gezondheidstoestand van E, de ex-echtgenote van klager, verricht.
Op 21 november 2008 heeft de huisarts van de ex-echtgenote van klager aan verweerster het volgende geschreven:
“ Gaarne Uw onderzoek en diagnostiek van pate, mede op instigatie van AMK.
De vraag is of bij pate een persoonlijkheids stoornis aanwezig is.
Er is strijd met de ex-echtgenote omtrent de voogdij.
Gaarne uw evaluatie/behandeling”.
Op 24 december 2008 heeft verweerster, nadat zij de ex-echtgenote van klager tweemaal had gezien, haar rapport opgesteld. Zij heeft een afschrift hiervan aan het AMK en naar de ex-echtgenote van klager gestuurd. In dit rapport heeft verweerster onder meer geschreven:
“Enkele opmerkingen vooraf
Al snel werd duidelijk dat met de aantijging dat E zou lijden aan een borderline persoonlijkheidsstoornis
geschermd wordt in een zich voortslepende gerechtelijke procedure tussen twee ex-echtelieden rond de bezoekregeling van hun dochtertje F.
Elk der parijen probeert in een dergelijke situatie natuurlijk zijn/haar gelijk te krijgen en er zelf zo goed mogelijk uit te komen. Ik was daar in mijn contact met E alert op en heb mijn best gedaan alle mogelijke neutraliteit te betrachten. Nu ik ten behoeve van de rapportage mijn aantekeningen herlees betrap ik mij op een toenemende verontwaardiging.
Ik doe mijn best mijn bevindingen toch zakelijk te beschrijven, maar zal mijn menig uiteindelijk niet onder stoelen of banken kunnen steken. (…)
Beschouwing
(…) Het is mij niet toegestaan een oordeel uit te spreken over iemand die ik zelf niet heb gesproken en onderzocht; ik meen echter dat het mij wel geoorloofd is een vraag op te werpen over de andere partij in dit conflict, A, van wie E mij een commentaar op een verslag van de door de rechtbank toegewezen mediator (G) ter hand stelde.
Daaruit komt voor mij een man naar voren die alle kwaad buiten zichzelf legt zonder enige zelfkritiek, en zich voordoet als slachtoffer of als de goedheid zelve, waarbij hij zich slechts in de ander verplaatst om daar zelf garen bij te spinnen in een charme-offensief waarop menigeen zich lijkt te verkijken. Ik vraag mij dan ook af of niet juist A lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, en wel met antisociale trekken.
Een andere vraag lijkt mij: wat is beter voor een kind - streven naar een band met beide onderling niet meer door één deur kunnende ouders of opgroeien in een harmonieus éénoudergezin…?
Ik wens de rechter daarin een wijs oordeel toe.
Advies
(…) Voor het geval contact tussen A en F gerealiseerd moet worden lijkt het mij aan te bevelen dat op neutraal terrein te laten plaats vinden; (…)”


3. Het standpunt van klager en de klacht.
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
1. niet heeft voldaan aan de door de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en de Koninklijke Nederlands Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst (KNMG) gestelde vereisten aan een rapportage;
2. verregaande uitspraken heeft gedaan over klager, zonder hem gezien of gesproken te hebben, die slechts zijn gebaseerd op een verklaring van zijn ex-echtgenote en op een reactie van klager op een vertrouwelijk mediationrapport dat de exechtgenote haar ter hand heeft gesteld.

4. Het standpunt van verweerster.
Verweerster heeft primair gesteld dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht daar hij niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 65 lid 1 sub a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (wet BIG). Subsidiair heeft zij de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid oordeelt het college als volgt.
Degene die een klacht indient tegen een beroepsbeoefenaar die een geneeskundige verklaring aflegt die voor de klager consequenties kan hebben kan als rechtstreeks belanghebbende worden aangemerkt in de zin de wet BIG. In het onderhavige geval is daarvan sprake. Verweerster heeft immers in haar rapport van 24 december 2008 een uitspraak gedaan over de geestelijke gezondheidstoestand van klager die van belang
was in verband met een gerechtelijke beslissing omtrent de omgangsregeling met zijn dochter F. Klager kan derhalve worden ontvangen in zijn klacht.
Gelet op de onderlinge samenhang van beide klachtonderdelen worden deze hieronder gezamenlijk behandeld.
Bij de beoordeling van de klacht zal de richtlijn psychiatrische rapportage van de NVvP (augustus 2002) (hierna: de richtlijn) onder meer het toetsingskader zijn, ondanks de vermelding van het bestuur van de NVvP in het voorwoord dat de richtlijn een maximale geldigheidsduur van vijf jaar heeft. Het college gaat er vanuit dat nu de richtlijn niet is vervangen door een nieuwere versie (maar wel recentelijk voorzien is van een amendement) de huidige richtlijn een juiste en volledige weergave is van de professionele standaard op dit specifieke gebied en als zodanig nog zijn werking heeft.
Onder psychiatrische rapportage wordt volgens de richtlijn verstaan: “het uitbrengen door een psychiater van een medisch rapport, dat is gebaseerd op psychiatrisch onderzoek van een betrokkene en/of een beoordeling van relevante gegevens, met toepassing van psychiatrische expertise (deskundigheid).”
Aan de hand van deze definitie stelt het college vast dat verweerster, anders dan zij heeft gesteld, een psychiatrische rapportage heeft verricht. Verweerster heeft overigens in het rapport onder het kopje “Enkele opmerkingen vooraf” zelf haar stuk ook als rapportage aangemerkt.
In hoofdstuk 5 van de richtlijn worden minimum eisen beschreven waaraan een rapport dient te voldoen met betrekking tot deskundigheid, zorgvuldigheid, intersubjectieve toetsbaarheid, relevantie, consistentie en begrijpelijkheid.
Het begrip relevantie of zuinigheid (parsimony) houdt volgens de richtlijn in: “dat de psychiater niet méér rapporteert dan voor het beantwoorden van de vraagstelling noodzakelijk is. Alles wat niet doorzichtelijk verband houdt met classificatiecriteria, diagnostische overwegingen of afwegingen ten behoeve van de concrete beantwoording van de vraagstelling is “te veel”.”
Vast staat dat de onderzoeksvraag aan verweerster niet meer behelsde dan te onderzoeken of bij de ex-echtgenote van klager sprake was van een persoonlijkheidsstoornis.
Door in haar rapportage uitspraken te doen over de geestesgesteldheid van klager heeft verweerster bovenstaande norm overschreden. Niet alleen heeft verweerster zich ten onrechte uitgesproken over de persoon van klager door middel van het opwerpen van suggestieve vragen in haar rapport. Ook heeft zij in haar rapport ongevraagd advies gegeven over de wijze waarop de eventuele omgangsregeling met zijn kind diende te worden ingevuld. Zij heeft zich hierbij bovendien uitsluitend gebaseerd op informatie die zij van de kant van de ex-echtgenote heeft vernomen. Ter terechtzitting heeft verweerster geen blijk gegeven dat zij inziet dat zij zich had moeten realiseren dat zij haar bevoegdheid te buiten ging en dat zij op die wijze de positie van klager ernstig kon schaden. Dit klemt des te meer nu verweerster heeft gesteld dat zij een ruime ervaring had met rapportages en zij op de hoogte was van het feit dat de ex-echtgenote en klager in een gerechtelijke procedure waren verwikkeld over de omgangsregeling met hun dochter F. Dit gebrek aan inzicht in de onjuistheid van haar handelen is zorgelijk. Nu verweerster heeft aangekondigd in de toekomst geen rapportages meer te verrichten zal worden volstaan met het opleggen met de lichtste maatregel.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor, gelet op hetgeen daarover hiervoor is overwogen, passend.

6. De beslissing.
Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerster.
Aldus gewezen op 16 maart 2010 door:
mr. T.L. de Vries, voorzitter, J. Edwards van Muijen, dr. T. Kuipers en prof. dr. P.Speelman, leden-arts,
mr. W.A.H. Melissen, lid-jurist, mr. T.H.C. Coert, secretaris, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 11 mei 2010 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

  • Meer medisch recht

<b>PDF van de uitspraak</b>
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.