Tuchtrecht
5 minuten leestijd

Geen virusinfectie, maar leukemie

6 reacties

Feiten
Een arts zag patiënte in verband met jeukklachten aan hals en rug, waarvoor hij respectievelijk cutivate crème en antimycotica voorschreef. Een halfjaar later meldde patiënte zich opnieuw, nu met klachten van erge vermoeidheid, maar zonder andere klachten, ook geen jeuk. De arts liet laboratoriumonderzoek doen. Daaruit bleek een licht verhoogde bloedsuiker en een matig verhoogd aantal lymfocyten met in de differentiatie atypische lymfocyten. Voor de glucose is verhoogde controle afgesproken. Verder is patiënte verteld dat er geen ernstige afwijkingen waren gevonden en dat de moeheid waarschijnlijk door een virusinfectie kwam. De arts adviseerde haar om opnieuw een afspraak te maken als de moeheid binnen vier weken niet over was.

Na weer een halfjaar had patiënte jeuk over het hele lichaam. De arts liet het laboratoriumonderzoek herhalen. Opnieuw was sprake van lymfocytose met atypische lymfocyten. De arts heeft patiënte toen verwezen naar een internist-hematoloog. Ze bleek aan leukemie te lijden.

Patiënte verwijt de huisarts onder meer dat hij al ruim twee jaar had kunnen weten dat zij leukemie had.

Overwegingen tuchtcollege
Dat de arts op basis van het bloedbeeld, gekenmerkt door een flinke lymfocytose, een viraal effect heeft verondersteld is niet onjuist of onzorgvuldig te achten. Wel had de arts na 4 tot 8 weken een controlemoment moeten inbouwen – bijvoorbeeld in de vorm van een herhaald bloedonderzoek – om na te gaan of het veronderstelde virusbeeld verdwenen was, zodat andere oorzaken voor de lymfocytose waren uitgesloten. Door dit na te laten is het onderzoek onvoldoende zorgvuldig geweest. De arts krijgt daarom een waarschuwing opgelegd.

Relevantie volgens de inspectie Afwijkend bloedonderzoek moet je actief vervolgen, ook al denk je dat die afwijkingen vanzelf wel weer zullen verdwijnen. Dat is de visie van het tuchtcollege, dat daarmee voor de veilige weg kiest. De huisarts koos voor een iets risicovollere weg op grond van de veronderstelling dat het een virusinfectie zou zijn. De mededeling dat de patiënt terug moet komen als de klachten na vier weken nog niet over zijn, voldoet dus niet, ook al denk je aan iets wat vanzelf overgaat.

(Zaaknummer RTC Den Haag 2010-106)



Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

 

A,

wonende te B,

klaagster,

 

tegen:

 

C,arts

wonende te B,

de persoon over wie geklaagd wordt,

 

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is namens klager ingediend op 8 juli 2010 en is gevolgd door een brief van klager, ingekomen op 28 juli 2010.  Namens de arts heeft mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, werkzaam bij de Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht, een verweerschrift ingediend. Namens klaagster is gerepliceerd door mr. P. van Baaren, advocaat te Rotterdam, waarna is gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in het vooronderzoek te worden gehoord. Zijdens klaagster is nog een brief ingekomen op 14 maart 2011.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 april 2011. Klaagster werd bijgestaan door mr. Van Baaren en de arts door mr Berkhoff-Muntinga.

 

2. De feiten

2.1       Klaagster was patiënt bij de arts van 9 januari 2002 tot en met 11 augustus 2008.

Klaagster consulteerde de arts geregeld en was bekend met een gestoorde glucosetolerantie.

 

2.2       In juni 2007 zag de arts klaagster in verband met jeukklachten aan hals en rug, waarvoor de arts cutivate crème voorschreef.

2.3       In augustus 2007 heeft de arts klaagster onder verdenking van een schimmelinfectie behandeld met een kuur antimycotica. Er leek verbetering op te treden en de arts adviseerde de cutivate crème geleidelijk af te bouwen. Vervolgens is de cutivate crème nog enkele malen na telefonisch verzoek herhaald.

 

2.4       In december 2007 meldde klaagster zich bij de arts met klachten van erge moeheid. Zij meldde toen geen andere klachten, ook niet van jeuk.

De arts heeft in verband met de vermoeidheidsklachten laboratoriumonderzoek laten verrichten. Daaruit bleek een licht verhoogd bloedsuiker en een matig verhoogd aantal lymfocyten met in de differentiatie atypische lymfocyten.

Aan klaagster is de uitslag van het laboratoriumonderzoek meegedeeld. Voor de verhoogde glucose is controle afgesproken. Verder is klaagster gemeld dat er geen ernstige afwijkingen bij het laboratoriumonderzoek waren gevonden en dat de moeheid waarschijnlijk door een virusinfectie werd veroorzaakt. De assistente heeft klaagster geadviseerd opnieuw een afspraak te maken als de klachten van moeheid binnen vier weken niet zouden overgaan.

 

2.5       In juni 2008 consulteerde klaagster de arts opnieuw. Zij klaagde nu over algehele jeuk over het gehele lichaam.

De arts liet het laboratoriumonderzoek herhalen.

Blijkens de uitslag op 12 juni 2008 was opnieuw sprake van lymfocytose met atypische lymfocyten. De arts heeft klaagster toen verwezen naar een internist-hematoloog. Vervolgens bleek klaagster te lijden aan leukemie.

 

2.6       Op 11 augustus 2008 heeft klaagster de praktijk van de arts verlaten en is zij overgestapt naar een andere huisarts.

 

3. De klacht

3.1       Klaagster verwijt de arts dat hij bewust twee jaar heeft gelogen over de bloeduitslagen van klaagster. Hoewel de arts steeds doorgaf dat deze goed waren, had daar – zeker ook gezien de door klaagster ervaren jeuk - al ruim twee jaar uit kunnen blijken dat klaagster leukemie had.

3.2       Verder heeft de arts volgens klaagster ten onrechte in het dossier vermeld dat klaagster naar psychiatrie werd verwezen: in feite was klaagster naar een psycholoog verwezen.

 

4. Het standpunt van de arts

4.1       Volgens de arts is er tot december 2007 op grond van de consulten met klaagster geen aanleiding geweest voor het doorverwijzen naar een specialistisch arts. De arts geeft aan dat hij het bloedbeeld in december 2007 niet heeft beschouwd als ernstig pathologisch maar meer passend bij een niet ernstige virusinfectie.

In juni 2008 heeft de arts klaagster direct doorverwezen naar de specialist.

De arts geeft aan dat hij alle uitslagen altijd met klaagster heeft besproken en dat hij niets voor haar heeft achtergehouden noch haar heeft voorgelogen.

 

4.2       De vermelding in het dossier ‘naar: psychiatrie’ betreft volgens de arts een administratieve code voor een verwijzing naar het RIAGG. Volgens de arts is hiermee geen uitspraak gedaan over enige problematiek van klaagster.

 

5. De beoordeling

5.1       Het College stelt voorop dat de behandeling ter zitting noch het dossier aanwijzingen opleveren dat de arts al vóór december 2007 beschikte over verontrustende uitslagen ten aanzien van klaagster. Dat de arts op basis van het bloedbeeld uit december 2007, gekenmerkt door een flinke lymfocytose, een viraal effect heeft verondersteld is naar het oordeel van het College in het licht van de waarnemingen uit het door de arts verrichte onderzoek niet onjuist of onzorgvuldig te achten. Wel had de arts na 4 tot 8 weken een controlemoment moeten inbouwen – bijvoorbeeld in de vorm van een herhaald bloedonderzoek - teneinde na te gaan of het veronderstelde virusbeeld verdwenen was zodat andere oorzaken voor de lymfocytose waren uitgesloten. Door dit na te laten is het onderzoek onvoldoende zorgvuldig geweest en daarvan dient de arts een tuchtrechtelijk verwijt te worden gemaakt.   

 

5.2       Dat de arts in het dossier op een enkele plaats ‘psychiatrie’ heeft vermeld waar sprake was van een psycholoog, is naar het oordeel van het College niet te kwalificeren als een tuchtrechtelijk verwijtbaarheid, nu de arts een afdoende verklaring heeft voor de vermelding in het dossier en verder in geen enkel opzicht is gebleken dat de arts dat heeft gedaan om klaagster te stigmatiseren.

 

5.3       Het voorgaande leidt ertoe dat aan de arts een waarschuwing zal worden opgelegd.

 

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

 

legt op de maatregel van WAARSCHUWING.

 

Deze beslissing is gegeven door: Mr P.A. Offers, voorzitter, Mr M.W. Koek, lid-jurist, Prof. Dr. R.G. Pöll, Dr. B. van Ek, en Dr. F.E. Ros, leden-artsen, bijgestaan door Mr. S.R.M.I. Roos- Bollen, secretarisen uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2011.

Meer tuchtzaken

<b>PDF van deze uitspraak</b>
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • M.F. Boon

    huisarts, Amsterdam

    Geachte Inspectie: een matig verhoogde lymfocytose met atypische lymfo's behoort tot het normale spectrum van bv Pfeiffer , cytomegalie e.a .het is niet gebruikelijk deze te controleren. De borging was het advies bij aanhoudende klachten na 4 weken w...eer contact op te nemen. De patient heeft dat advies niet opgevolgd, de uiteindelijk zeldzame diagnose is naar, maar wel een risico bij de door huisartsen gehanteerde gebruikelijke zorg. Misschien is een standaard laboratoriumdiagnostiek voor de huisartsenpraktijk van de NHG nodig?

  • Inspectie Gezondheidszorg

    , Den Haag

    Beide reacties gaan in op de medisch-inhoudelijke gevolgen van een afwijkende beoordeling van de lymfocyten. Wat de tuchtrechter tot zijn waarschuwing bracht, is niet de inhoudelijke beoordeling van de ernst van de omissie, maar het feit dat de huisa...rts een plicht heeft om afwijkende laboratoriumwaarden te vervolgen en die vervolging te borgen totdat de waarden genormaliseerd zijn of bewezen is dat het geen kwaad kan.

  • F.H.J. Prins

    huisarts, NIEUWE PEKELA

    Ach ja, defensieve geneeskunde. Is wel duurder, maar daar zit de inspectie en over het algemeen de zittende leden van een regionaal tuchtcollege niet mee.

  • J.M.M. Rondeel

    arts klinische chemie, ZWOLLE

    De term atypische lymfocyt wordt door veel laboratoria gebruikt als verzamelnaam voor allerlei afwijkende lymfo's. Dat kan variëren van de kenmerkende atypie bij een EBV infect tot aan viraal geprikkelde lymfo's, LGL's, prolymfocyten, hairy cells, ty...pische CLL cellen en soms worden lymfoblasten hier zelfs onder geschaard... Veel hangt af van de cytologische expertise van een lab en die laat vaak te wensen over. Een goede beoordeling is heel goed mogelijk waarbij een lab zelf een gericht advies kan geven voor vervolgdiagnostiek of directe doorverwijzing. Volgens mij heeft de huisarts juist keurig gehandeld en patiënt de 2e maal ook netjes doorverwezen. Het lijkt mij essentiëler om te vermelden om welke leukemie het ging, wat de mogelijke schade was van een te late doorverwijzing en of de beoordeling van de lymfo's in 1e instantie wel klopte. Mogelijk heeft nl niet de huisarts maar het lab een fout gemaakt....

  • Bart Bruijn

    huisarts, Streefkerk

    Eens met coll. Blok. Ik kan uit deze informatie niet halen of ik mijn werkwijze moet aanpassen. In elk geval is het niet mogelijk alle afwijkende leucytentalletjes te gaan vervolgen. Dan worden we weer gebudgetteerd volgend jaar. En natuurlijk maakt ...het ook uit wat voor leucemie het was.

    Ik vind het echter schrijnend dat er niet wordt verteld wat nu eigenlijk de schade is die er is geleden. Of is dat inmiddels geen criterium meer? Ook de uitspraak in het kader van de aangezichtsfractuur van enkele weken geleden kan ik dit kader worden gezien.

  • C.G.H. Blok

    huisarts

    Wij moeten leren van een dergelijke casus, maar helaas is de informatie erg summier: wat betekent een matig verhoogd aantal lymfocyten? Wat voor type leukaemie betond er: misschien een CLL? Wat zijn de consequenties van het in eerste instantie niet o...nderkennen van de diagnose?

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.