Tuchtrecht
Robinetta de Roode
19 minuten leestijd
Uitspraak tuchtcollege

Huisarts overlegt – met reden – tot hij een ons weegt

Plaats een reactie

Het is maar goed dat de Artseninfolijn van de KNMG bestaat. Die je kan bellen bij een juridisch ingewikkelde kwestie. En dat is het wel, als je een puberzoon wilt doorsturen naar gespecialiseerde jeugdhulp, waar moeder en stiefvader het mee eens zijn, maar vader (en ex-man van moeder) niet. Als het zover moet komen dat overleg met Veilig Thuis nodig is, dat er escalerende gesprekken op school plaatsvinden, en als vader afschriften van een dossier en vervolgens vernietiging van delen van dat dossier eist.

Ja, dan wil je wel even ruggenspraak. De huisarts wist daardoor dat een kind dat tussen de 12 en 16 jaar is, ook zelf wat te zeggen heeft over zijn dossier. Dat hij moest oppassen met loyaliteitsconflicten. Dat hij, als er mogelijk sprake is van kindermishandeling, als hoofdregel alles wat daar betrekking op heeft (en in het dossier thuishoort) niet eens mócht wissen, en moest bewaren tot het kind 34 jaar is.

Overigens is die bewaartermijn voor patiëntendossiers sinds 1 januari 2020 zelfs verlengd van vijftien naar twintig jaar nadat het kind meerderjarig wordt (39 jaar oud dus). Zodat anderen, en later het kind zelf, kunnen nakijken wat er is gebeurd. Wat een goede regel is dat. Die je meteen weer even duidelijk maakt waar dit om draait: niet om ruziënde ouders, maar om een kind dat in de knel zit. Al die wetgeving, meldcodes en overlegmomenten zijn er voor hem. Of haar.

Veel respect voor deze huisarts, die veel tijd en tact heeft gestopt in deze moeilijke casus.

De klacht die vader tegen hem aanspande, is ongegrond.

Sophie Broersen, arts/journalist

Robinetta de Roode, adviseur gezondheidsrecht

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 30 december 2019 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

gemachtigden mr. M.W.H. Lodewijks en mr. A. Looijmans te Eindhoven

tegen:

[C]

huisarts

werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigde mr. C. van der Kolk-Heinsbroek te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift

-          het verweerschrift

-          het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek.

Het college heeft met toepassing van artikel 67a wet BIG bepaald dat in raadkamer een eindbeslissing zal worden gegeven.

De zaak is op 22 juni 2020 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Verweerder is de huisarts van de minderjarige zoon (hierna: de zoon) van klager. Sinds de echtscheiding van de ouders in 2007, is er sprake van co-ouderschap. De moeder is hertrouwd; haar echtgenoot is de stiefvader van de zoon.

In verband met bestaande zorgen over de zoon, heeft verweerder de ouders in oktober 2012 geadviseerd hulp van buitenaf in te schakelen. Er werden verschillende initiatieven daartoe genomen.

Medio 2018 is in overleg met beide ouders besloten om ten behoeve van de zoon een eenmalig psychiatrisch consult aan te vragen. Verweerder maakte de verwijzing op

27 augustus 2018 in orde. Hierbij werd de praktijkondersteuner Jeugd GGZ (hierna: POH-J) van verweerder ingeschakeld, die tevens overleg had met de schoolmaatschappelijk werker van de school van de zoon.

Verweerder heeft in verband met de bij hem bestaande zorgen over de zoon, meerdere (telefonische) gesprekken met beide ouders - al dan niet samen met hun partners - gevoerd en de inhoud daarvan genoteerd onder de “S-regel” (subjectief) in het dossier van de zoon. Ook de inhoud van de gesprekken en overleggen van de POH-J met de ouders en de schoolmaatschappelijk werker zijn in het dossier onder de S-regel opgenomen.

Op 27 september 2018 noteerde verweerder in het dossier:

“  S      Lang rond gebeld naar diverse GGZ instellingen die zorg leveren voor jongen van [naam zoon] zijn leeftijd; (…) Instellingen adviseren allemaal te verwijzen naar Jeugdhulp [naam en adres instelling] Daar is ook kinderpsychiater en zij werken hierbij in systeemtherapie om gehele gezin te betrekken. (…) Moeder gaat accoord met verwijzing naar Jeugdhulp [naam en plaats instelling].”

De volgende dag vond een telefoongesprek met klager plaats en verweerder noteerde hierover

in het dossier:

“ S       (…) en geeft mij aan géén toestemming te geven voor verwijzing van [naam zoon] naar Jeugdhulp [naam instelling]…, afgesproken dat ik als huisarts dan niets kan doen en niets doe dat hij dit aan zijn ex-vrouw zal doorgeven”

Omdat er tussen de ouders geen overeenstemming bestond over de verwijzing van de zoon naar een gespecialiseerde jeugdhulpinstantie, noteerde de POH-J op 8 oktober 2018 in het dossier (alle citaten overgenomen inclusief eventuele taal- en/of typefouten):

“          Telefonisch contact met [naam schoolmaatschappelijk werkster] om deze nieuwe ontwikkeling te bespreken. Wanneer hierdoor hulpverlening in het vrijwillig kader geen doorgang kan vinden is het wellicht noodzakelijk om verder stappen te ondernemen en kan gedacht worden aan het doen van een zorgmelding bij Veilig Thuis. Dit met huisarts [naam verweerder] besproken. Afgesproken dat we even afwachten of ouders er samen uit gaan komen en de verwijzing alsnog gemaakt kan worden. (…)”

Op 7 november 2018 had de POH-J contact met de schoolmaatschappelijk werker:

“  S      Zij geeft aan dat [naam zoon] het de afgelopen tijd redelijk goed gedaan heeft op school. Afgelopen dinsdag is het echter weer helemaal misgegaan na een incident (…). School ziet heel duidelijk de communicatieproblemen tussen ouders als een factor waardoor de emmer bij [naam zoon] steeds overloopt. Zij hebben ouders komende donderdag uitgenodigd voor een gesprek op school. Hierbij willen ze aan de orde stellen dat deze problematiek schooloverstijgend is en dat bemoeienis van het [naam ondersteuningsteam] gewenst is. Wanneer ouders hier in het vrijwillige kader niet aan mee willen werken zien zij zich genoodzaakte een zorgmelding te doen bij Veilig Thuis. [naam schoolmaatschappelijk werker] geeft aan dat aanwezigheid van POH-GGZ of huisarts op prijs wordt gesteld. Ik ga dit overleggen met de huisarts.”

En op diezelfde datum noteerde zij ook:

“ S       Overleg met huisarts. Wij staan achter het besluit en standpunt va school. In het kader van de vertrouwensrelatie sluit huisarts niet aan, maar zal ik wel aansluiten.”

Eveneens op 7 november 2018 werd de tekst van de e-mail afkomstig van de stiefvader aan de POH-J, opgenomen onder de S-regel. In deze e-mail zette de stiefvader zijn zorgen over de situatie van de zoon uiteen en schreef (voor zover relevant voor de klacht) onder meer:

“          (….) De emotionele en psychische belasting die mijn vrouw, en in mijn ogen ook [naam zoon] op dit moment ervaart, uitgaande van respectievelijk ex man en vader bepaalt momenteel alles. Hij bestuurt [naam zoon], bestookt en bedreigt [naam moeder] met berichten, intimideert haar op straat en bij school, is zeer tegenstrijdig in zijn berichtgeving en heeft, ondanks herhaaldelijk verzoek en aandringen van de huisarts van [naam zoon], gekozen voor de weg naar de rechter door een advocaat in te schakelen. (…)”

Op 8 november 2018 noteerde de POH-J in het dossier:

“          Groot overleg op school met beide ouders, leerlingcoordinator, mentor en maatschappelijk werkster [naam]. Naar ouders is de boodschap overgebracht dat de situatie niet kan blijven zoals die nu is en dat er iets met gaan gebeuren.  Zoals de ouders nu met elkaar communiceren gaat dit niet vanzelf gebeuren Ouders wordt dan ook geadviseerd contact op te nemen met het ondersteuningsteam [naam] voor begeleiding. Wanneer zij dit niet doen binnen het vrijwillige kader zal school een zorgmelding doen bij Veilig Thuis. Aan ouders is tot en met vrijdag de tijd gegeven. In het gesprek escaleert het al heel snel weer tussen beide ouders, waarbij zij meerdere malen tot de orde geroepen dienen te worden. Uiteindelijk is het gesprek mede om die reden ook beeindigd (…)”

Op 15 november 2018 verzocht klager om inzage in het dossier van zijn zoon ter ondersteuning van een gesprek bij de rechtbank. Verweerder nam diezelfde dag

telefonisch contact op met de KNMG-infolijn en noteerde in het dossier onder de S-regel:

“          (…) gebeld om juridisch advies: kinderen tussen 12-16 jaar hebben voor een deel zelfstandigheid om over zichzelf te beslissen, als hij hulp wil en vader en/of moeder wil hier niet aan mee werken, mag hij toch verwezen worden voor verdere hulp. Kind lijkt een loyaliteitsprobleem te hebben naar beide ouders en hier zelf de dupe van te zijn. Advies is aan vader te zeggen dat zoon zélf aan huisarts toestemming moet geven voor een afschrift uit zijn dossier en dan om openheid te houden en af te spreken dat andere ouder ook een afschrift dan zal ontvangen.”

Ook noteerde hij:

“          Vader telefonisch ingelicht, zal het doorgeven aan [naam zoon] en gaat accoord met het feit dat, als [naam zoon] het goed vindt zijn vader een uitdraai uit zijn dossier te geven, hij ook gevraagd zal worden door mij als huisarts accoord te gaan met zelfde uitdraai uit zijn dossier naar moeder om onze neutrale positie te garanderen.”

En:

“          tel vader: hij vraagt of hij dossier van laatste 1 jaar mag opvragen ter ondersteuning gesprek rechtbank.: dat mag als [naam zoon] toestemming geeft en [naam zoon]’s moeder krijgt dan zelfde uitdraai”

Op 21 januari 2019 kwam klager samen met de zoon op consult. Verweerder vermeldde onder de S-regel in het dossier onder meer:

“          [naam zoon] geeft in bijzijn van zijn vader toestemming om aan vader en dan ook aan moeder een uitdraai uit zijn medisch dossier te geven.”

Vervolgens noteerde verweerder op 6 februari 2019 onder de S-regel in het dossier:

“          Vader komt uitdraai bekijken van laatste jaar uit zijn dossier, wil nu uitdraai van laatste 5 jaar… Uitleg gegeven dat ik gesprekken over [naam zoon] met hem (en evt. zijn huidige partner), niet voor beiden kan uitdraaien, daar dit mijn eigen subjectieve verslag is van deze gesprekken en het dus niet objectief is. De gezondheid van [naam zoon] staat centraal en subjectieve verslagen achteraf van mij naar aanleiding van gesprekken met één van de ouders van [naam zoon] zijn niet objectief voor iedereen inzichtelijk. Toegezegd dat ik zijn verzoek een uitdraai van de laatste 5 jaar van het dossier van [naam zoon], omdat [naam zoon] hiervoor toestemming verleend heeft, zal maken na overleg met de medische ICT-leverancier (anoniem!), zal inwilligen en hetzelfde verslag ook aan de moeder van [naam zoon] zal doen toekomen.”

Verweerder ontving op 21 maart 2019 een brief van de gemachtigde van klager waarin verzocht werd om volledige inzage in het medisch dossier van de zoon. Verweerder raadpleegde diezelfde dag de KNMG- informatielijn en noteerde in het dossier:

“          (…) De KNMG geeft mij te kennen dat ik inderdaad wettelijk verplicht ben hieraan gevolg te geven en dat persoonlijke aantekeningen en/of subjectieve verslagleggingen van mij als huisarts met vader of met moeder van [naam zoon] toch openbaar zijn voor beide ouders. Het dossier van een kind tussen de 12-16 jaar oud is voor beide ouders inzichtelijk, mits het kind hiervoor toestemming verleend heeft wat hier het geval is.”

Verweerder heeft op 11 april 2019 het gehele verslag uitgeprint en naar beide ouders gestuurd. Op 12 april 2019 ontving verweerder een e-mail van klager, waarin hij verweerder verzocht om de inhoud van e-mails die de stiefvader aan verweerder had geschreven, uit het dossier te verwijderen.

Verweerder heeft bij monde van zijn gemachtigde op dit verzoek geantwoord. Daarna hebben de beide gemachtigden met elkaar over de kwestie gecorrespondeerd. Verweerder zelf heeft overleg gehad met de KNMG-informatielijn:

“          21-06-19

(…)  Ik krijg advies hierover vertrouwensarts Veilig Thuis te benaderen voor een overleg, anoniem!, om te luisteren wat deze instantie mij adviseert… Jongen van 13 jaar heeft altijd het recht te beslissen wat er met zijn dossier wel en wat niet gebeurt, wat er in mag staan en wat verwijderd moet worden..., maar kind moet dit vrijelijk kunnen beoordelen en ernst hiervan echt zelf kunnen inschatten en beoordelen en in gesprek alleen met dossierhouder, huisarts dus, bespreken. Als ik als huisarts sterk de indruk heb of vermoeden heb dat hij door vader en/of moeder onder druk gezet wordt, als is het uit loyaliteitsprobleem, hierover zich uit te laten, kan het zelfs juist NIET verwijderd moeten/mogen worden omdat hij er ook later zelf inzage in moet blijven hebben en houden mocht hij op volwassen leeftijd over deze moeilijk periode geestelijke problemen hebben, dan moet hij kunnen zien in zijn eigen dossier wat in deze periode door vader of moeder gezegd en gedaan is. (…) Ook adviseert KNMG infolijn deze casus anoniem aan een of twee collega’s voor te leggen om hierover van gedachten te wisselen, vooral vanuit standpunt alles zeer zorgvuldig en weloverwogen te doen en te toetsen bij beroepsgenoten.”

Vervolgens heeft verweerder de casus op 24 juni 2019 voorgelegd aan de vertrouwensarts van Veilig Thuis en onder de S-regel in het dossier genoteerd:

“          (…) casus anoniem besproken en advies gevraagd over eis van vader om een stuk van stiefvader te verwijderen uit het dossier van [naam zoon]. Vertrouwensarts zegt dat delen uit dossier verwijderen op verzoek/eis van een van de betrokken ouders, niet gewenst is. Het is een mail van een ander en huisarts heeft hier geen waarde-oordeel aan gegeven dus mag mening van een ander niet verwijderen. Als ouders zo delen verwijderd willen hebben, wordt het dossier van [naam zoon] onvolledig en dat kan en mag niet. Als [naam zoon] in groot loyaliteitsconflict zit, is hem met één ouder laten komen op spreekuur om iets te laten verwijderen per definitie niet betrouwbaar omdat zijn loyaliteit naar de ouder die hem dan vergezelt de reden vormt om aan te mogen nemen dat hij niet vrij kan kiezen! Als huisarts moet ik hem beschermen om geen keuzes onder loyaliteitsdruk te laten maken. (…)”

Op 4 juli 2019 heeft verweerder de casus anoniem besproken met twee collega-huisartsen en hierover in het dossier genoteerd:

“          Ze geven aan dat ik mail van stiefvader (…) niet zo maar mag verwijderen uit dossier van [naam zoon]. (…) Dus het verwijderen van een stuk tekst uit het dossier van zoon [naam] kan alleen als beiden hiervoor toestemming geven en dat geld voor vader en voor moeder identiek.

Daarnaast geven de collega’s aan dat als ik delen op verzoek van een van de ouders verwijder, dat ik dan het volledig dossier niet meer intakt houd en ik aldus een onvolledig, een “verminkt” dossier over houdt wat voor [naam zoon] als hij later inzage wil hebben over deze periode schadelijk is. (…) Tot slot adviseerden de collega’s [namen] mij om (…) kenbaar te maken wat een dossier-opbouw in de huisartsen-registratie en werkwijze inhoudt m.b.v. het zgn SOEP-systeem: (…).

In dit dossier staat de mail van stiefvader d.d. 07-11-2018 op de S-regel genoteerd, wat aangeeft (…) dat dit verkregen informatie betreft, het geeft absoluut GEEN oordeel van de noterende huisarts weer en de huisarts verbindt hier geen consequenties aan. (…)”

Bij brief van 12 juli 2019 heeft de gemachtigde van verweerder aan de gemachtigde van klager laten weten dat het verzoek om delen van het medisch dossier van de zoon te laten vernietigen, niet wordt ingewilligd.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij:

a)      op ongegronde redenen informatie heeft toegevoegd aan het medisch dossier van zijn minderjarige zoon (hierna: de zoon) welke informatie niet thuishoort in het dossier;

b)      weigert om informatie uit het dossier te verwijderen;

c)      dat hij te laat reageert op de klacht hierover en geen openheid van zaken biedt omtrent de behandeling van de klacht;

d)      de inzage in het dossier heeft bemoeilijkt, althans in beginsel geen inzage heeft verleend.

Ter toelichting op de klachtonderdelen a) en b) verwijst klager naar de informatie die als productie 5 bij het klaagschrift is overgelegd.

Daarnaast verzoekt klager het college om verweerder te verplichten tot het vernietigen van de onder a) bedoelde gegevens, tot het toevoegen van informatie aan het dossier onder bepaalde voorwaarden en te beslissen dat de zoon niet langer de patiënt zal zijn van verweerder.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft - voor zover van belang kort en zakelijk weergegeven - als verweer het navolgende opgeworpen.

a)      De e-mail van de stiefvader betreft informatie van derden die kan worden opgenomen in de decursus onder de S-regel. Het betreft geen waardeoordeel of objectieve waarneming van verweerder, maar verkregen informatie. Verweerder achtte de informatie relevant in het kader van de zorgverlening aan de zoon. Het is dan ook onjuist dat verweerder op ongegronde redenen informatie zou hebben toegevoegd aan het dossier.

b)      Verweerder dient rekening te houden met meerdere belangen en belanghebbenden en heeft om die reden meerdere malen overleg gepleegd met andere professionals, waaronder de vertrouwensarts van Veilig Thuis, collegae huisartsen en adviseurs van de KNMG. Verweerder heeft de beslissing omtrent het vernietigingsverzoek van klager dan ook weloverwogen en zorgvuldig gemotiveerd genomen. Het verwijderen van delen van het medisch dossier van de zoon, acht verweerder in deze omstandigheden in strijd met goed hulpverlenerschap.

c)      Verweerder heeft een klachtenfunctionaris en is tevens aangesloten bij een geschilleninstantie. Verweerder heeft desondanks nimmer een officiële klacht ontvangen van klager. Klager laat bovendien na dit klachtonderdeel nader te onderbouwen, zodat verweerder daartegen geen verweer kan voeren.

d)      Klager heeft op 15 november 2018 gevraagd hoe hij inzage kan krijgen in het laatste jaar van het dossier van de zoon. Op 21 januari 2019 heeft de zoon zijn toestemming voor inzage gegeven. Op 6 februari 2019 kwam klager dit laatste jaar inzien op de praktijk en gaf aan de laatste 5 jaar te willen inzien. Hierover heeft verweerder advies ingewonnen. Op 20 maart 2019 werd verweerder gesommeerd om klager inzage te verlenen in het gehele dossier van de zoon. Een kopie van het dossier is op 12 april 2019 aan klager verstrekt.

Ten aanzien van de overige verzoeken meent verweerder dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat een beslissing op deze verzoeken niet tot de bevoegdheid van het college behoort. Subsidiair dienen deze verzoeken te worden afgewezen.

5. De overwegingen van het college

Ad klachtonderdelen a) en b) 

Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking, aangezien het college deze verwijten aldus begrijpt dat de informatie waar klager op doelt, niet in het dossier opgenomen had mogen worden omdat het daarin niet thuishoort en om die reden daaruit moeten worden verwijderd.

Het college overweegt als volgt.

Op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (art. 7:454 BW) is een arts verplicht om van iedere patiënt een dossier in te richten. In dat dossier noteert hij de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt, de uitgevoerde verrichtingen en neemt hij andere gegevens daarin op voor zover dit voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is. De arts bewaart het dossier gedurende twintig jaren, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de laatste wijziging in het dossier heeft plaatsgevonden, of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed hulpverlener voortvloeit.

Ten aanzien van de vraag of de door verweerder genoteerde gegevens onder de S-regel, noodzakelijk zijn voor een goede hulpverlening aan de zoon, overweegt het college als volgt.

De dossieraantekeningen laten zien dat reeds een aantal jaren - in elk geval vanaf 2014 - grote zorgen bestonden over de ontwikkeling van de zoon, waarvoor onder meer therapie en psychiatrisch onderzoek werd ingezet. In 2018 vond een verwijzing van de zoon plaats naar een gespecialiseerde jeugdhulpinstantie en besprak de POH-J van verweerder samen met de schoolmaatschappelijk werker van de school van de zoon, de optie tot het doen van een zorgmelding door de school aan Veilig Thuis, als hulpverlening in het vrijwillig kader geen doorgang zou kunnen vinden.

Op grond hiervan beantwoordt het college de hiervoor opgeworpen vraag met “ja”. Immers, de zoon bevond zich in een loyaliteitsconflict tussen zijn ouders en was het in het kader van de hulpverlening aan de zoon van belang dat informatie over de thuissituatie goed in het dossier werd genoteerd.

Indien er sprake is van een situatie waarin er zodanige zorgen over de ontwikkeling van een kind bestaan, dat zelfs een zorgmelding bij Veilig Thuis wordt overwogen zoals in dit geval, biedt de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ en de daarin genoemde KNMG-Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (hierna te noemen: de meldcode) een hulpverlener bij zijn handelen in een dergelijke precaire situatie nader houvast. Dit houvast is van belang omdat verweerder als huisarts het recht heeft om bij vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld gegevens te verstrekken aan Veilig Thuis (zie artikel 5.2.6 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en artikel 7.1.1.2 van de Jeugdwet).

De meldcode bevat een aantal bepalingen over het omgaan met gegevens over vermoedens van kindermishandeling, waarbij onder kindermishandeling wordt verstaan:

“          elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.”

In de meldcode wordt bepaald dat de arts in het medisch dossier zorgvuldig en objectief aantekeningen moet maken van:

“     -    (aanwijzingen voor) kindermishandeling;

-          onderzoeken die met het oog daarop zijn gedaan;

-          uitkomsten van die onderzoeken;

-          de inhoud van het overleg met collega’s, beroepskrachten en/of instanties zoals Veilig Thuis;

-          of voor het verstrekken van gegevens aan derden toestemming is gevraagd en/of verkregen;

-          alle andere stappen die de arts in het kader van (het vermoeden van) kindermishandeling heeft ondernomen.”

De eveneens in de meldcode geregelde bewaarplicht van de dossiergegevens, wordt als volgt toegelicht:

“          De arts bewaart dossiers die gegevens bevatten over (vermoedens van) kindermishandeling,

totdat het betreffende kind 34 jaar is geworden of zoveel langer als in verband met goed hulpverlenerschap noodzakelijk is. In bijzondere gevallen kan een arts gegevens over (vermoedens van) kindermishandeling uit het medisch dossier van een kind vernietigen. Dat kan alleen op verzoek van het kind zelf en uitsluitend als dat kind de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen op dit gebied. Als een ouder verzoekt om gegevens over (vermoedens van) kindermishandeling uit diens eigen medisch dossier te vernietigen, mag de arts dat weigeren vanwege het gerechtvaardigd belang van de betrokken kinderen bij bewaring van die gegevens. Goed hulpverlenerschap kan meebrengen dat de arts weigert om ouders inzage in of een afschrift van gegevens over kindermishandeling te geven.”

Ook de omvang van de dossierplicht wordt in de meldcode geregeld. In de toelichting staat daarover vermeld:

“          In het kader van kindermishandeling en huiselijk geweld betekent deze norm dat de arts alle waarnemingen die hij doet zorgvuldig en zo feitelijk mogelijk vastlegt in het dossier van de patiënt. Dat geldt ook voor alle informatie die hij hierover krijgt, alle stappen die hij zet en de redenen daarvoor, en alle contacten die hij heeft. Gaat het om subjectieve gegevens die hij (hetero)anamnestisch heeft verkregen, dan moet hij die als zodanig herkenbaar noteren.

Het is om meerdere redenen belangrijk om deze informatie schriftelijk vast te leggen. Ten eerste kan de arts op basis van deze gegevens op een zo transparant mogelijke wijze besluiten nemen over het in gang zetten van hulp en/of het doen van een melding. Ten tweede zijn deze gegevens van groot belang voor de continuïteit van de hulpverlening, bijvoorbeeld bij waarneming door een andere arts. De gegevens moeten daarom als dossieraantekening, en niet als persoonlijke werkaantekening worden beschouwd.”

Op grond van het voorgaande komt het college tot het oordeel dat verweerder de informatie terecht en op juiste wijze in het medisch dossier heeft opgenomen.

Niet alleen omdat deze informatie relevant is voor de zorgverlening aan de zoon, maar ook omdat hij deze onder de S-regel van de SOEP-notitie heeft genoteerd, zonder daarbij een waardeoordeel of een conclusie te geven.

De stelling van klager dat de informatie uitsluitend als persoonlijke werkaantekeningen van verweerder in het dossier mochten worden opgenomen, houdt geen stand. De meldcode vermeldt uitdrukkelijk dat dit soort informatie niet als persoonlijke werkaantekening kan worden beschouwd en als dossieraantekening moet worden opgenomen. Bij persoonlijke aantekeningen gaat het immers om geheugensteuntjes voor de arts met betrekking tot informatie die niet van belang is voor de continuïteit van de zorg.

Verweerder was dan ook gehouden deze informatie op deze wijze aan het dossier toe te voegen, zodat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is.

Ten aanzien van de beslissing van verweerder om niet in te gaan op het vernietigingsverzoek van klager is het college van oordeel dat verweerder zorgvuldig te werk is gegaan. Niet alleen heeft hij zich, gelet op de gecompliceerde situatie, herhaaldelijk laten informeren door adviseurs van de KNMG, maar heeft hij ook overleg gepleegd met de vertrouwensarts van Veilig Thuis en met collegae huisartsen. Al deze contacten zijn zorgvuldig genoteerd.

Zelfs in het geval de zoon aan verweerder toestemming zou geven tot vernietiging van de gewraakte gegevens, dan nog moet het dossier bewaard blijven, gelet op de verzwaarde bewaarplicht die in het geval van (vermoedens) van kindermishandeling bestaat. Dergelijke gegevens dienen bewaard te blijven tot 20 jaar nadat het betreffende kind meerderjarig is geworden, of zoveel langer als in verband met goed hulpverlenerschap noodzakelijk is. 

Het college is dan ook van oordeel dat verweerder terecht en op goede gronden geweigerd heeft om informatie uit het dossier van de zoon te verwijderen, zodat ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond is.

Ad klachtonderdeel c)

Het college is van oordeel dat het klachtonderdeel met betrekking tot het te laat reageren op de klacht van klager en het niet bieden van openheid omtrent de afhandeling ervan niet, althans onvoldoende, is onderbouwd. Verweerder heeft bovendien het klachtonderdeel gemotiveerd betwist. Het college heeft ook niet kunnen vaststellen dat klager een officiële klacht bij verweerder heeft ingediend.

Het college zal ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond verklaren.

Ad klachtonderdeel d)

Het college begrijpt dit klachtonderdeel aldus dat verweerder de afgifte van het dossier onnodig heeft vertraagd.

Het eerste verzoek van klager om inzage in het ‘dossier van laatste 1 jaar’, dateert van

15 november 2019. Na overleg met de KNMG-informatielijn heeft verweerder klager diezelfde dag nog laten weten dat hij daarvoor toestemming van de zoon nodig had, welke toestemming op 21 januari 2019 door de zoon werd gegeven. Op 6 februari 2019 staat in het dossier vermeld dat klager het dossier van het laatste jaar kwam inzien en daarbij om een uitdraai van de laatste vijf jaar vroeg. Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven dat hij na overleg met derden aan dat verzoek zou voldoen. Op 21 maart 2019 ontving verweerder een brief van de gemachtigde van klager met het verzoek om inzage in het volledige dossier. Verweerder had diezelfde dag opnieuw overleg met de KNMG-informatielijn. Op 12 april 2019 heeft verweerder het dossier aan beide ouders verzonden.

Het college is van oordeel dat het tijdsverloop tussen 6 februari en 20 maart 2019 bezien vanuit het gezichtspunt van klager mogelijk sneller had gekund, maar gegeven de conflictsituatie die tussen beide ouders bestond en de zorgen over de zoon, is het alleszins begrijpelijk dat verweerder enige tijd heeft genomen om tot een zorgvuldige afweging te kunnen komen. Alle stappen in dit afwegingsproces heeft verweerder op zorgvuldige wijze vastgelegd en verweerder heeft de betrokkenen hierover steeds adequaat geïnformeerd.

Er is dan ook geen grond om verweerder hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Ook dit klachtonderdeel wordt kennelijk ongegrond verklaard.

Al met al is het college van oordeel dat verweerder met veel geduld op een zorgvuldige, transparante en integere wijze heeft gehandeld en in dit conflict tussen de ouders, steeds het belang van de zoon, zijn patiënt, heeft vooropgesteld.

Op grond van het voorgaande wordt de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Alle overige verzoeken die door klager in de slotzin onder 3. (Het standpunt van klager en de klacht) zijn gedaan, laat het college buiten beschouwing omdat het college hierin geen wettelijke taak heeft.

Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing worden gepubliceerd.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klacht kennelijk ongegrond;

-          bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift ‘Medisch Contact’.

Aldus beslist door T. Zuidema, voorzitter, A. de Jong en C.L.S.M. Stuurman, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van C.W.M. Hillenaar, secretaris en uitgesproken door

C.D.M. Lamers op 16 juli 2020 in aanwezigheid van de secretaris.

Tuchtrecht
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.