Laatste nieuws
Sandra Bijl
6 minuten leestijd
ouderen

Geweld in gezinnen gezien

Plaats een reactie

Huisarts heeft bij huiselijk geweld sleutelrol in hulpverlening



De huisarts weet vaak niet welke hulpverleners bemoeienis hebben met zijn patiënten. Veel hulpverleners rapporteren namelijk niet of nauwelijks. Voor slachtoffers van huiselijk geweld kan dat ernstige gevolgen hebben. Wijkgebonden werken verbetert de communicatie en verkleint de risico’s.


De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) schreef een openbaar rapport over de zorgverlening aan Gessica, het vermoorde Maasmeisje.1 Eén van de conclusies: er had geen systematisch overleg en informatie-uitwisseling plaatsgevonden tussen de verschillende professionals. De huisarts was niet bekend met de melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), noch met die bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvK). Ook zocht de laatste huisarts geen contact met instellingen of zorgverleners waarbij Gessica in behandeling of bekend was. Een incident? Waarschijnlijk niet.



Klappen


Net na de zomervakantie, tijdens een dienst, wil de praktijkondersteuner even overleggen over een patiënte die vertelt dat haar echtgenoot haar slaat. Zij is gekomen met haar veertienjarige dochter Jasmijn, die het slaan bevestigt. Ik blijk hun huisarts te zijn en spreek een vervolgconsult af waarin ik het geweld verder inventariseer. Ook Jasmijn en de twaalfjarige zoon Lars krijgen af en toe klappen. Moeder heeft vooral last van het geestelijke geweld. Ze staat open voor ondersteuning. Ik meld haar aan bij het Lokaal Team Huiselijk Geweld, waarin het AMK, Bureau Jeugdzorg, het algemeen maatschappelijk werk, Riagg, GGD en politie zijn afgevaardigd. Ook meld ik haar na overleg aan voor het project Memosa-moeder (Mentor Moeders voor Steun & Advies). Een getrainde moeder die dezelfde taal spreekt, inventariseert de problemen en de hulpvraag. Omdat de partner bijna continu thuis is, vinden de gesprekken in de huisartsenpraktijk plaats.



De Memosa-moeder vertelt na enkele gesprekken dat de dochters dit jaar naar het Riagg zijn verwezen. Onze huisartsenpraktijk heeft geen correspondentie ontvangen. Van de moeder krijg ik namen van de hulpverleners. Ik bel. Van Jasmijn, verwezen wegens forse slikangst, is het dossier na het intakegesprek gesloten omdat ze geen gehoor gaf aan de uitnodigingen. De conclusie uit het intakegesprek is: ‘een adolescent met angstneurotische problematiek die worstelt met identiteitsvragen behorend bij de adolescentie’. De oudste dochter, Yente (22 jaar), is een enkele keer geweest, maar kreeg van vader geen geld voor de tram. Ook haar dossier werd gesloten. Wel krijg ik van de hulpverlener van het RIAGG het telefoonnummer van ene Katja.



Vlot gekleed


Katja is op school het aanspreekpunt voor pubers met problemen. Ze meldt dat Yente extreem veel verzuimt. Ze maakt zich ernstige zorgen. Vanwege haar beroepsgeheim kan ze niet zeggen waarover, vertelt ze. Hulpverleners gebruiken het beroepsgeheim regelmatig als argument om informatieverstrekking aan de huisarts te weigeren, zelfs als je de patiënt zelf naar ze hebt doorverwezen.



Katja vertelt wel dat Yente af en toe snijdt. Omdat zij niet naar de huisarts wilde, schakelde ze een JGZ-verpleegkundige in. Ik leg Katja uit dat ik mij ernstige zorgen maak over het héle gezin en vraag haar Yente te motiveren met mij een afspraak te maken. Dat lukt. Yente is vlot gekleed, maar oogt heel timide. Ze spreekt een beetje binnensmonds. Later vertelt ze dat haar ouders veel ruzie maken en elkaar dan ook te lijf gaan. Yente blijkt niet goed te slapen en veel wakker te liggen. Ze eet niet meer dan een halve reep chocolade per dag. Verder niets: ‘Ik krijg het niet weg.’ Ze begint te huilen als ik vraag naar haar contact met haar oudste broer, zegt dat ze zich niet veilig voelt met hem in huis. Als ik vraag wat zij nu zou willen voor zichzelf, zegt ze ‘dat er mensen in huis komen die het doen stoppen’.



Naar aanleiding van het consult meld ik ook Yente aan bij het Lokaal Team Huiselijk Geweld. Een collega van me heeft intussen Jasmijn gesproken, die vertelt dat zij door broer Lars wordt geslagen, vaak tot een bloedneus toe. Na overleg besluit ik dit te melden bij het AMK.



Langer dan een jaar


Er is lange tijd geen zicht op de hele gezinssituatie. Veel hulp- en zorgverleners hebben contact met gezinsleden, maar laten de huisarts daar niets over weten. Ik heb zelf de contacten moeten aanhalen: een niet-declarabele tijdsinvestering van zo’n 40 minuten.



Frequent start ik gespecialiseerde thuiszorg op in probleemgezinnen, maar ik hoor zelden iets terug. Dat geldt ook voor Bureau Jeugdzorg, waarvan ik, nadat ik al drie jaar huisarts ben in Rotterdam-Zuid, de eerste correspondentie nog moet ontvangen. En dat terwijl ik weet dat het bij een aantal gezinnen al langer dan een jaar is betrokken. Het algemeen maatschappelijk werk koppelt ook amper terug. Soms ontvang ik onvoldoende informatie van het Riagg of soortgelijke instanties. Zeer frequent geeft het Lokaal Team Huiselijk Geweld telefonisch aan mij door als er voor een patiënt of gezin een begeleidingstraject is besproken. Of en hoe dat verder verloopt en waartoe het leidt, heb ik echter nog nooit vernomen.



Meldcode


De IGZ stelt dat als de veiligheid van een kind in het geding is, andere hulpverleners de JGZ als medebehandelende instantie moeten beschouwen en deze actief van informatie moet voorzien. De huisarts wordt hierbij niet genoemd, terwijl deze altijd medebehandelaar is.



In de concept-JGZ Richtlijn Secundaire preventie kindermishandeling (november 2007) wordt marginaal gesproken over het benaderen van de huisarts om informatie te verzamelen, maar niet één maal over structurele terugkoppeling naar de huisarts: niet over conclusies, een plan van aanpak of de evaluatie van dat plan.2 Ook de Meldcode medici inzake kindermishandeling (KNMG) rept alleen over terugkoppeling van het AMK aan de melder.3



Uit onderzoek van Sylvie Lo Fo Wong blijkt echter duidelijk dat vrouwen die te maken hebben met huiselijk geweld, bijna tweemaal zo vaak het spreekuur van de huisarts bezoeken als de gemiddelde patiënt, veelal met klachten van nek, schouders, buik-, maag- en hoofdpijn.



Geweld tegen de partner en tegen kinderen gaat vaak samen.4 Huiselijk geweld is dus systeemproblematiek. Als een kind zich bij de huisarts meldt met een trauma, is het een kleine moeite om te kijken of het traumagevoelig is en hoe het met broertjes en zusjes is gesteld. De meeste huisartsen zijn namelijk geautomatiseerd en koppelen gezinsleden aan elkaar.



Hooiberg


Een tweede aanbeveling van de IGZ is dat de huisarts als gezinsarts een functie heeft: hij dient een overzicht te hebben hoe de hulpverlening rond een gezin is georganiseerd en dient zich actief in te spannen om eventuele lacunes op te vullen. Om die rol te vervullen, moet je natuurlijk wel weten wie er bemoeienis hebben met een gezin. Maar als dat niet wordt teruggekoppeld, kun je daar nauwelijks achter komen. In een stad als Rotterdam bestaan er van elke hulpverlenende instantie minstens drie. Het is lastig zoeken naar een speld in een hooiberg.



Daarnaast moeten er politieke keuzes worden gemaakt: er is sprake van marktwerking in de zorg. Het is voor huisartsen aantrekkelijker geworden om zich vooral te richten op somatische zorg. De kans is betrekkelijk groot dat het consult dan binnen tien minuten klaar is. Ook een consult van 21 minuten is aantrekkelijk, want dat is te declareren als een consult ‘langer dan 20 minuten’. Met een gesprek van een half uur of langer ben je dief van je eigen portemonnee. De afgelopen twee weken ben ik met één gezin direct en indirect drie uur bezig geweest. Daarvan is slechts een visite van meer dan twintig minuten declarabel, hoewel die in werkelijkheid een uur duurde. Het is financieel niet aantrekkelijk om je bezig te houden met psychosociale problematiek. Ook al gaat dat ten koste van de gezondheid van patiënten en de kwaliteit van de huisartsenzorg.



Systeemdossier


Als er weer wijkgebonden wordt gewerkt, met korte lijnen en meer persoonlijk contact tussen hulpverleners, wordt er vanzelfsprekend meer informatie teruggekoppeld. Zouden dan de signalen van huiselijk geweld niet veel eerder worden opgepakt? En neemt de kwaliteit van zorg dan niet toe? Als alle hulpverleners terugkoppelen naar de huisarts is bovendien helemaal geen elektronisch kinddossier nodig. Dan hébben we dat al, als onderdeel van het systeemdossier: een meerwaarde.



drs. S.B. Bijl, huisarts in Rotterdam



Correspondentieadres:

sbbijl@officedsl.nl

;


c.c.:

redactie@medischcontact.nl

 



Geen belangenverstrengeling gemeld.

Het voorbeeld is geanonimiseerd.



Referenties


1. Verdiepingsrapport IGZ. Zorgverlening door Jeugd­gezondheidszorg, GGZ en huisartsen van Gessica vanuit het perspectief van een veilige ontwikkeling van het kind. Den Haag, 2007. 2. Concept JGZ-standaard Secundaire Preventie Kindermishandeling. Utrecht, 2006. 3. KNMG. Richtlijn Meldcode voor medici inzake kinder­mishandeling. Versie 3.0. Utrecht, 2004. 4. Lo Fo Wong, SH. The doctor and the woman who ‘fell down the stairs’. Family doctor’s role in recognising and responding to intimate partner abuse. Radboud Universiteit Nijmegen, 2006.



PDF van dit artikel



KNMG-meldcode kindermishandeling


Movisie website over huiselijk geweld

kindermishandeling ouderen beroepsgeheim jeugdgezondheidszorg huiselijk geweld
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.